2
Installatievoorschriften Renovent HR SWB februari 2004
Hoofdstuk 2 Installeren
2.1 Algemeen
De Renovent HR SWB kan op een luchtverwarmer uit de SWB-se-
rie worden geplaatst (alleen uitvoering 1/1/2) of met de daarvoor
meegeleverde ophangbeugels direct aan de wand worden be-
vestigd.
Bij wandmontage het toestel trillingsvrij, m.b.v. bijgeleverde op-
hangset, bij voorkeur bevestigen aan een massieve wand met een
minimale massa van 200 kg/m
2
.
Bij plaatsing van een Renovent HR SWB op een gasgestookte
luchtverwarmer moet de rookgasafvoer en eventueel de lucht-
toevoer demontabel zijn i.v.m. onderhoud aan de Renovent.
Het toestel dient waterpas te worden geplaatst. De opstelling-
ruimte zodanig kiezen dat een goede condensafvoer met water-
slot gemaakt kan worden en rekening houden met het verval
voor condenswaterafvoer. De opstellingruimte moet vorstvrij zijn.
Zorg voor een vrije ruimte van minimaal 80 cm aan de voorzijde
van het toestel in verband met schoonmaken van de filters en
onderhoud aan het toestel.
Om te voorkomen dat de wisselaar van de Renovent HR tijdens
een vorstperiode invriest, is het toestel voorzien van een vorst-
beveiliging. De vorstbeveiliging grijpt in als de wisselaar dreigt in
te vriezen. In eerste instantie zal er een onbalans in de toe- en
afvoer worden gebracht (1
e
fase). Mocht dit niet voldoende zijn
dan zal alsnog de toevoer worden uitgeschakeld (2
e
fase).
De vorstbeveiliging zorgt zowel in 1
e
fase als in 2
e
fase voor extra
warmeluchttransport over de wisselaar. Op deze manier zal de
wisselaar weer ontdooien. E.e.a. is hieronder nog eens in de tabel
weergegeven.
Bij woningen met nog relatief veel bouwvocht is het in zeer kou-
de weersomstandigheden niet altijd te vermijden dat de warmte-
wisselaar alsnog invriest. U merkt dit op doordat de unit relatief
veel geluid produceert. Wij adviseren u in deze situatie het filter-
deurtje tijdelijk open te zetten gedurende de strenge vorstperio-
de.
Inschakelen van de vorstbeveiliging
1
e
fase 2
e
fase
Ventilatorstand Toevoerlucht Afvoerlucht Toevoerlucht Afvoerlucht
(schakelaar stand 1, 2 of 3) naar woning uit woning naar woning uit woning
luchthoeveelheid 60 of 80 m
3
/h 60 of 80 m
3
/h traploos naar 0 m
3
/h 60 of 80 m
3
/h
120 of 160 m
3
/h
luchthoeveelheid > 100 m
3
/h traploos > 100 m
3
/h 0 m
3
/h > 100 m
3
/h
naar 0 m
3
/h
2.2 Voorschriften
Het installeren van de Renovent HR SWB moet geschieden over-
eenkomstig:
• De bepalingen en voorschriften in het Bouwbesluit.
• De veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties,
NEN 1010.
• De voorschriften voor het aansluiten op binnenriolering in
woning/ woongebouwen, NEN 3287.
• Voorschriften voor ventilatie van woningen en woongebou-
wen, NEN 1087.
• Eventuele aanvullende voorschriften van de plaatselijke nuts-
bedrijven.
• De installatievoorschriften van de Renovent HR SWB.
• De capaciteitsberekening maken conform het Bouwbesluit
• Kwaliteitseisen ventilatiesystemen woningen ISSO 61
Netvoeding aansluiten na montage kanalen!