SATEL PERFECTA 33
6. BRANDALARM – de uitgang wordt geactiveerd door een brandalarm geactiveerd via het
bediendeel en door zone functie 7.. 24U PANIEK of 8. 24U STIL PANIEK.
7. MEDISCH ALARM – de uitgang wordt geactiveerd door een medische assistentie oproep
vanaf het bediendeel of via zone functie 9.. 24U MEDISCH.
8. ALARM - GEEN VERIFICATIE – de uitgang wordt geactiveerd bij niet-geverifieerde alarmen.
9. ALARM - GEVERIFIEERD – de uitgang wordt geactiveerd bij geverifieerde alarmen.
10. SABOTAGE ALARM – de uitgang wordt geactiveerd door sabotage alarmen.
11. VOEDING BRAND DETECTOREN – een specifieke uitgang voor het voeden van brand
detectoren met automatische alarmverificatie. De uitgang wordt voor 16 seconden
gedeactiveerd na activering van zone functie 10.. 24U BRAND. Nadat de uitgang weer
geactiveerd is en de zone opnieuw geactiveerd wordt, dan zal een brandalarm
gegenereerd worden.
12. VOEDING BIJ IN – een specifieke uitgang voor het voeden van detectoren welke niet actief
dienen te zijn bij een uitgeschakeld alarmsysteem. De uitgang wordt actief zodra het
systeem ingeschakeld wordt (deze wordt al geactiveerd tijdens de uitgangsvertraging).
13. ZONE OPEN – de uitgang wordt geactiveerd door zone activeringen.
14. BEL – de uitgang wordt geactiveerd door zone activeringen en het blok uitgeschakeld is.
15. GESTUURD – de uitgang wordt geactiveerd / gedeactiveerd door zones, schema's,
bediendelen en handzenders.
16. KLAAR STATUS – de uitgang wordt geactiveerd zodra het systeem klaar is om
ingeschakeld te kunnen worden (indien geselecteerde zones niet actief zijn).
17. UITGANGSVERTRAGING STATUS – de uitgang wordt geactiveerd bij het aftellen van de
UITGANGSVERTRAGING.
18. IN STATUS – de uitgang wordt geactiveerd zodra het systeem ingeschakeld is.
19. STORINGEN – de uitgang wordt geactiveerd bij een storing in het systeem.
20. IN/ALARM STATUS – de uitgang wordt geactiveerd zodra het systeem ingeschakeld is
(altijd aan) of bij een alarm (pulserend).
21. RESET DETECTOREN – een specifieke uitgang om het alarmgeheugen in detectoren te
resetten. De uitgang wordt geactiveerd door:
– het starten van de uitgangsvertraging (ook indien de uitgangsvertraging 0 is),
– het starten van de gebruiker functie 3. UITGANG RESET.
22. SERVICE MODE STATUS – de uitgang wordt geactiveerd indien het alarmsysteem in de
service mode staat.
23. IN STATUS (GERAPPORTEERD) – de uitgang wordt geactiveerd zodra het systeem
ingeschakeld is en deze informatie naar de meldkamer gerapporteerd is (indien de
rapportage uitgeschakeld is zal de uitgang geactiveerd worden zodra het systeem
ingeschakeld is).