35
Bevestig USB-gegevenskabel aangesloten. Selecteer modus. en selecteer daarna
een van de volgende opties:
PC Suite — om de telefoon te gebruiken met toepassingen op een computer met
Nokia PC Suite.
Afdrukken/media — om de telefoon te gebruiken met een printer die compatibel is
met PictBridge, of om de telefoon op een computer aan te sluiten voor
synchronisatie met Windows Media Player (muziek, video).
Gegevensopslag — om verbinding te maken met een computer zonder Nokia-
software en om de telefoon voor gegevensopslag te gebruiken.
Als u de USB-modus wilt wijzigen, selecteert u Menu > Instellingen >
Connectiviteit > USB-gegevenskabel > PC Suite, Afdrukken/media of
Gegevensopslag.
■ Oproepen
Selecteer Menu > Instellingen > Oproepen en kies daarna een van de volgende
opties:
Doorschakelen — om inkomende oproepen door te schakelen (netwerkdienst).
Het is mogelijk dat u geen oproepen kunt doorschakelen als bepaalde
blokkeringsfuncties zijn ingeschakeld. Zie Oproepen blokkeren in ’Toegangscodes’,
pagina 10.
Opn. met will. toets > Aan — om een inkomende oproep te beantwoorden door
kort op een willekeurige toets te drukken, met uitzondering van de aan/uit-toets,
de cameratoets, de linker en rechter selectietoets en de eindetoets.
Aut. opn. kiezen > Aan — om maximaal tien pogingen te doen om de verbinding
tot stand te brengen na een mislukte oproeppoging.
Stemhelderheid > Actief — om de verstaanbaarheid van spraak te verbeteren,
vooral in lawaaiige omstandigheden.
Snelkeuze > Aan — om namen en telefoonnummers te kiezen die aan de
snelkeuzetoetsen 3 tot en met 9 zijn toegewezen, door de desbetreffende
cijfertoets ingedrukt te houden.
Wachtfunctieopties > Aan — Zie ’Wachtfunctie’, pagina 19
Samenv. na oproep > Aan — om de telefoon na elk gesprek kort de duur en de
kosten van het gesprek te laten weergeven (netwerkdienst).
Identificatie verz. > Ja — om in te stellen dat uw telefoonnummer wordt
bekendgemaakt aan degene die u opbelt (netwerkdienst). Selecteer