9
Technische gegevens stoomventilatoren:
3.6 Montage van de stoom slang
De stoomslang dient zo kort mogelijk te zijn. De stoomslang mag niet afsluitbaar zijn, mag niet worden geknikt en
moet worden beschermd tegen invloeden van buitenaf (kromming, vervorming enz.).
Nadat de stoomslang is gemonteerd, is het aan te raden de stoomaanvoer te testen terwijl de slang warm is. Een
waterslot moet eveneens worden vermeden. Indien bochten in de stoomslang onvermijdelijk zijn, moet een zo groot
mogelijke straal worden aangehouden.
Montagemateriaal
Als de stoomleiding met een stoomslang wordt uitgevoerd, dan mag alleen de originele stoomslang van NORDMANN
worden geplaatst. Bij gebruik van een ander fabrikaat stoomslang kan NORDMANN niet aansprakelijk worden gesteld
in het geval van schade.
Een slangklem wordt gebruikt om de stoomslang te bevestigen
aan de stoomverdeelpijp.
Wanneer de stoomslang in een buis, leiding- of kabelgoot wordt
gelegd moet rekening worden gehouden met de hittebestendig-
heid (min. 100°C) van deze materialen. Ook bij het gebruik van
isolatiematerialen moet hiermee rekening worden gehouden.
Wanneer voor de verbinding tussen bevochtiger en stoomver-
deelpijp koperen leiding wordt gebruikt moeten scherpe bochten
worden vermeden. Elke bocht veroorzaakt namelijk extra
weerstand. De koperen leiding moet bovendien minimaal
dezelfde diameter hebben als de stoomslang.
Bij lange stoomleidingen met veel bochten en/of een relatief
hoge kanaaldruk bestaat de kans op een voortdurende overdruk
van het water in de cilinder. Dit heeft een verminderde capaciteit
tot gevolg.
Installatievoorbeeld Fout Installatievoorbeeld
Fig. 3.26 Fig. 3.27 Fig. 3.28
Max. stoom- Luchthoev. Aansluit- Nominaal Gewicht Stoomslang Condensaat- Geluids-
capaciteit m3/h spanning vermogen kg slang niveau (1m)
4–8 kg/h 110 200/240 V 25 W 5 Ø 22 mm Ø 8 mm 46 dB (A)
15–23 kg/h 650 50/60 Hz 170 W 15 Ø 35 mm Ø 8 mm 54 dB (A)
32 kg/h 800 220/240 V 110 W 8 Ø 35 mm Ø 8 mm 72 dB (A)
45–65 kg/h 800 50/60 Hz 110 W 8 2 x Ø 35 mm Ø 8 mm 72 dB (A)