13
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
ALARM UITSCHAKELEN fig. 12
Druk op de knop
Ë
van de sleutel met
afstandsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering
van bepaalde markten):
❒
de richtingaanwijzers knipperen
twee keer kort;
❒
u hoort twee korte akoestische
signalen (“BIEP’s”);
❒
de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als een afzonderlijk
portier met de metalen noodsleutel
wordt vergrendeld, schakelt het alarm
niet in.
U kunt het alarm uitschakelen door de
start-/contactsleutel in stand ON te
draaien.
fig. 13
F0L0171m
VOLUMETRISCHE BEVEILIGING
In de plafondverlichting voor bevinden
zich de volumetrische sensoren. Voor de
juiste werking van de volumetrische
sensoren moeten de portieren, de zij-
ruiten en het opendak (indien aanwezig)
gesloten zijn.
Beveiliging uitschakelen
Indien nodig moet, als het alarm moet
worden ingeschakeld als er personen of
dieren aan boord van de auto zijn, de
volumetrische beveiliging worden uitge-
schakeld door de knop A-fig. 13 op de
plafondverlichting voor in te drukken.
De uitschakeling is ook nodig wanneer
met de afstandsbediening de hulpver-
warming wordt ingeschakeld.
fig. 14
F0L0172m
KANTELSENSOR
De kantelsensor meet iedere verandering
in de hellingshoek van de auto en signaleert
daardoor het geheel of gedeeltelijk optillen
van de auto (bijv. bij het verwijderen van
een wiel).
De kantelsensor signaleert een minimale
verandering in de hellingshoek van de
auto, zowel langs de lengte- als de dwars-
as. Veranderingen in de hellingshoek
worden niet gesignaleerd als de snelheid
lager is dan 0,5°/min. (bijvoorbeeld: als
een band langzaam leegloopt).
Beveiliging uitschakelen
Voor het uitschakelen van de kantelsen-
sor (bijvoorbeeld bij het slepen van de
auto met ingeschakeld diefstalalarm)
moet u de knop B-fig. 14 op de
plafondverlichting voor indrukken. De
beveiliging blijft uitgeschakeld totdat de
portieren centraal worden ontgrendeld.