De generator niet aansluiten op een
huishoudnet; daardoor kan schade aan de
generator of aan ander elektrisch materieel
in het huis worden berokkend.
Aanwijzing: Sommige elektrische toestellen
(motordecoupeerzagen, boormachines enz.)
kunnen een groter stroomverbruik hebben
wanneer ze onder verzwaarde omstandigheden
worden ingezet.
7.3 Motor afzetten
De generator kort onbelast laten draaien
voordat u hem afzet zodat het aggregaat
kan nakoelen.
AAN/UIT-schakelaar (10) naar stand “OFF”
brengen.
Benzinekraan (13) dichtdraaien.
7.4 Beveiliging tegen overbelasting 2 x 230
V stopcontacten
Let op! De generator is voorzien van een
beveiliging tegen overbelasting.
Die schakelt de stopcontacten (3) uit. De
stopcontacten (3) kunnen opnieuw in gebruik
worden genomen door op de knop (5) van de
beveiliging tegen overbelasting te drukken.
Let op! Mocht dit geval zich voordoen,
verminder dan het elektrische vermogen
dat u aan de generator onttrekt of verwijder
aangesloten defecte toestellen.
Let op! Defecte overbelastingsschakelaars
mogen enkel worden vervangen door
overbelastingsschakelaars van hetzelfde
type met dezelfde vermogensgegevens.
Wendt u zich daarvoor tot uw
klantenservice.
8. Reiniging, onderhoud,
opbergen, transport en
bestellen van wisselstukken
Zet vóór alle reinigings- en
onderhoudswerkzaamheden de motor af en
trek de bougiesleutel van de bougie af.
Let op: zet het apparaat meteen af en wend
u tot uw servicestation:
als er zich ongewone trillingen of geluiden
voordoen,
als de motor blijkbaar overbelast is of als u
het overslaan van de motor vaststelt.
8.1 Reiniging
Hou de veiligheidsinrichtingen, de
ventilatiespleten (fig. 2/pos. L) en het
motorhuis zo veel mogelijk vrij van stof en
vuil. Wrijf het toestel met een schone doek
af of blaas het met perslucht bij lage druk
schoon.
Het is aan te bevelen het toestel
onmiddellijk na elk gebruik schoon te
maken.
Maak het toestel regelmatig met een
vochtige doek en wat zachte zeep schoon.
Gebruik geen reinigings- of oplosmiddelen;
die zouden de kunststofdelen van het
apparaat kunnen aantasten. Zorg ervoor dat
geen water binnen in het toestel terecht kan
komen.
8.2 Luchtfilter
Gelieve hieromtrent ook de service-informatie
in acht te nemen.
Luchtfilter regelmatig schoonmaken, indien
nodig, vervangen.
Open de beide klemmen (fig. 11/A) en
verwijder het luchtfilterdeksel (fig. 11/B).
Ontneem de filterelementen (fig. 12/C).
Voor het schoonmaken van de elementen
mogen geen agressieve reinigingsmiddelen
of benzine worden gebruikt.
De elementen schoonmaken door ze op
een plat vlak uit te kloppen. Bij erge
vervuiling met zeepsop wassen, daarna met
helder water uitspoelen en aan de lucht
laten drogen.
24
NL