Automatisch mixen van meerdere functies
Opmerkingen bij de mixers en hun instelmogelijkheden
Bij veel modellen is er vaak een mixen van verschillende aansturingen in het model wenselijk, b.v. een
koppeling van rol- en richtingsroer of de koppeling van 2 servo’s, wanneer twee hoogteroeren door aparte
servo’s moeten worden aangestuurd. De directe signaalstroom tussen de stuurknuppel en een bijbehorende servo
wordt op een bepaalde plek “afgetakt”, om het signaal op een gedefinieerde manier ook effect te laten hebben
op andere ontvangeruitgangen.
Voorbeeld: aansturing van twee hoogteroerservo’s door de hoogetroer-stuurknuppel:
bedieningselement stuurfunctie-ingang
(stuurfunctie) stuurkanaal servo 1
(ontvangeruitgang) servo 2
mixer
aanwijzing: 0%…+125% = gelijke draairichtng en –125%…0% = tegengesteld
De software vande zender mc-12 bevat al een groot aantal voorgeprogrammeerde koppelfuncties, waarbij twee
(of meerdere) stuurkanalen met elkaar gemixt worden. Afhankelijk van het in de Systeem-rotatie opgegeven
modeltype (Unifly, Acrobatic-Nautic-Car of Helicopter) worden deze mixers automatisch geactiveerd, zie
bladzijde 31.
Daarnaast beschikt de software voor alle drie modeltypen ook nog over telkens drie vrij programmeerbare
mixers, aangeduid met A, B resp. C. Aan de drie vrij programmeerbare mixers wordt een willekeurige
stuurfunctie (stuurknuppel, draaimodule, schakelmodule) als mixer-ingang toegewezen. De mixer-uitgang heeft
effect op een stuurkanaal naar keuze, dat, voordat hij het signaal naar de servo leidt, alleen nog door de functies
servo-omkeer, servo-neutraalverstelling en servo-uitslag beïnvloedt kan worden. Een stuurfunctie
(bedieningselement) mag tegelijkertijd voor meerdere mixer-ingangen gebruikt worden. Omgekeerd mogen ook
meerdere mixer-uitgangen op één en hetzelfde stuurkanaal effect hebben.
Softwarematig is de vrij programmeerbare mixer altijd ingeschakeld. Wanneer u dat wenst, kan aan de mixer
ook een AAN-/UIT- schakelaar worden toegewezen. Let u vanwege het grote aantal schakelbare functies echter
op een eventuele dubbele bezetting van een schakelaar.
Wezenlijke parameters van de mixers zijn:
• Het mix-percentage, dat bepaalt, in welke mate het ingangssignaal op het aan de uitgang van de mixer
aangesloten stuurkanaal effect heeft. Het mix-percentage wordt symmetrisch naar beide stuurichtingen
ingesteld.
•
Het neutraalpunt van een mixer, dat ook met “Offset” wordt aangeduid. De Offset is dat punt op de uitslag
van een stuurelement (stuurknuppel, draai- of schakelmodule), waarbij de mixer het aan zijn uitgang
aangesloten stuurkanaal nog net niet beïnvloedt. Normaal gesproken is dit de middenstelling van het
stuurelement. De Offset kan op een willekeurig punt van de stuurelement-uitslag worden gelegd.
Vrij programmeerbare mixers A - C
Instellen van eigen mixercombinaties
De principes van het programmeren van een vrije mixer met als voorbeeld mixer “A”:
De wip-toets
CH
zo lang indrukken, tot de aanduiding “Ach” verschijnt. Met
INC
het nummer van de
stuurfunctie (= bedieningselement 1…7) en met
DEC
het nummer van het stuurkanaal (= uitgang 1…7)
vastleggen. De ingestelde kanalen worden in de onderste regel weergegeven. (
CLEAR
zet op deze plaats de
mixer terug naar de standaard-instellingen).
CH
indrukken: aanduiding wisselt naar: “ASW” (SW= Switch, schakelaar). Hier wordt vastgelegd, of de mixer
voortdurend ingeschakeld moet blijven, aanduiding “ON”, of dat aan de mixer een schakelaar moet worden
toegewezen, om hem uit- of aan te kunnen zetten. Daarvoor in dit programma-onderdeel
INC
of
DEC
indrukken. In de onderste regel verschijnt het stekkerbus-nummer, waaraan u op de print de desbetreffende
externe schakelaar moet aansluiten, zie bladzijde 13:
mixer externe schakelaar schakelt tegelijktijdig
A aan bus 5 “LDE/F/S” bladzijde 52
B aan bus 4 “E-F”, “GL1/0” bladzijde 52, 70
C aan bus 3 “FE1/0” “FA1/0” bladzijde 36, 38