104 Licht en zicht
Uitschakelen van de dagrijverlichting (met bi-xenonlampen)
Neem de sleutel uit het contactslot, beweeg de hendel van de knipperlich-
ten en het grootlicht omhoog (linkerknipperlicht) en naar achteren om een
grootlichtsignaal te geven en houd de hendel in deze positie. Schakel het
contact gedurende 3 seconden in. Schakel het contact daarna uit. De dagrij-
verlichting wordt gedeactiveerd en kan niet ingeschakeld worden.
Let op
De wettelijke voorschriften van elk land moeten nageleefd worden.
Meedraaiende koplampen* (bij het rijden in bochten)
Bij het rijden in bochten wordt het belangrijke deel van de
weg veel beter verlicht.
Afbeelding 57 Bochten-
verlichting met meedraai-
ende koplampen
De bochtenverlichting biedt het voordeel dat de bocht en de rand van de
weg beter worden verlicht. Het dynamische licht wordt afhankelijk van de
rijsnelheid en de draaihoek van het stuurwiel automatisch geregeld.
De twee hoofdkoplampen draaien met een verschillende hoek mee om te
voorkomen dat het vóór de wagen te donker wordt.
Let op
Het systeem treedt in werking vanaf een snelheid van ca. 10 km/u.
Mistlampen met cornering-functie*
Een bijkomende lichtbron naast het dimlicht om het wegdek
te verlichten bij het nemen van een bocht.
De cornering-functie werkt wanneer de verlichting is ingeschakeld en bij het
rijden met een snelheid tot 40 km/u. De cornering-functie wordt ingescha-
keld wanneer er wordt gestuurd of wanneer het knipperlicht wordt geacti-
veerd.
Voorwaarts rijden
●Indien het stuurwiel naar rechts gedraaid wordt of het rechterknipper-
licht ingeschakeld wordt, licht de rechtermistlamp op.
●Indien het stuurwiel naar links gedraaid wordt of het linkerknipperlicht
ingeschakeld wordt, licht de linkermistlamp op.
Bij het achteruitrijden gaan beide mistlampen branden.
Let op
Bij ingeschakelde mistverlichting wordt de cornering-functie aan beide kan-
ten ingeschakeld, m.a.w. beide mistlampen branden.