Inbouwhandleiding
Pagina met afbeel-
dingen openslaan
s.v.p.!
Inbouw en reparatie van
de kachel mogen alleen
door een vakbekwaam
monteur worden uitge-
voerd. Voor begin van de
werkzaamheden moet eerst
deze inbouwhandleiding zorg-
vuldig worden doorgenomen!
Gebruiksdoel
Dit apparaat is geconstrueerd
voor de inbouw in voertuigen
(reisvoertuigen, caravans, bo-
ten, Vrachtwagens). Andere
toepassingen zijn in overleg
met Truma mogelijk.
Toelating
Conformiteitsverklaring:
De Trumatic E is door de
DVGW gekeurd en is con-
form de EG-richtlijn voor
gastoestellen (90/396/EWG)
evenals de andere geldende
EG-richtlijnen. Voor EU-lan-
den is het CE-product-identifi-
catienummer beschikbaar:
E 2800 (A): CE-0085AP0231
E 4000 (A): CE-0085AP0232
De kachel mag worden ge-
bruikt in door personen ge-
bruikte ruimtes (van motor-
voertuigen) en ook tijdens het
rijden.
Inbouw in de binnenruimte
van autobussen is niet toege-
laten.
Bij een keuring of service-
beurt van het voertuig con-
form §§ 19, 20 en 21 StVZO
moet ook de inbouw worden
gekeurd. Bij inbouw achteraf
moet § 19 StVZO in acht wor-
den genomen.
Algemene typegoedkeu-
ring van de constructie
door de Duitse automo-
bielinspectie:
E 2800 (A): S 140
E 4000 (A): S 139
Voorschriften
Elke verandering aan het toe-
stel (incl. de rookgas-afvoer-
buis en de warmte-uitlaat) of
het gebruik van niet-originele
Truma reserveonderdelen of
accessoires die belangrijk zijn
voor het functioneren van het
toestel evenals het niet in
acht nemen van de instruc-
ties in de Inbouwhandleiding
en de Gebruiksaanwijzing
maken de garantie ongeldig
en hebben tot gevolg dat aan-
sprakelijkheidseisen komen te
vervallen. Bovendien vervalt
hierdoor de gebruikstoelating
voor het apparaat en in som-
mige landen ook voor het
voertuig.
De bedrijfsdruk voor de
gastoevoer, 30 mbar (resp.
28 mbar butaan/37 mbar pro-
paan) of 50 mbar, moet gelijk
zijn aan de bedrijfs-druk van
het apparaat (zie fabrieks-
plaatje).
Het fabrieksplaatje uit de
gebruiks- en inbouwaan-
wijzing halen en op een
duidelijk zichtbare plaats
die tegen beschadigingen
is beschermd op de ver-
warming plakken. Het jaar
van eerste inbedrijfneming
moet op het fabrieksplaat-
je worden aangekruist.
Bij inbouw van het appa-
raat dienen de technische
en administratieve voor-
schriften van het land
waarin het voertuig voor
het eerst wordt toegelaten
te worden nageleefd.
In Duitsland b.v. moeten
gastoestellen, plaatsing van
de gasflessen, kabelverleg-
ging alsook keuring en dicht-
heidstest aan het DVGW-
werkblad G 607 voor installa-
ties met vloeibaar gas in vrij-
etijdsvoertuigen resp. G 608
voor installaties met vloeibaar
gas op watersportvoertuigen
beantwoorden.
Bij industrieel genutte voertui-
gen dient er rekening te wor-
den gehouden met de over-
eenkomstige ongevallenpre-
ventievoorschriften van de
ongevallenverzekeringen
(BGV D 34).
Meer informatie over de voor-
schriften in de verschillende
landen kunt u aanvragen bij
onze dealers in het buitenland
(zie internationale service).
Uitlaatgasleidingen en
schoorstenen moeten zo zijn
verlegd, dat uitlaatgazen niet
in het voertuig kunnen bin-
nendringen. Onderdelen die
voor het bedrijf van het voer-
tuig belangrijk zijn, mogen in
hun werking niet worden be-
lemmerd. De monding van de
uitlaatgaspijp dient naar bo-
ven, naar opzij of bij uitlaat-
gasgeleiding onder de voer-
tuigbodem tot in de buurt van
de zijdelingse of achterste be-
perking van de bestuurders-
cabine of van het voertuig
worden gebracht.
Verdeling van de warme
lucht: Aanzuigopeningen
voor verwarmingslucht moe-
ten zo zijn gerangschickt, dat
een aanzuigen van uitlaatga-
zen van de voertuigmotor en
het verwarmingstoestel niet
kan plaatsvinden. Bij de in-
bouw moeten maatregelen
worden genomen om te voor-
komen dat de in het interieur
van het voertuig gebrachte
verwarmingslucht kan wor-
den verontreinigd (bijv. door
oliedampen). Aan deze voor-
waarde wordt bijvoorbeeld
voldaan bij luchtkachels in re-
circulatiestand (zowel bij in-
bouw binnen als bij inbouw
buiten). (Bij frisseluchtgebruik
mag de frisselucht niet uit de
motorruimte of uit de buurt
van de uitlaat of de rookgas-
afvoer-warmte-uitlaat van de
kachel worden aangezogen.)
Aanwijzingen voor in-
bouw in bedrijfsauto’s
De TÜV-gekeurde flessenhou-
der (art.-nr. 39741-00) - zie af-
beelding J1 - is onderdeel van
de algemene typegoedkeu-
ring van de constructie door
de Duitse inspectie van
vrachtwagens voor de ver-
warmingen Trumatic E, con-
form StVZO § 22 a. Volgens
deze verordening mogen
2 gasflessen met ieder max.
15 kg inhoud aangesloten zijn
en gedurende het rijden voor
de werking van de verwar-
mingen worden gebruikt. Ter
bescherming van het flessen-
ventiel en de gasdrukregelaar
is alleen de met de flessen-
houder meegeleverde be-
schermkap noodzakelijk.
Ter voorkoming van diefstal
of om optische redenen kan
de gasfles ook door de af-
sluitbare flessenkast (art.-nr.
39010-21100) - zie afbeelding
J2 - omsloten worden. De
kast wordt tezamen met de
flessenhouder aan het voer-
tuigframe vastgeschroefd.
Bij inbouw van het verwar-
mingstoestel in bijzonderen
voertuigen (bijvoorbeeld voer-
tuigen voor het transport van
gevaarlijk stoffen) moeten de
voor dergelijke voertuigen
geldende voorschriften in
acht worden genomen.
Aanwijzingen
voor de inbouw in
bestuurderscabines
1. Bij verwarmingen met de
opening van de rookgasaf-
voerbuis onder de vloer van
het voertuig, moet de afvoer
- warmte-uitlaat tot bij de zij -
of achterkant van de voertuig-
cabine of het voertuig komen,
waardoor niet te verwachten
valt dat rookgassen in de
ruimte van het voertuig zullen
binnendringen.
2. Montagehandleidingen en
inbouwsets voor de be-
treffende types zijn bij Truma
verkrijgbaar.
3. In Duitsland is bij voertui-
gen voor gevaarlijke stoffen
en tankwagens in het toepas-
singsgebied van de ADR de
verwarming alleen toegelaten
met het Truma voorschakel-
apparaat.
Inbouwvoorschriften
voor vast gemonteer-
de laadruimtekachels
1. Inwendige inbouw van ka-
chels verdient de voorkeur.
Wanneer het binnendringen
van water in de kachel door
schoonmaakwerkzaamheden
mogelijk is, moeten de voor
buitenmontage bedoelde ka-
cheltypen (E 2800 A,
E 4000 A) worden gebruikt.
2. Bij gebrek aan plaats in de
laadruimte moet de kachel
met bodemschoorsteen aan
de voorzijde van het voertuig
worden gemonteerd. Als de
kachel onder de vloer met
een wandschoorsteen wordt
ingebouwd, dient u er met al-
le geschikte middelen voor te
zorgen dat door de omge-
vingslucht- en verbrandings-
kringloop vuil noch vocht in
de kachel terecht kan komen.
3. Montage in voer-/vaartui-
gen bestemd voor het trans-
port van gevaarlijke goederen
is niet geoorloofd.
Aanwijzingen voor de
inbouw in boten
Voor de inbouw in boten
moeten de inbouwvoorschrif-
ten inhoudelijk worden toege-
past Verder moet op het vol-
gende worden gelet:
1. In Duitsland dienen voor
sportboten de „technische re-
gels“ van het DVGW-werk-
blad G 608 en voor de be-
roeps-binnenscheepvaart de
„Richtlijnen voor bouw, uit-
rusting, keuring en werking
van vloeibare gasinstallaties
voor huishoudelijke doelein-
den op vaartuigen in de bin-
nenscheepvaart“ (BGR 146)
in acht te worden genomen.
Vervolgens mag de vloeibare
gasinstallatie alleen door de
ongevallenverzekering in de
binnenscheepvaart erkende
installateurs worden inge-
bouwd en door deskenigen
van deze ongevallenverzeke-
ring worden gekeurd. In an-
dere landen dienen de aldaar
geldende voorschriften te
worden opgevolgd.
34