9. Werken met de topkap wanneer de hele lengte van een stuk moet worden gefreesd.
In de meeste gevallen gebruikt met voor een dergelijk werk een rechte geleider, en dit doordat
de stukken op hun volledige lengte rechthoekig zijn. Ze kunnen dus worden geleid in de hoek
die door de tafel en de geleider wordt gevormd.
De verticale en horizontale drukveren kunnen zo worden geplaatst dat ze een tunnel vormen
waardoor de stukken kunnen worden geleid. Het tweede stuk kan dan worden gebruikt om het
eerste stuk verder te duwen, het laatste stuk wordt bewerkt met behulp van een houtduwer. In
functie van de afmetingen van de stukken moeten speciale blokken worden gebruikt.
Voor het bewerken van panelen van geringe dikte mag enkel de top van de drukveer worden
gebruikt, op voorwaarde dat de dikte overeenstemt.
Op een verticale freesmachine is de afstand tussen de 2 uiteinden van de geleider voldoende
groot om de nodige ruimte te laten voor de frees. Daardoor worden de messen, de frees en de
freesdoorn onnodig blootgesteld en daarenboven het uiteinde van het stuk in contact komen
met de neus van de uitgangsgeleiding.
Deze risico’s kunnen vermeden worden door een opvulplaat tussen 2 geleiders, of een
variante daarvan, te gebruiken die de ruimte tussen de geleiders minimaliseert.
10. Werken met de topkap wanneer niet de hele lengte van een stuk moet worden
gefreesd.
Dit wordt “inzetfrezen” genoemd: de messen moeten het stuk niet aan het begin aansnijden,
maar wel ergens tussenin, en/of voor het uiteinde van het stuk eindigen.
Enkel indien het stuk groot genoeg is mag men het met de hand geleiden, in alle andere
gevallen moet een mal of een steun met bescherming worden gebruikt om zoveel mogelijk te
vermijden dat de handen de messen raken. Door de mal kan het stuk snel en precies geplaatst
en stevig op zijn plaats gehouden worden.
Het meest praktische om het stuk vast te houden is een snel klemsysteem dat ofwel met
tuimelaars, ofwel met nokken werkt. De aanslagen vooraan en achteraan die aan de geleider
of de tafel vast zijn gemaakt zorgen voor een betere controle van de mal. Door middel van
een tweede mal, vastgemaakt aan de mal zelf, kan aanvoer en afvoer gebeuren.
11. Bogenfreeswerkzaamheden
Bij het werken met de bogenfrees moet steeds een steun worden gebruikt, behalve als een
bepaalde behandeling dit niet toelaat, d.w.z. als een stuk zo groot is dat het gebruik van een
steun het werk onpraktisch maakt, of als een stuk zo klein of moeilijk te bewerken is dat het
niet zonder gevaar in de steun kan worden gehouden.
De definitieve vorm wordt verkregen door de mal tegen een op de topas geplaatste
kogellagergeleider te houden terwijl het stuk tegen het werktuig wordt gehouden. Die mal kan
deel uitmaken van de steun.
12. Afschuinen
Voor het afschuinen moet gezorgd worden voor een stevige steun, hetzij met een speciale
mal, hetzij met een schuine regelbare geleider. Op het einde van de bewerking moet een
houtduwer worden gebruikt.
13. Met de richting meewerken
Met de richting mee werken is zeer gevaarlijk omdat de bediener geen kracht kan uitoefenen
om weerstand te bieden aan de bruuske beweging van het stuk als het werktuig in aanraking
komt met het te bewerken stuk. Deze bewerking moet verboden worden, zelfs als een steun
wordt gebruikt.