63
Voor de weerstandsmeting gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik “Ω”.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus (8), het zwarte in de COM-aan-
sluiting (7).
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetpunten met
elkaar te verbinden. Nu moet zich een weerstandswaarde van ca.
0 - 0,5 ohm instellen (de eigen weerstand van de meetsnoeren).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het meetobject. De meetwaarde wordt
in het display weergegeven, mits het meetobject niet hoogohmig of onder-
broken is. Wacht tot de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij weerstanden >1
MOhm kan dit enkele seconden duren.
- Zodra “OL” (voor overflow = overloop) op het display verschijnt, heeft u het
meetbereik overschreden of is het meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en schakel de
DMM uit.
Wanneer u een weerstandsmeting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten waar-
mee de meetstiften in contact komen, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars en dergelijke.
Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresultaat vervalsen.
d) Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik .
- Op het display verschijnt het diodesymbool.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus (8), het zwarte in de COM-aan-
sluiting (7).
-
Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetpunten met elkaar
te verbinden. Nu moet zich een waarde van ca. 0 V instellen.
- Sluit nu de beide meetsnoeren aan op het meetobject (diode).
- Op het display wordt de doorlaatspanning „Uf“ in volt (V) weergegeven. Als
„OL“ verschijnt, wordt de diode in sperrichting (Ur) gemeten of is de diode
defect (onderbreking). Voer ter controle een meting door met omgekeerde
polariteit.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en schakel de
DMM uit.
Silicium-diodes hebben een doorlaatspanning (Uf) van ca.
0,4 – 0,9 V.