181
Woordenlijst
Bijlagen
IIS (Internet Information Services): De naam die Microsoft geeft aan zijn Web server
software. IIS werkt nauw samen met Windows-systemen via ASP's (Active Server
Pages). Als IIS wordt geïnstalleerd als onderdeel van het besturingssysteem, kan
relatief eenvoudig een webserver worden gebouwd.
Infrastructuur: Apparaten in een infrastructuurnetwerk communiceren via
draadloze toegangspunten die kunnen worden verbonden met een Ethernet-
netwerk, waardoor draadloze en Ethernet-apparaten in een enkel netwerk samen
kunnen worden gebruikt.
IP-adres: Adres dat wordt gegeven aan elk knooppunt in een TCP/IP-netwerk. Alle
knooppunten in een TCP/IP-netwerk moeten een uniek IP-adres hebben.
Persoonlijke IP-adressen worden aanbevolen voor knooppunten die deel
uitmaken van een lokaal netwerk.
Kanaal: Als meerdere draadloze LAN's met verschillende ESS-ID's op één
frequentie werken binnen een bepaald gebied, neemt de overdrachtsnelheid af.
Door een apart kanaal (frequentie) op te geven voor elk netwerk, kunt u
interferentie voorkomen en de overdrachtsnelheid verhogen. (Let erop dat alle
apparaten in hetzelfde netwerk ingesteld moeten zijn op hetzelfde kanaal.) Bij de
IEEE 802.11a-standaard is de 5-GHz band verdeeld in 19 kanalen, elk gescheiden
door 20 MHz. Bij de IEEE 802.11b/g-standaard is de 2,4-GHz band verdeeld in 14
kanalen, elk gescheiden door 4 MHz.
LAN (Local Area Network): Een netwerk van computers op relatief korte afstand van
elkaar. LAN's ondersteunen gewoonlijk overdrachtsnelheden van 10–100 Mbps.
MAC-adres (Media Access Control): Een uniek hardware-adres voor elk apparaat in een
netwerk dat is vereist voor het verzenden en ontvangen van pakketten.
Open systeem: De naam voor een draadloos netwerk dat geen verificatie gebruikt
(open verificatie). Open systemen zijn relatief onveilig, aangezien geen
wachtwoord is vereist om toegang te krijgen tot de server.
PASV-stand: De PASV-stand wordt gebruikt door clients achter een firewall, waarbij
de ftp-server het poortnummer levert.
Persoonlijk IP-adres: Een IP-adres dat alleen zichtbaar is binnen een lokaal netwerk.
Aangezien pakketten die een persoonlijk IP-adres gebruiken niet naar een ander
netwerk kunnen worden verzonden, worden ze gewoonlijk tussen netwerken
verzonden via een proxyserver of NAT. Persoonlijke IP-adressen in het bereik
10.0.0.0–10.255.255.255 worden 'klasse A'-adressen genoemd. Klasse B-adressen
liggen in het bereik 172.16.0.0–172.31.255.255 en klasse C-adressen in het bereik
192.168.0.0–192.168.255.255. De gebruikte adresklasse hangt af van de grootte
van het netwerk. Klasse C-adressen worden vaak gebruikt voor kleine netwerken.
Protocol: Een reeks regels voor het doorgeven van informatie tussen apparaten in
een netwerk. Doordat een protocol onderdelen van de communicatie definieert,
zoals de manier waarop koppelingen tot stand worden gebracht, hoe de
ontvangst van een signaal wordt bevestigd, hoe gegevens worden gecodeerd en
hoe fouten worden afgehandeld, zorgt een protocol ervoor dat gegevens zonder
verlies worden verzonden.