83
Verwijder de zwarte afdekkap. Open hiervoor eerst de schroeven (pos. 1) van de as van de zwenkwielvork. Verdeel
de stelschijven tussen de onderste en bovenste aanslagvlakken, zodat de onderste framebuis in waterpas staat.
Draai vervolgens de schroeven van de as van de zwenkwielvork weer vast (pos. 1). Monteer het zwarte afdekkapje.
Wielbasis lang (afb. 34)
Hoe verder u het aandrijfwiel naar achteren bevestigd hoe groter de wielbasis en hoe stabieler de rolstoel wordt.
• Let op dat bij het positioneren van de aandrijfwielen, de zwenkwielen loodrecht op de grond staan. Monteer even-
tueel de zwenkwielen op een aander boorgat van de zwenkwielvork of gebruik een andere maat zwenkwiel.
• Let op dat door wijziging van de positie van het aandrijfwiel ook de kniehevelrem weer moet worden nagesteld
(zie hieronder „Instelling van de kniehevelrem“)..
• Let er bij alle verstellingen op dat schroeven en moeren achteraf weer stevig moeten worden aangedraaid!
De gatenplaat kan ook worden omgekeerd en de wielas zodoende in de buurt van het zwaartepunt worden geposi-
tioneerd. Hierdoor neemt de stabiliteit van het zitschaalonderstel af. In dit geval is het gebruik van een antikiepwiel
noodzakelijk.
Montage en instellen van het anti-kiepwiel (afb. 17, 35 tot 38)
1. Steek de trekveer (afb. 35, pos. 1) met het gesloten oog in de achterste framebuis naar keuze links of rechts. Steek
de afstandsbus (pos. 2) en de bout (pos. 3) door het onderste boorgat (Ø 8mm) en door het oog van de veer.
Draai de moer (pos. 4) niet te vast aan.
2. Maak een koordje (afb. 36, pos. 5) of een tweede trekveer vast aan het open oog van de eerste trekveer
(pos. 6) en schuif het anti-kiepwiel (pos. 7) in de achterste framebuis.
3. Trek aan het koordje (afb. 37, pos. 8) (resp. aan de tweede trekveer) tot een stuk van de eerste trekveer uit de
kantelbescherming komt (pos. 9).
4. Zorg er met behulp van een schroevendraaier (afb. 38 pos. 10) voor dat de trekveer niet terugschiet en verwijder
het koordje resp. de tweede trekveer. Bevestig dan de veerhouder (pos. 11) aan het open oog. Verwijder de schroe-
vendraaier en de veerhouder schiet op zijn plaats.
Vervolgens kan de positie van het anti-kiepwiel worden aangepast aan de positie van de aandrijfwielen (afb. 17). Door
het losmaken van de bouten kan het anti-kiepwiel zowel in horizontale als vertikale richting worden versteld. Bovendien
kan het uiteinde waaraan het wieltje zelf gemonteerd is 180º worden gedraaid. Het anti-kiepwiel moet minstens in zijn
geheel naar achteren buiten de omtrek van de aandrijfwielen uitsteken. De vrije ruimte tussen het wieltje en de grond
mag ten hoogste 5 cm bedragen. Probeer achterover leunend de voor u geschikte instelling met een helper die u voor
achterover kiepen behoedt!
Instellen van de kniehevelrem (afb. 14, 15, 39)
Wilt u de positie van de aandrijfwielen veranderen, dan moeten meestal vooraf alle bouten van de kniehevelremmen
(afb. 15 pos.1) worden losgemaakt, en de remmen naar voren worden geschoven.
Als de aandrijfwielen in de juiste positie zijn gemonteerd, worden de kniehevelremmen zo gemonteerd, dat bij niet
aangedrukte rem de vrije ruimte tussen de banden en de aandrukstift op zijn hoogst 10 mm bedraagt (afb. 39, tech-
nische wijzigingen onder voorbehoud).
Let er bij alle verstellingen op dat schroeven en moeren achteraf weer stevig moeten worden aangedraaid.
Controleer regelmatig de bandenspanning van de wielen en de werking van de remmen. De juiste bandenspanning is
op de banden aangegeven en resp. op de bandenspanningstabel op blz.44. Gebruik a.u.b. alleen originele aandrijf-
wielen die een vertikale slag van ten hoogste 1 mm hebben om een toereikende remwerking te garanderen. De cor-
recte functie van de kniehevelremmen kan alleen worden gegarandeerd bij een juiste instelling en een belasting tot
max. 120 kg. en bij een helling van max. 10%.
• Let er bij alle verstellingen op dat schroeven en moeren achteraf weer stevig moeten worden aangedraaid!
Instellen van de remkracht bij het aandrijfwiel met trommelrem (afb. 40)
Om een optimale remwerking te verkrijgen, wordt de remkracht met een instelschroef ingesteld (pos. 1). De remkracht
versterkt wanneer men de schroef er uitdraait, en vermindert wanneer men de schroef er indraait.
• Draai de instelschroef eruit, tot u bij het draaiende wiel een slijpgeluid waarneemt.
Draai dan de instelschroef weer in tot het slijpgeluid weer verdwijnt. Het wiel loopt dan vrij.
Na het beëindigen van de instelling fixeert u de instelschroef door het vastdraaien van de contramoer (pos. 2).
• Let erop dat de remkracht op beide aandrijfwielen evenhoog is ingesteld..
• Let erop dat de trommelrem alleen dan een voldoende werking heeft, wanneer de hendel van de handrem
in de 2e of 3e schakelpositie is vastgesteld!