105
c) Stroommeting „A“
Zorg dat de max. toegestane ingangswaarden in geen geval worden overschreden.
Raak schakelingen en schakeldelen niet aan als daarop een hogere spanning dan
25 V ACrms of 35 V DC kan staan! Levensgevaarlijk!
De max. toegestane spanning in het meetcircuit mag 1.000 V in CAT III niet over-
schrijden
Metingen in het >5 A-gebied mogen max. 10 seconden duren, en worden uitgevoerd
met een interval van 10 minuten.
Begin de stroommeting altijd met het grootste meetbereik en wissel indien nodig naar een klei-
ner meetbereik. Voor een meetbereik altijd de stroom op de schakeling uitschakelen. Alle
stroommeetbereiken zijn gezekerd en dus beveiligd tegen overbelasting.
Voor het meten van gelijkstromen (A ) gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik „A ”.
- In de tabel kunnen de verschillende meetfuncties en de
mogelijke meetbereiken bekeken worden. Selecteer een
meetbereik en de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie Meetbereik Meetbussen
µA 0,01 µA - 4000 µA COM + mAµA
mA 0,001 mA - 400 mA COM + mAµA
10A 0,001 A - 10 A COM + 10A
- Steek de rode meetkabel in de mA µA- of 10A-meetbus-
sen Het zwarte meetsnoer stopt u in de COM-aansluiting.
- Sluit nu de beide meetsnoeren in serie aan met het meet -
object (batterij, schakeling, enz.); de betrokken polariteit
van de meetwaarde wordt samen met de actuele meet-
waarde op het display weergegeven.
Is er bij een gelijkstroommeting voor de meetwaarde een “-”(min)-teken te zien, dan is de geme-
ten stroom tegengesteld (of zijn de meetsnoeren verwisseld).
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.