4.2 Watertoevoer en afvoer
De bevochtiger moet worden aangesloten en werken in overeenstemming met de geldende plaatselijke voorschriften.
Werking uitsluitend met gewoon leidingwater. Neem voor werking met behandeld of VE-water contact op met uw
leverancier.
Directe aansluiting op de waterleiding is mogelijk bij een waterdruk tussen 1 en 10 bar (0,1-1,0 MPa). Als de druk in
het waterleidingnet hoger is dan 10 bar (1,0 MPa) moet een reduceerventiel (ingesteld tussen 4 en 6 bar = 0,4-0,6
MPa) worden toegepast.
De watertoevoerleiding moet goed worden doorgespoeld
voordat hij op de bevochtiger wordt aangesloten. Gebruik
alleen koperen leiding.
Bij de aanleg van de waterafvoer moet rekening worden
gehouden met voldoende ruimte voor onderhoud. De
waterafvoerleiding moet op voldoende afschot (min 5%) naar
het riool worden gelegd.
Het verdient aanbeveling een fijnfilter te monteren in de
toevoerwaterleiding. Hiermee wordt een snelle vervuiling van
het filter in de toevoerklep vermeden.
5.1 Veiligheid
Elektrische aansluiting en werkzaamheden aan het elektrische regelsysteem van de unit mogen alleen worden
uitgevoerd door bevoegd personeel. Hiervoor is de klant zelf verantwoordelijk.
Belangrijk: Voordat met het werk wordt begonnen, moet de unit spanningsloos worden gemaakt!
De bevochtiger moet worden aangesloten en werken in overeenstemming met de geldende plaatselijke voorschriften.
De hoofdstroomkabel moet worden aangesloten via een werkschakelaar die voldoet aan de eisen van de NEN 1010.
De stoom-luchtbevochtigers van NORDMANN behoren tot de categorie elektrische apparaten van «veiligheidsklasse 1»
en moeten worden aangesloten op een veiligheidsaarde.
Gegevens voor aansluiting van de verschillende typen zijn opgenomen in de elektrische schema’s die bij elke unit
afzonderlijk worden bijgevoegd.
5.2 Stuurstroom
De standaard stuurspanning bedraagt 220 - 240 V en wordt in de unit afgetakt van de klemmen L1 en N van de
hoofdstroom. Een zekering van 1,6 A (F1) bevindt zich op de elektronische regelprint.
5.3 Hoofdstroom
Afhankelijk van de aansluitgegevens (zie onder technische gegevens) van het betreffende apparaattype kan de
doorsnede van de voedingskabel en de minimale afzekering worden bepaald. De elektrische bedrading moet
vakkundig op de klemmen van het apparaat worden aangesloten.
Wij raden u aan de schroefaansluitingen na enkele dagen nogmaals aan te draaien.
11
5 Elektrische aansluitingen
Afsluiter
(levering derden)
Fijnfilter
(levering derden)
Afvoerbeker 3/4“
3/8“
Fig. 4.1