De volgende oorzaken en mogelijkheden kunnen het geval zijn:
7. Onderdelenlijst
8. Opties
•
het gaat om de normale aanloopfase bij een nieuwe stoomcilinder
•
de hygrostaat/vochtregelaar vraagt geen bevochtiging
•
bestaande beveiligingsapparatuuur zoals maximaal hygrostaat etc.
blokkeren de bevochtiger
•
de beveiligingsketen tussen de klemmen D en H respectievelijk L1 en H
is niet gesloten bij gebruik van een proportionele adapter
•
de stuurzekering (F1) of (F2) is defect
•
de aansluitspanning is onderbroken of de electrodenstekkers zijn niet
aangesloten
•
er bevindt zich geen water in de stoomcilinder als gevolg van een
onderbreking in de watertoevoer (bijv. de toevoerafsluiter is gesloten etc.)
•
het filter of de afsluiter in het inlaatventiel is verstopt of beschadigd
•
een capaciteitsbegrenzing werd geprogrammeerd
•
de cilinder is verbruikt
•
een te kleine bevochtiger werd geselecteerd
•
de stroomtransformator is of niet goed aangesloten of defect
•
de magneetschakelaar is defect
•
de stoomslang is afgeklemd of verstopt
Een gedetailleerde onderdelenlijst is op aanvraag verkrijgbaar.
Alle bevochtigers zijn leverbaar inclusief montage van de gewenste opties
maar de opties kunnen ook worden nageleverd.
Afstandssignalering:
Drie selectieve berichten met potentiaal vrije wisselcontacten, max. 250V, 2A.
Afstandsbediening:
De display en het bedieningspaneel kunnen met gebruik van een
vieraderige kabel op een afstand tot 1200 meter van de bevochtiger
worden geplaatst.
Proportionele adapter:
Voor de reguliere controle signalen: 0-10 V, 0-16 V, 0-20 V, 2-10 V, 1-5 V,
0-20 mA, 4-20 mA, potentiometer min. 135 Ohm. De proportionele
adapter kan eenvoudig op de besturingselectronica worden aangesloten.
Standen adapter:
Voor het besturen van de stoomafgifte in 2, 3 of 4 trappen. De standen
adapter kan eenvoudig op de besturingselectronica worden aangesloten.
Electroliet doseerinrichting:
Wanneer de geleidbaarheid van het toevoerwater te laag is, dan doseert dit
apparaat een elektrolytische oplossing aan het vulsysteem van de unit,
zodat de benodigde aansluitspanning kan worden bereikt.
Kastverwarming:
Wordt de unit geplaatst op een plek waar temperaturen onder 0°C kunnen
voorkomen, dan moet de optie ‹kastverwarming› worden toegepast. Deze
voorkomt dat het water in de stoomcilinder bevriest.
28