18
Alarmsignalen en limieten
Alarmsignalen met hoge prioriteit
Alarmsignalen met hoge prioriteit vereisen onmiddellijke aandacht voor
de patiënt. Alarmsignalen met hoge prioriteit worden aangeduid door snel
knipperende, rode lampjes die gelijktijdig met het hoofdalarmlampje
knipperen als alarmlimieten bereikt of overschreden worden. Lage
perfusie wordt aangegeven door een rood segment in de staafgrafiek
voor de pulssterkte.
De alarmsignalen met hoge prioriteit zijn: 3 pieptonen, pauze, 2 pieptonen
en pauze van 10 seconden. Deze reeks wordt herhaald totdat het alarm
opgeheven of gedempt wordt. De onderstaande tabel beschrijft de
standaardinstellingen, de instellingsbereiken en de intervallen.
Alarmsignalen met matige prioriteit
Alarmsignalen met matige prioriteit wijzen op mogelijke problemen met de
apparatuur of andere, niet-levensbedreigende situaties. Alarmen met
matige prioriteit worden aangegeven door langzaam knipperende
displays op het hoofdalarmlampje en de desbetreffende indicators of
numerieke displays. Er kan een foutcode verschijnen om de bron van de
fout aan te geven. Zie de tabel in het gedeelte Foutcodes.
De alarmsignalen met matige prioriteit zijn: 3 pieptonen en een pauze van
25 seconden. Deze reeks wordt herhaald totdat het alarm opgeheven of
gedempt wordt. De onderstaande tabel beschrijft de alarmsituaties en de
visuele indicators.
Beschrijving van
alarmmeldingen met hoge
prioriteit
Standaard
Mogelijke
instellingen
Instel-
interval
Bovenste alarmlimiet SpO
2
Uit Uit, 80 tot 100 1% SpO
2
Onderste alarmlimiet SpO
2
85% Uit, 50 tot 95 1% SpO
2
Bovenste alarmlimiet puls 200 slagen/min Uit, 75 tot 275 5 slagen/min
Onderste alarmlimiet puls 50 slagen/min Uit, 30 tot 110 5 slagen/min
Alarm voor lage perfusie Rood segment op staafgrafiek voor pulssterkte duidt
op lage perfusie van de patiënt.
19
Bewakingsalarmsignalen
Bewakingsalarmsignalen zijn luide, constant piepende signalen met twee
toonhoogten die een hardware- of softwarestoring aanduiden. Als er een
bewakingsalarm geactiveerd is, kunt u het stoppen door het apparaat uit
te zetten. Verwijder de batterij en neem contact op met uw leverancier of
de technische dienst van NONIN
®
als u een bewakingsalarm niet kunt
stoppen.
Informatietonen
Informatietonen omvatten de opstart/initialisatietoon (luidsprekercontrole)
en de pulsfrequentietoon (waarvan de toonhoogte met de SpO
2
-waarden
verandert). Het zijn meestal enkele pieptonen of reeksen van drie
pieptonen.
Alarmsituatie Visuele indicator
Alarmmelding lage batterijspanning Batterijsignaallampje knippert synchroon
met hoofdalarmlampje.
Sensoralarm Signaallampje van pulsoxymetersensor
knippert synchroon met hoofdalarmlampje.
Andere apparatuuralarmmeldingen Er verschijnt een gele foutcode op de
hoofddisplay.