11
– Markeer steeds het begin en het einde van het ob-
ject. Het midden tussen de beide markeringen is dan
het midden van het object.
U kunt de volgende objecten (materialen) met het apparaat
opsporen:
• hout/balken (STUD), maximale plaatsbepalingsdiepte
19 mm
• metaal (METAL), maximale plaatsbepalingsdiepte 30
mm
• met de instelling DEEP kunnen bijzonder diep liggende
balken/hout en metalen delen worden gepeild (max.
plaatsbepalingsdiepte 38 mm)
• elektrische leidingen (AC), maximale plaatsbepalings-
diepte 50 mm
Modus uitkiezen
1. Druk op de toets MODE om de gewenste modus uit te
kiezen STUD > METAL > DEEP > AC
Apparaat kalibreren
Het apparaat moet worden gekalibreerd op de eigenschap-
pen van het lichaam (wand, vloer, plafond:
• voor het begin van elke zoekactie
• regelmatig tijdens een zoekproces (telkens na 60 secon-
den)
VERWIJZING: De hernieuwde kalibratie na 60 seconden is
nodig, om het optreden van meetfouten te verminderen.