37
Beschrijving van het apparaat
Voorkant apparaat
➀
➁
➁
➃
➂
➄
➅
➆
➀
Boter-/kaasvakken
➁
Deurvak
➂
Flessenvak
➃
Groentelade
➄
Planken
➅
Temperatuurregelaar en
lichtschakelaar
➆
Typebordje
In gebruik nemen en temperatuurregeling
☞
U steekt de steker van de koelkast in een kontaktdoos met randaarde. Als u de koelkastdeur opent, wordt
de binnenverlichting ingeschakeld.
De draaiknop voor de temperatuurkeuze bevindt zich rechts in
de koelruimte.
Stand „0“ betekent: uit.
Draaien in de richting van „1“ (met de wijzers van de klok mee):
koelaggregaat aan, dit werkt dan automatisch.
Stand „1“ betekent:
hoogste binnentemperatuur,
warmste instelling.
Stand „6“ betekent:
laagste binnentemperatuur, koudste instelling.
Bij een lage omgevingstemperatur van ca. 16°C bevelen wij stand „1” aan. Bij een omgevingstemperatuur
van ca. 25°C stand „2”. Als u een lagere temperatuur wenst stand „3” o „4”.
Belangrijk!
Hoge omgevingstemperatuur (bijv. op hete zomerdagen) en koude instelling van de temperatuurregelaar
(stand “5” tot “6”) kunnen er voor zorgen dat de compressor continue werkt.
Reden: De compressor dient ononderbroken te lopen om bij een hogere omgevingstemperatuur de lage
temperatuur van het apparaat te kunnen handhaven. De koelruimte ontdooit dan niet meer – automa-
tisch ontdooien van de koelruimte is alleen bij stilstaande compressor mogelijk (zie hoofdstuk
“Ontdooien”). Sterke rijpvorming aan de achterwand van de koelruimte is dan het gevolg.
Zet in dat geval de temperatuurregelaar op een warmere stand (stand “3” tot “4”). Bij deze instelling
wordt de compressor geregeld en begint het ontdooien weer automatisch.