23
“OFF“. Met de (+) en (-) toetsen kunt u tussen geluidsignaal aan
“ON“ of geluidsignaal uit “OFF“ kiezen. Druk op ENTER om te
bevestigen.
GEBRUIK
- INSCHAKELEN
Zet eerst het apparaat aan. De AAN/UIT schakelaar voor de
loopband bevindt zich naast de stroomkabel aan de achterzijde
van de motorbekleding. Duw de schakelaar in de “AAN“ positie.
- VEILIGHEIDSSLEUTEL
Controleer of de veiligheidssleutel zich in de loopband bevindt
en de clip aan de kleding van de gebruiker bevestigd is. De
veiligheidssleutel werd ontwikkeld om de stroomverbinding te
onderbreken indien u mocht komen te vallen. Daarom werd de
veiligheidssleutel zo ontwikkeld, dat hij de loopband direct
stopt. Bij hoge snelheden kan het onaangenaam en ook enigs-
zins gevaarlijk zijn als de loopband direct stopt. Gebruik de
veiligheidssleutel daarom alleen voor een noodstop. Om de
loopband tijdens de training veilig, comfortabel en volledig
onder normale omstandigheden te stoppen, gebruikt u de STOP
toets. Is de veiligheidssleutel niet in de loopband gestoken,
wordt een “sleutelsymbool“ in de Dot Matrix weergegeven.
#
- OPSTAPPEN OP DE LOOPBAND EN AFSTAPPEN VAN
DE LOOPBAND
Wees voorzichtig als u op de loopband stapt of van de loop-
band afstapt. Gebruik zoveel mogelijk de handrails als u op- of
afstapt. Ga niet op de loopband staan als u het gebruik van de
loopband voorbereidt. Spreid uw voeten en ga op de beide zij-
platformen naast het loopvlak staan. Zet uw voeten pas op de
band als deze loopt en met constante snelheid beweegt. Stap
voor uw eigen veiligheid pas op de loopband als de snelheid
niet meer dan 2 km/h bedraagt.
Houd uw lichaam en uw hoofd tijdens de training steeds naar
voren gericht. Probeer nooit u op de loopband om te draaien
terwijl de band nog beweegt. Stop de loopband, nadat u de
training beëindigd heeft, door de STOP toets in te drukken.
Wacht tot de loopband volledig stil staat, voordat u probeert
van de loopband af te stappen.
Als u zich onzeker met de snelheid voelt en u niet zeker weet
hoe u het apparaat moet stoppen, pak dan de handrails vast, til
uw voeten van de loopband en plaats deze op de zijplatvor-
men naast het loopvlak. De zijplatvormen zijn een geschikte
plaats om uit te rusten eer u verder gaat met trainen. Denk er
voor uw eigen veiligheid en comfort steeds aan met een lage
snelheid te beginnen.
Gereed voor gebruik
Nadat het apparaat ingeschakeld en de veiligheidssleutel
geplaatst is, is de loopband gereed voor gebruikt. Er kunnen
diverse programma’s gekozen worden of de loopband kan
direct gestart worden. Dat het apparaat gereed voor gebruik is,
kunt u herkennen aan het knipperende hartsymbool in de Dot
Matrix.
Functies en bediening van de trainingscomputer
MANUEEL PROGRAMMA
Nadat het apparaat ingeschakeld is en de veiligheidssleutel
geplaatst is, druk dan op de START toets. De loopband wordt
na 3 seconden met 0,8 km/h (0,5 mph) gestart. U kunt de snel-
heid of de hellingshoek tijdens de training te allen tijde verho-
gen/verlagen. Om de training te beëindigen drukt u de STOP
toets in om de loopband te stoppen. Bij een manuele start van
de training wordt de tijd opgeteld. Bij training met de andere
programma’s, behalve het doeltrainingsprogramma P2 DISTAN-
CE, wordt de tijd teruggeteld.
In de Dot Matrix wordt tijdens de training een “atletiekbaan“
getoond.
1.Apparaat inschakelen.
2.Veiligheidssleutel plaatsen en de clip aan de kleding van de
gebruiker bevestigen.
3.START toets indrukken om met de training te beginnen.
TRAININGSDOELPROGRAMMA’S P1 und P2
(im Deutschen Text steht Traininzielprogramme, die Buchstabe G
fehlt bei Training)
De gebruiker heeft de mogelijkheid zijn training door het instel-
len van trainingsdoelen voor tijd, afstand individueel in te stel-
len. Zodra het apparaat ingeschakeld en de veiligheidssleutel
goed geplaatst is, kunt u de PROGRAM toets indrukken om een
van de doelprogramma’s P1 of P2 te kiezen. In het TIME veld
wordt het programmanummer getoond en in de Dot Matrix
wordt “TIME“ of “DIS.“ voor het betreffende programma weer-
gegeven. Het programma P1 stelt het trainingsdoel op basis
van de tijd in en P2 stelt het trainingsdoel op basis van de
afstand in. Als de gebruiker een programma individueel in kan
stellen, knippert de voorgeprogrammeerde waarde (of de eer-
der ingevoerde waarde) en geeft aan dat u of de knipperende
waarde kunt bevestigen of de waarde kunt wijzigen. Zodra u
uw waarde ingevoerd en bevestigd heeft, start de loopband. In
de Dot Matrix wordt tijdens de training een “atletiekbaan“
getoond. Is de trainingstijd of de trainingsafstand terug geteld,
stopt de band automatisch en in de Dot Matrix wordt “END“
weergegeven.
1.Apparaat inschakelen.
2.Veiligheidssleutel plaatsen en de clip aan de kleding van de
gebruiker bevestigen.
3.Druk de PROGRAM toets 1x in voor P1 = doeltijd of druk de
PROGRAM toets 2x in voor P2 = doelafstand.
4.Druk op de ENTER toets om het gekozen programma te bevesti-
gen.
5.Gebruik de INCLINE toetsen (+), (-) of de SPEED toetsen (+), (-)
om de doeltijd of doelafstand in te voeren.
6.Druk op de ENTER toets om te bevestigen. De band start automa-
tisch en de training begint.
HELLINGSHOEKPROGRAMMA’S P3, P4 en P5
Zodra het apparaat ingeschakeld en de veiligheidssleutel goed
geplaatst is, kunt u de PROGRAM toets indrukken om een van
NL