29
EMV-richtlijn 89/336/EEG, de laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG
alsmede de geldende EG-richtlijnen en heeft recht op het voe-
ren van het CE-keurmerk.
In Duitsland moet conform § 19 lid 3 nr. 4 StVZO (Duits we-
genverkeersreglement) de inbouw gekeurd worden door een
erkend motorvoertuigexpert (TÜV, Dekra) aan de hand van het
afgedrukte onderdelenrapport (pagina 11 - 14). Het certificaat
met de bevestiging van de oplevering van de verandering moet
in het voertuig aanwezig zijn. Dit vervalt bij aanpassing van de
voertuigpapieren.
Bij de montage van de Mover moeten de technische en admi-
nistratieve voorschriften van het land waarin het voertuig voor
de eerste keer toegelaten wordt, in acht genomen worden.
Elke verandering aan het apparaat of het gebruik van reserve-
onderdelen en voor het functioneren belangrijke toebehoren
die geen originele Carver-onderdelen zijn, alsmede het veron-
achtzamen van de inbouwinstructies en gebruiksaanwijzing,
resulteert in het vervallen van de garantie alsmede tot uitslui-
ten van aansprakelijkheidsclaims. Bovendien vervalt de ge-
bruiksvergunning van het apparaat.
Benodigd gereedschap en inrichtingen
Voor de montage van de Mover heeft u het volgende
nodig:
Steek-, ring- en muilsleutel 13 mm
Momentsleutel (automaat)
Kabelmes
Krimptang
Boormachine/schroevendraaier/gatzaag Ø 25 mm
Rangeerkrik 2 ton en passende onderzetbokken
Voldoende verlichting
Plaatskeuze
De Mover wordt normaal gesproken voor de as gemonteerd,
onder speciale omstandigheden (b.v. plaatsgebrek) is een mon-
tage achter de as eveneens mogelijk. Voor de bevestiging van
de Mover mogen uitsluitend de meegeleverde U-bouten (of de
als speciaal toebehoren verkrijgbare verleng-U-bouten) ge-
bruikt worden.
Het voertuigchassis moet in goede staat verkeren en moet vrij
zijn van roest en grof vuil. In het bereik van de wielophanging
mogen geen beschadigingen aanwezig zijn.
De op de caravan gemonteerde wielen en banden moeten van
dezelfde maat en constructie zijn. Om te zorgen voor dezelfde
wieldiameter, raden wij aan, de montage alleen met nieuwe
banden uit te voeren en deze gelijkmatig overeenkomstig de
gegevens van de fabrikant op te pompen.
De Caravan Mover weegt ca. 30 kg, de Euro Mover
weegt ca. 32 kg. Controleer of de aanhangbelasting van uw
trekvoertuig alsmede het totaalgewicht van uw caravan ont-
worpen zijn voor het extra gewicht.
Montage van de aandrijfelementen
1. Afb. A: Alle onderdelen uit de verpakking nemen en op de
grond leggen.
2. Alle onderdelen los tot een dwarsbalk aan elkaar schroeven.
De moeren slechts handvast vastdraaien.
3. Afb. B: De bevestigingsklemmen los tegen het voer-
tuigchassis en de dwarsbalk leggen. De aandrijfrollen zodanig
plaatsen dat deze tegenover de banden liggen. Door zijwaarts
verschuiven van de aandrijfeenheden letten op voldoende af-
stand tussen kettingbeschermer en banden/schokdempers, zo-
dat deze niet met elkaar in aanraking komen.
4. Door verschuiven van de aandrijfeenheden in lengterichting
de correcte afstand tussen band en rol (20 mm) met meegele-
verd afstandstuk tot stand brengen. De verschuifbare midden-
stang maakt een aanpassing aan de chassisbreedte mogelijk.
Letten op voldoende afstand van de bodem.
Bij aangelegde rollen bedraagt de minimum afstand voor
de maten „a“ en „b“ 10 mm (afb. C).
Voor het waarborgen van de correcte hoogte kan tussen de
dwarsbalk en het voertuigchassis een massieve metalen blok
geklemd worden. Voor de montage moeten dan de als speciaal
toebehoren verkrijgbare verleng-U-bouten gebruikt worden.
5. Na een juiste plaatsing de moeren op de U-bouten licht vast-
draaien en vervolgens de afstand van 20 mm tussen rollen en
banden controleren. Hierbij moet het gewicht van de caravan
op de wielen rusten.
6. Afb. D: De verschuifbare middenstang in het midden plaat-
sen en de 2 schroeven aan beide kanten vastdraaien (15 Nm).
7. De afstand vn 20 mm tot de band (met belaste wielen) nog-
maals controleren en vervolgens de moeren op de U-bouten
vastdraaien (20 Nm voor SW 13 mm).
8. Afb. B: Na voltooide montage de stoppers direct voor en
achter de bevestigingsplaten in de juiste positie aanbrengen.
De stoppers voorkomen tijdens het gebruik verschuiven van de
Mover op het voertuigchassis.
Elektrische bedrading en relaisbesturing
Voor aanvang van de werkzaamheden accu en elke ex-
terne stroomvoorziening afklemmen. Bij onzekerheden
m.b.t. de elektrische aansluiting geeft u een erkende auto-elek-
triciën opdracht voor het aansluiten.
Op elke motor zijn twee kabels (4 mm
2
) voorgemonteerd. Alle
kabels over de caravanbodem naar de geplande montage-
plaats van de relaisbesturing leggen. Een geschikte plaats voor
de relaisbesturing is b.v. een bedopbergkast in directe nabij-
heid van de accu en het rangeerhulpmiddel.
De antennekabel mag niet ingekort of verlengd worden.
De accu-aansluitkabels mogen niet verlengd worden.
1. Afb. F: De relaisbesturing op de bodem van de opbergkast
met de meegeleverde schroeven bevestigen.
2. Voor de relaisbesturing, ca. 150 mm vanaf de kant waar de
kabels aangesloten worden, een gat met Ø 25 mm boren
(let op: voor het boren letten op eronder liggende chassisde-
len, gas- en elektriciteitsleidingen!).
3. De motoraansluitkabel over de caravanbodem naar de relais-
besturing leggen en m.b.v. de meegeleverde P-klemmen en
schroeven aan de bodem bevestigen. Let er a.u.b. goed op,
dat de kabels zodanig gelegd worden dat deze niet langs het
chassis schuren of op de grond hangen (meegeleverde door-
voermantels gebruiken). Opmerking: de motoren bewegen
tijdens werking. Ter compensatie de kabels in dit bereik los-
jes met een beetje bewegingsruimte bevestigen, om uitrekken
van de kabels te vermijden.
4. Afb. E en F: De accu-aansluitkabels (6 mm
2
) aansluiten op
de aanwezige accuklemmen (rood = plus, zwart = min). De
kabels naar de relaisbesturing leggen en m.b.v. de meegelever-
de P-klemmen en schroeven veilig bevestigen. Opmerking: de
accu-aansluitkabels zodanig leggen dat deze (met name bij
doorvoeren bij metalen wanden) nergens langs kunnen schu-
ren. Gebruik ter bescherming waterslangen of doorvoertulen,
om beschadigingen aan de kabels te vermijden.
5. De motoraansluitkabel naar de relaisbesturing brengen.
De betreffende kabels markeren en vervolgens dienovereen-
komstig inkorten. Op de kabels de meegeleverde platte stek-
kers krimpen (afb. G) en conform aansluitschema erop steken
(rood = plus, zwart = min).
Overtollige kabel moet ingekort en zonder lus in de bed-
bak gelegd worden. Letten op zorgvuldige aansluiting!
