STARTEN MET
HULPSTARTKABELS
WAARSCHUWINGEN
Gebruik brandstofleidingen,
motorafdekkingen of inlaatspruitstuk
nooit als massapunten.
Verbind alleen accu's met dezelfde
nominale spanning met elkaar.
Gebruik altijd hulpstartkabels met
geïsoleerde klemmen en een
voldoende dikke kern.
Koppel de ontladen accu niet los van
de elektrische installatie van de auto.
Hulpstartkabels aansluiten
Wagen met de lege accuA
Wagen met de hulpaccuB
Positieve hulpstartkabel1
Negatieve hulpstartkabel2
1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar
niet raken.
2. Zet het contact van beide wagens af
en schakel alle stroomverbruikers uit.
3. Trek de kap van het plusaansluitpunt
van de accu omhoog. Zie het
betreffende overzicht van de
motorruimte voor de locatie van de
items. Zie Onderhoud (bladzijde 131).
4. Verbind de pluspool (+) van auto A
met de pluspool (+) van auto B (kabel
1).
5. Verbind de min (-) pool van auto B met
het motorblok of de motorsteun van
auto A (kabel 2).
WAARSCHUWINGEN
Sluit de kabel niet aan op de
minpool (–) van de ontladen
accu.
Zorg ervoor dat de kabels niet met
draaiende onderdelen en onderdelen
van het brandstoftoevoersysteem in
aanraking kunnen komen.
Motor starten
1. Start de motor van wagen B en laat
deze met een matig hoog toerental
draaien.
2. Start de motor van wagen A.
146
Accu van de auto