22
a) Koelmodus
Schakel de spanningstoevoer in.
Schakel het apparaat in via de
afstandsbediening.
Stel m.b.v. de toets “TEMP“ de na te streven
temperatuur lager in dan de voorhanden zijnde
kamertemperatuur.
Met de toets “MODE“ stelt u de modus “COOL“
(koelen) in. Let wel dat het volledige
koelvermogen pas na ca. 5 minuten wordt
bereikt.
Controleer alle functies zoals beschreven in de
handleiding.
Meet en noteer alle vereiste waarden en
controleer de veiligheidsfuncties.
Controleer de condensaatleiding door in de
condensaatkuip gedestilleerd water best m.b.v.
een tuitfles te gieten.
Mocht de buiten-/binnentemperatuur buiten het
temperatuurbereik “koeling” liggen (zie hoofdstuk
3), druk twee keer op de noodschakelaar om de
koelmodus geforceerd tot stand te brengen (zie
hoofdstuk 9). Voer daarna de inbedrijfstelling uit.
b) Verwarmingsmodus
Stel m.b.v. de toets “TEMP“ de na te streven
temperatuur hoger in dan de voorhanden zijnde
kamertemperatuur.
Met de toets “MODE“ stelt u de modus “HEAT“
(verwarmen) in. Let wel dat het volledige
verwarmingsvermogen pas na ca. 5 minuten
wordt bereikt.
Controleer alle functies zoals beschreven in de
handleiding.
Meet en noteer alle vereiste waarden en
controleer de veiligheidsfuncties.
Schakel daarna de installatie uit, monteer alle
eventueel gedemonteerde onderdelen en maak de
gebruiker wegwijs in de functies en de bediening van
de airco.
NL