Installatievoorschriften Renovent HR SWB februari 2004
3
Installeren Hoofdstuk 2
2.3 Aansluiten kanalen
Het luchtafvoerkanaal hoeft niet van een inregelklep te worden
voorzien, de luchthoeveelheden worden door het toestel zelf ge-
regeld e.e.a. is afhankelijk van de instelling van de dipswitches op
de regelunit (zie hiervoor paragraaf 2.10). Om condensatie op de
buitenzijde van het buitenluchttoervoerkanaal en het lucht-
afvoerkanaal vanaf de Renovent HR SWB te voorkomen, dienen
deze kanalen tot op het toestel uitwendig dampdicht te worden
geïsoleerd. Geadviseerd wordt om de kanalen van en naar de
woning flexibel aansluiten op het toestel d.m.v. akoestisch
flexibele slang met een lengte van minimaal 150 cm.
Het toevoerkanalen- systeem zo uitvoeren dat in de nominale
stand aan NEN 1070, tabel 4 wordt voldaan. Denk hierbij aan
overspraak en installatiegeluid, ook bij instortkanalen.
De toevoerkanalen zonodig isoleren, b.v. indien deze buiten de
geïsoleerde schil worden aangebracht.
A = Geen rioolontluchting in hetzelfde dakvlak
als ventilatie toevoer
B = Ventilatie toevoer mogelijkheid bij einde
dakvlak
C = Voorkeur luchttoevoer
D = Geventileerde nokconstructie
E = Toe- en afvoerpijpen flexibel geïsoleerd
aansluiten
F = Renovent HR SWB (waterpas opstellen)
G = Condensafvoer aansluiten volgens
installatievoorschrift
H = Toe- en afvoerpijpen akoestisch geïsoleerd
aansluiten
I = Geïsoleerde ventilatiedakdoorvoerFiguur 2: Aansluitvoorbeeld Renovent HR SWB 5280-A
A = 10 mm boven dakbeschot
B = dakisolatie
C = dichtschuimen
D = pijp t.b.v. suppletielucht zorgvuldig isoleren en
dampdicht afwerken
Figuur 3: Doorvoer buitenluchtkanaal door het dakbeschot
onder de pannen. 4759-0
De buitenluchttoevoer laten plaatsvinden bij voorkeur vanuit de
beschaduwde zijde van de woning, bijvoorbeeld uit de gevel of
overstek; indien de buitenlucht van onder de pannen wordt aan-
gezogen, dit op zodanige wijze doen dat er geen condenswater
in het dakbeschot ontstaat en er geen water in kan lopen. Het
buitenluchttoevoerkanaal zo uitvoeren dat oppervlakteconden-
satie wordt voorkomen.