102
h) Diodetest
ƽ
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik
.
- Druk op de toets “SELECT” (9) om de meetfunctie om te schakelen. Op
het display verschijnt het diodesymbool. Door nogmaals op de knop te
drukken, wordt de volgende meetfunctie ingeschakeld.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus (7), het zwarte in de COM-
aansluiting (8).
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetstiften met
elkaar te verbinden. Nu moet zich een waarde van ca. 0 V instellen.
- Verbind nu de beide meetstiften met het meetobject (diode).
- Op het display wordt de doorlaatspanning „UF“ in volt (V) weergegeven.
Als „OL“ verschijnt, wordt de diode in sperrichting (UR) gemeten of is de
diode defect (onderbreking). Voer ter controle een meting door met omgekeerde polariteit.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
i) Doorgangstest
ƽ
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik
.
- Druk 2x op de toets “SELECT” (9) om de meetfunctie om te schakelen.
Op het display verschijnt het symbool voor de doorgangsmeting. Door
nogmaals op de knop te drukken, wordt de eerste meetfunctie ingescha-
keld.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus (7), het zwarte in de COM-
aansluiting (8).
- Als doorgang wordt een meetwaarde < 10 ohm herkend; hierbij klinkt
een pieptoon.
- Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik over-
schreden of is het meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.