NL 15GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5. GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
5.1 AANBEVELINGEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK
Gebruik de machine uitsluitend voor het doel waarvoor hij werd
voorbestemd (het maaien en opvangen van gras).
Laat de beveiligingen waarmee de machine is uitgerust ongemoeid en ongewij-
zigd. DENK ERAAN DAT DE GEBRUIKER ALTIJD AANSPRAKELIJK IS VOOR
SCHADE BEROKKEND AAN DERDEN. Alvorens de machine in gebruik te nemen:
– lees de algemene veiligheidsvoorschriften (
☛
1.2), en besteed speciale aan-
dacht aan het rijden en maaien op hellende terreinen;
– lees aandachtig de gebruiksaanwijzingen, raak vertrouwd met de bedieningen
en leer hoe u het mes en de motor snel tot stilstand kunt brengen.
– breng handen en voeten nooit in de nabijheid van of onder de ronddraaiende
delen en blijft steeds uit de buurt van de uitwerpopening.
Gebruik de machine niet als u in slechte fysieke conditie verkeert, of geneesmid-
delen of andere middelen ineemt die de reflexen of de concentratie verminderen.
De gebruiker is verantwoordelijk voor de beoordeling van de potentiële risico’s
van het terrein waarop moet worden gewerkt, en voor het treffen van alle nodige
maatregelen met het oog op zijn eigen veiligheid en die van derden, met name op
hellingen, hobbelige, gladde of instabiele terreinen.
Laat de machine nooit in hoog gras staan met draaiende motor, om brandgevaar
te vermijden.
Vertraag altijd bij het veranderen van richting, in het bijzonder in smalle bochten.
Deze machine mag niet worden gebruikt op hellingen van meer
dan 10° (17%) (
☛
5.5).
Alle verwijzingen naar de posities van de bedieningen worden weer-
gegeven in hoofdstuk 4.
5.2 INTERVENTIECRITERIA VEILIGHEIDSMECHANISMEN
De veiligheidsmechanismen hebben twee functies:
– ze voorkomen dat de motor wordt gestart als de veiligheidsvoorschriften niet in acht
werden genomen;
– ze leggen de motor stil als er ook maar één veiligheidsvoorwaarde wegvalt.
BELANGRIJK
̆
!
OPGELET!
̆
!
GEVAAR!