Fase I in het kort:
Leg een veilinghuis- of kasteelkaart neer met de rugzijde naar
boven en onthul tegelijk met de andere spelers welke plaats je
hebt gekozen.
3
Op de actiekaarten staat welke acties mogelijk zijn op welke
plaatsen. Achter op de actiekaarten staat het getal 2.
51 Voorwerpkaarten
Op de voorwerpkaarten staan de verzamelobjecten waar het
iedereen om te doen is. Op deze kaarten staan de diverse ver-
zamelobjecten, verdeeld in zes categorieën (A-F). Op de voor-
werpkaarten staat ook hoe oud de verzamelobjecten zijn. Hoe
ouder een voorwerp is, des te waardevoller. Met deze kaarten
kunnen spelers een tentoonstelling samenstellen.
Spelvoorbereiding
Kies een kleur
Om te bepalen wie welke kleur heeft, pakt een van de spelers
één kasteelkaart van elke kleur (in totaal zes). De kaarten wor-
den geschud en met de rugzijde naar boven op de tafel gelegd,
en elke speler mag een kaart kiezen.
Deel de plaatskaarten en actiekaarten
Vervolgens krijgt elke speler de rest van de kaarten in zijn of
haar kleur: de veilinghuiskaart en de acht actiekaarten. Als er
minder dan zes spelers meedoen, worden de overgebleven
kaarten uit het spel gehaald.
Pak een pion
Elke speler pakt de driehoekige pion in zijn of haar kleur en zet
hem in de club op het speelbord.
Deel de voorwerpkaarten
Schud de 51 voorwerpkaarten goed en geef iedere speler on-
gezien vier kaarten. De spelers mogen hun kaarten bekijken en
leggen ze dan voor zich, met de rugzijde naar boven (‘dicht’).
De overgebleven voorwerpkaarten worden verdeeld over twee
ongeveer gelijke stapels. Deze komen met de beeldzijde naar
boven (‘open’) in de twee etalages van het veilinghuis. Zo zijn
er altijd twee stapels voorwerpkaarten om uit te kiezen.
Let op: de spelers mogen alleen de bovenste kaarten van de
twee stapels zien.
Spelverloop – De grote lijnen
Het spel wordt gespeeld over meerdere ronden. Elke ronde be-
staat uit vier fasen:
•Fase I (Waar?): Alle spelers kiezen een plaats: het kasteel
of het veilinghuis. Ze laten tegelijkertijd door middel van een
plaatskaart (een kaart met het getal 1 achterop) zien waar ze
heenwillen.
•Fase II (Wat?): Alle spelers laten tegelijkertijd door middel
van een actiekaart (een kaart met het getal 2) zien welke
actie ze willen uitvoeren op de door hen in fase I gekozen
plaats.
•Fase III: De eventueel in fase II gespeelde actiekaarten voor
het veilinghuis worden uitgevoerd.
•Fase IV: de eventueel in fase II gespeelde actiekaarten voor
het kasteel worden uitgevoerd.
Spelverloop – De details
Fase I: kiezen “Waar”
In deze fase beslissen alle spelers waar
ze heen willen: naar het veilinghuis of
het kasteel.
Een speler kiest met behulp van de
kaartjes met een ‘1’op de rugzijde. Leg het kaartje met de be-
stemming van je keuze voor je, met de rugzijde naar boven. Na-
dat alle spelers een plaatskaart hebben neergelegd, draaien ze
ze om. Nu weet elke speler waar iedereen naartoe wil. Maar
niemand weet van de andere spelers welke acties ze daar willen
uitvoeren. Dat wordt pas tijdens de volgende fase duidelijk.
2
1