||
STARTEN EN RIJDEN
504
seert u contact op te nemen met een erkende
Volvo-werkplaats.
Als u een hulpaccu gebruikt bij het starten
wordt geadviseerd de volgende stappen aan
te houden om kortsluiting en andere schade te
voorkomen:
1. Zet het elektrische systeem van de auto in
de contactslotstand 0.
2. Controleer of de hulpaccu een spanning
van 12 V levert.
3. Als de hulpaccu in een andere auto is
gemonteerd, moet u de motor van die
auto afzetten en ervoor zorgen dat de
beide auto's elkaar niet raken.
4. Bevestig de ene klem van de rode startka-
bel aan de pluspool (1) van de hulpaccu.
BELANGRIJK
Wees voorzichtig bij het aansluiten van de
startkabels om kortsluiting met andere
onderdelen in de motorruimte te voorko-
men.
5. Open de afdekking (2) van het positieve
starthulppunt.
6. Bevestig de andere klem van de rode
startkabel aan het positieve starthulppunt
(2).
7. Bevestig de ene klem van de zwarte start-
kabel aan de minpool (3) van de hulpaccu.
8. Bevestig de andere klem van de zwarte
startkabel aan het negatieve starthulppunt
(4).
9. Controleer of de aansluitklemmen van de
startkabels goed vastzitten om te voorko-
men dat er tijdens de startpoging vonken
ontstaan.
10. Start de motor van de "hulpauto" en laat
deze enkele minuten draaien op een toe-
rental dat iets hoger ligt dan normaal,
zo'n 1500 omw/min.
11. Start de motor van uw auto. Verleng de
laadtijd tot 10 minuten als startpoging
mislukt en probeert het daarna opnieuw.
N.B.
Bij motorstart in normale omstandigheden
wordt doorgaans de elektrische aandrijving
gebruikt – de benzinemotor blijft uitge-
schakeld. Dit betekent dat de elektromotor
“gestart” en de auto rijklaar is, wanneer u
de startknop rechtsom hebt omgedraaid.
Ter bevestiging dat de elektromotor is
gestart, doven de controlesymbolen op het
bestuurdersdisplay en gaat het gekozen
thema branden.
BELANGRIJK
Raak de aansluitingen tussen de kabel en
de auto niet aan tijdens het starten. Er
bestaat namelijk gevaar voor vonkvorming.
12. Verwijder de startkabels in omgekeerde
volgorde – eerst de zwarte kabel en
daarna de rode.
Zorg dat geen van de aansluitklemmen
aan de zwarte startkabel contact kan
maken met het positie starthulppunt op de
auto/de pluspool van de starthulpaccu of
met de aangesloten klem van de rode
startkabel.