2327
26
Verklein
Vergroot
Pagina terug
1/74
Pagina verder
Printed in Germany 9979 2186 57/12984
Konica Minolta Customer Support:
www.konicaminoltasupport.com
Konica Minolta Photo World:
www.konicaminoltaphotoworld.com
Meld u vandaag nog aan bij Konica Minolta Photo World, geheel gratis,
en wees welkom in de fascinerende wereld van Konica Minolta fotografie.
Registreer nu, bespaar 29,99 EUR,
en krijg DiMAGE Messenger gratis!
© 2005 Konica Minolta Photo Imaging, Inc. under the Berne Convention
and the Universal Copyright Convention.
GEBRUIKSAANWIJZING
2186_D5D_cvr_OM_NL_r3r.qxd 13.07.2005 17:18 Uhr Seite 2
2
Snel aan de slag
Gefeliciteerd met uw aanschaf van deze Konica Minolta digitale camera. Neem uw tijd deze
gebruiksaanwijzing goed door te lezen; dan bent u er zeker van dat u alle mogelijkheden van uw
camera maximaal zult benutten.
Controleer de paklijst voordat u dit product gaat gebruiken. Ontbreekt er iets, neem dan contact op
met uw handelaar.
3
VOORDAT U BEGINT
Konica Minolta is een handelsmerk van Konica Minolta Holdings, Inc. Dynax en DiMAGE zijn handelsmerken van
Konica Minolta Photo Imaging, Inc. Apple, Macintosh en Mac OS zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple
Computer Inc. Microsoft and Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Microsoft en
Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De officiële naam van Windows is Microsoft
Windows Operating System. Microdrive is een handelsmerk van Hitachi Global Storage Technologies. Adobe is een
gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated. EasyShare is een gedeponeerd handelsmerk van
Eastman Kodak Company in de Verenigde Staten en andere landen. Alle andere handelsmerken en productnamen
zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van hun respectievelijke eigenaren.
Dit product is ontworpen om te functioneren met accessoires die door Konica Minolta worden
vervaardigd en gedistribueerd. Gebruik van accessoires of apparatuur die niet van Konica Minolta
afkomstig zijn kan leiden tot tegenvallende prestaties of schade aan het product en de accessoires.
Gebruik uitsluitend de batterij die in deze gebruiksaanwijzing wordt aangegeven en wordt
gedistribueerd door Konica Minolta. Pas vooral op voor namaak-batterijen; gebruik ervan zal schade
aan het product veroorzaken en kan tot brand leiden.
Deze gebruiksaanwijzing bevat informatie over producten en accessoires die verkrijgbaar waren op
het moment van druk. Wilt u informatie omtrent de compatibiliteit van producten die niet in deze
gebruiksaanwijzing voorkomen, neem dan contact op met uw handelaar of Konica Minolta.
Dynax digitale camera
Lithium-ion batterij NP-400
Lithium-ion batterijlader BC-400
Brede draagriem WS-5
Videokabel VC-500
USB-kabel USB-3
CD-rom ‘’Digital Camera Software’
Cameragebruiksaanwijzing
Garantiekaart
SNEL AAN DE SLAG
Op deze bladzijde ziet u hoe u snel met uw camera aan de
slag kunt.
Bevestig een objectief (blz. 18) en de draagriem (blz. 19).
Pas indien nodig de oogsterkte van de zoeker aan (blz. 19).
Laad de batterij op (blz. 20) en plaats hem in de camera (blz.
21).
Plaats een geheugenkaart in de camera (blz. 24). Zet de
camera aan en stel datum en tijd in (blz. 26).
Kijk voor het maken van een foto bij de basishandelingen op blz. 28. Kijk voor het gebruik
van de flitser op blz. 31.
Informatie over het afspelen van de opgenomen beelden vindt u op blz. 34.
Informatie over het wissen van beelden vindt u op blz. 36.
Kijk voor het overspelen van opnamen naar de computer op blz. 115.
PAS OP: Bij gebruik van het besturingssysteem Windows 98 of 98SE moet de
meegeleverde driver-software (stuurprogramma) worden geïnstalleerd, zie blz. 116. Kijk
voor het installeren van Kodak EasyShare software op blz. 132. Informatie over de
installatie van DiMAGE Master Lite vindt u op blz. 134.
Mocht er zich een probleem voordoen, kijk dan op blz. 136.
Voordat u begint
5
CORRECT EN VEILIG GEBRUIK
4
Correct en veilig gebruik
NP-400 LITHIUM-ION BATTERIJEN
Deze camera werkt met een krachtige lithium-ion batterij. Verkeerd gebruik van de lithium-ion
batterij kan leiden tot schade of letsel door brand, elektrische schokken of vrijkomende chemicaliën.
Neem onderstaande waarschuwingen ter harte voordat u de batterij gebruikt.
GEVAAR
Veroorzaak geen kortsluiting, neem de batterij niet uit elkaar en beschadig of modificeer hem niet.
Stel de batterij niet bloot aan brand of hoge temperaturen boven 60°C.
Stel de batterij niet bloot aan water of vocht. Water kan de veiligheidsvoorzieningen van de batterij
doen corroderen of beschadigen, en kan leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of lekkage van
de batterij.
• Laat de batterij niet vallen, stel hem niet bloot aan harde slagen. Slagen kunnen de ingebouwde
veiligheidsvoorzieningen beschadigen, en kunnen leiden tot oververhitting, ontbranding, breuk of
lekkage van de batterij.
Bewaar de batterij niet in of bij metalen producten.
Gebruik de batterij niet voor andere producten.
Gebruik uitsluitend de opgegeven lader. Een ongeschikte lader kan leiden tot schade of letsel door
brand of een elektrische schok.
Gebruik een batterij niet als hij lekt. Komt er batterijvloeistof in uw oog, spoel het oog dan
onmiddellijk schoon met een royale hoeveelheid schoon water en neem contact op met een arts.
Komt batterijvloeistof in contact met uw huid of kleding, maak de plek dan goed schoon met water.
• Gebruik of laad de batterij alleen bij een omgevingstemperatuur van 0° tot 40°C en een relatieve
luchtvochtigheid van 45% tot 85%. Bewaar de batterij alleen bij omgevingstemperaturen van -20°
tot 30°C en een relatieve luchtvochtigheid van 45% tot 85%.
WAARSCHUWING
Plak de contacten van een voor recycling in te leveren lithium-ion batterij af om kortsluiting te
vermijden; volg altijd de plaatselijke regels voor de inzameling/verwerking van lege batterijen op.
• Is de batterij na de opgegeven laadtijd niet opgeladen, stop dan het laden en ontkoppel de lader
van het stopcontact.
ALGEMENE GEBRUIKSWAARSCHUWINGEN
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend het in deze gebruiksaanwijzing opgegeven batterijtype.
Gebruik uitsluitend de opgegeven lader of netvoedingsadapter binnen het voltagebereik dat op het
apparaat staat. Een ongeschikte lader of verkeerd voltage kan leiden tot schade of letsel door brand
of een elektrische schok.
Gebruik het lichtnetsnoer van de lader alleen in de verkoopregio waarvoor het is bedoeld. Een
ongeschikt voltage kan leiden tot schade of letsel door brand of een elektrische schok.
Haal camera of lader niet uit elkaar. Wordt een hoogvoltage-circuit binnenin het product aange-
raakt, dan kan dat leiden tot elektrische schokken en/of letsel.
Verwijder direct de batterij of ontkoppel de lichtnetadapter of lader van het lichtnet wanneer de
camera is gevallen of stoten/klappen heeft opgelopen waarbij het binnenwerk, en dan met name de
flitser, bloot is komen te liggen. De flitser heeft een hoogvoltage-circuit dat elektrische schokken
en/of letsel kan veroorzaken. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel
en/of brand.
Houd de batterijen, de geheugenkaart en kleine voorwerpen die ingeslikt kunnen worden buiten het
bereik van kleine kinderen. Neem direct contact op met een arts wanneer er iets is ingeslikt.
Bewaar dit product buiten het bereik van kinderen. Gebruik dit product in de nabijheid van kinderen
met voorzichtigheid.
Laat de flitser niet van korte afstand in de ogen flitsen. Het kan tot schade aan het
gezichtsvermogen leiden.
Flits niet in de richting van bestuurders van voertuigen. Verblinding en afleiding kunnen tot
ongelukken leiden.
Gebruik de LCD-monitor niet wanneer u loopt of een voertuig bestuurt. Het kan leiden tot letsel of
ongelukken.
Neem onderstaande waarschuwingen aangaande het gebruik van digitale camera’s en accessoires
goed door.
6
7
Correct en veilig gebruik
PAS OP
Kijk niet via de zoeker of het objectief naar de zon of een sterke lichtbron. Het kan uw
gezichtsvermogen aantasten of tot blindheid leiden.
Gebruik dit product niet in een vochtige omgeving, en pak het niet met natte handen beet. Komt er
vloeistof in het product terecht, verwijder dan meteen de batterij of verbreek de netstroom-
aansluiting, en gebruik het product niet meer. Voortgaand gebruik van een product dat aan vloeistof
is blootgesteld kan schade of letsel als gevolg van een elektrische schok of brand veroorzaken.
• Gebruik deze producten niet in de nabijheid van ontvlambare gassen of vloeistoffen als benzine,
wasbenzine of thinner. Gebruik nooit ontvlambare producten als benzine, wasbenzine of thinner om
deze producten schoon te maken. Het gebruik van ontvlambare schoonmaakmiddelen en
oplosmiddelen kan tot een explosie of brand leiden.
Trek nooit aan het snoer wanneer u de netvoedingsadapter of lader van het stopcontact wilt
loskoppelen. Trek altijd aan de stekker.
• Beschadig, verdraai, verander, verhit het snoer van de netvoedingsadapter/laadapparaat nooit en
plaats er nooit zware objecten op. Een beschadigd snoer kan leiden tot schade of letsel door brand
of elektrische schokken.
Verspreiden de producten een vreemde geur, hitte of rook, stop dan onmiddellijk het gebruik. Verwij-
der meteen de batterij en let daarbij goed op dat u zich niet brandt; batterijen kunnen door gebruik
heet worden. Voortgaand gebruik van een beschadigd product kan leiden tot letsel en/of brand.
Is reparatie nodig, stuur het product dan naar de Technische dienst van Konica Minolta (al dan niet
via uw handelaar).
Richt met een fotografisch objectief nooit rechtstreeks in de zon. Wordt zonlicht samengebundeld
op een brandbaar oppervlak, dan kan er brand ontstaan. Gebruikt u het objectief niet, plaats dan
de dop erop.
Gebruik of bewaar deze producten niet in een warme of vochtige omgeving, zoals het
dashboardkastje of de bagageruimte van een auto. Het kan schade aan de camera, de lader en de
batterij veroorzaken, en kan leiden tot brandwonden of ander letsel door hitte, brand, explosie of
lekkage van batterijvloeistof.
Lekt de batterij, gebruik hem dan niet.
Bij langer gebruik stijgt de temperatuur van camera, lader en batterij. Wees daarom extra
voorzichtig.
Pas op voor de hitte van geheugenkaart of batterij als u ze snel na langdurig gebruik uit de camera
haalt. Zet de camera uit en wacht totdat hij is afgekoeld
Laat de flitser niet flitsen als hij in contact is met mensen of objecten. Bij de flitser komt veel energie
vrij en ontstaat hitte.
Druk niet op de LCD-monitor. Een beschadigde monitor kan letsel veroorzaken en de vloeistof uit
de monitor is ontvlambaar. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de huid, reinig de plek dan
met schoon water. Komt vloeistof uit de monitor in contact met de ogen, spoel het dan onmiddellijk
weg met veel water en neem contact op met een arts.
Gebruikt u de lichtnetadapter of lader, steek de stekker dan goed in het stopcontact.
Gebruik geen elektronische transformators of reisadapters in combinatie met het laadapparaat.
Gebruik van dit soort apparaten kan leiden tot brand of schade aan het product.
Gebruik de lichtnetadapter of lader niet wanneer het snoer beschadigd is.
Bedek de lichtnetadapter of lader niet. Het kan tot brand leiden.
• Verberg de lichtnetadapter of lader niet. In geval van nood moet hij snel van het lichtnet kunnen
worden ontkoppeld.
Trek de stekker van de lichtnetadapter of lader uit het stopcontact wanneer hij niet wordt gebruikt.
9
8
Inhoud
Snel aan de slag ....................................................................................................................................2
Voordat u begint.....................................................................................................................................3
Correct en veilig gebruik........................................................................................................................4
Benaming van de onderdelen .............................................................................................................14
Camerahuis .............................................................................................................................14
Informatie opnamestand .........................................................................................................16
Zoeker ....................................................................................................................................17
Snel aan de slag ..................................................................................................................................18
Plaatsen en verwijderen van een objectief ............................................................................18
Draagriem bevestigen .............................................................................................................19
Dioptrie-aanpassing ................................................................................................................19
Batterij laden ...........................................................................................................................20
Batterij plaatsen en verwisselen..............................................................................................21
Camera aanzetten ...................................................................................................................22
Lichtnetadapter AC-11 (apart leverbaar).................................................................................22
Aanduiding batterijconditie .....................................................................................................23
Automatische spaarschakeling (Power Save).........................................................................23
Geheugenkaart plaatsen en verwisselen ................................................................................24
Datum en tijd instellen.............................................................................................................26
Basistechniek opname ........................................................................................................................27
Camera op automatische opnamestand instellen ..................................................................27
Hanteren van de camera.........................................................................................................27
Informatie basistechniek opname ...........................................................................................27
Eenvoudige opnamehandelingen............................................................................................28
Scherpstelsignalen ..................................................................................................................29
Speciale scherpstelsituaties....................................................................................................29
Scherpstelvergrendeling..........................................................................................................30
Waarschuwing cameratrilling ..................................................................................................30
Ingebouwde flitser gebruiken..................................................................................................31
Anti-Shake-systeem................................................................................................................32
Informatietoets ........................................................................................................................33
Basistechniek weergave ......................................................................................................................34
Foto’s bekijken ........................................................................................................................34
Foto’s roteren ..........................................................................................................................34
Histogramweergave.................................................................................................................35
Een opname per keer wissen..................................................................................................36
Weergavescherm aanpassen ..................................................................................................37
Vergrote weergave...................................................................................................................38
INHOUD
Geavanceerde opnametechniek ..........................................................................................................39
Belichtingskeuzeknop .............................................................................................................39
Digitale onderwerpsprogramma’s...............................................................................40
Automatische opname................................................................................................41
Programma-automatiek - P........................................................................................41
Diafragmavoorkeuze - A.............................................................................................42
Sluitertijdvoorkeuze - S ..............................................................................................42
Waarschuwingen bereik belichtingsregeling ..............................................................43
Handinstelling belichting - M......................................................................................44
Tijdopnamen...............................................................................................................45
Belichtingsvergrendeling AEL-toets ........................................................................................46
Flitsen met lange sluitertijden .................................................................................................47
Spot-AF toets..........................................................................................................................47
Belichtingscorrectie.................................................................................................................48
Visuele scherptedieptecontrole ...............................................................................................49
AF/MF schakelaar ...................................................................................................................49
Transportstanden ....................................................................................................................50
Over continu transport ...............................................................................................51
Over de zelfontspanner ..............................................................................................51
Opmerkingen over belichtingsbracketing...................................................................52
Opmerkingen over witbalans-bracketing ...................................................................53
Cameragevoeligheid (ISO) en Zone-aanpassing (Zone Matching) .........................................54
Cameragevoeligheid en flitsbereik ..........................................................................................55
Functietoets.............................................................................................................................56
AF-veld .......................................................................................................................57
AF-standen .................................................................................................................58
Lichtmeetmethoden....................................................................................................59
Flitscorrectie ...............................................................................................................60
Kleurinstelling (Color mode) .......................................................................................61
Regeling Digitale Effecten (DEC - Digital Effects Control) .........................................63
Witbalans.................................................................................................................................64
AWB - Automatische Witbalans .................................................................................64
Vooringestelde witbalans............................................................................................65
Eigen witbalansinstelling ............................................................................................66
Kleurtemperatuur........................................................................................................67
Fotografische basisprincipes...............................................................................................................68
Lichtbronnen en kleur..............................................................................................................69
Wat is een LW? .......................................................................................................................69
10
11
Inhoud
Opnamemenu ....................................................................................................................................70
Navigeren door het opnamemenu ..........................................................................................70
Beeldgrootte (Image size) en beeldkwaliteit (Image quality)...................................................72
Directe weergave (Instant playback) .......................................................................................74
Ruisonderdrukking (Noise reduction) ......................................................................................74
Flitsstanden (Flash modes) .....................................................................................................75
Draadloos flitsen.........................................................................................................76
Afstandsbereik draadloos flitsen ................................................................................78
Flitsregeling (Flash control) .....................................................................................................79
Bracketingvolgorde (Backeting order).....................................................................................80
Terugzetten opnamestand (Reset) ..........................................................................................80
Over DiMAGE Master...........................................................................................................................81
Weergavemenu ..................................................................................................................................82
Navigeren door het weergavemenu ........................................................................................82
Beeldselectiescherm ...............................................................................................................83
Wissen (Delete)........................................................................................................................84
Formatteren (Format) ............................................................................................................85
Map bekijken (View folder) ......................................................................................................85
Vergrendelen (Lock).................................................................................................................86
Indexweergave ........................................................................................................................87
Diashow (Slide Show)..............................................................................................................88
Over DPOF ..............................................................................................................................88
DPOF setup.............................................................................................................................89
Datum in beeld (Date imprint) .................................................................................................90
Indexprint ................................................................................................................................90
Printen stoppen (Cancel print) ................................................................................................90
Menu persoonlijke instellingen (Custom) en Setup-menu’s openen ...................................................91
Persoonlijke instellingen (Custom-menu) ........................................................................................92
AF/ontspanprioriteit (priority)...................................................................................................93
Focus-hold toets (Focus Hold Butt.).......................................................................................94
AEL-toets (AEL button)............................................................................................................94
Functie instelwielen (Ctrl dial set)............................................................................................95
Werking belichtingscorrectie (Exposure compensation set)...................................................95
AF-hulplicht (AF illuminator) ....................................................................................................96
Kaart-sluitervergrendeling .......................................................................................................96
Objectief-sluitervergrendeling .................................................................................................96
AF-veld instelling (AF area setup) ...........................................................................................97
Monitorweergave (Monitor disp.) ............................................................................................97
Opname-informatie (Rec. display)...........................................................................................97
Setup afspeelweergave...........................................................................................................97
Setup-menu ....................................................................................................................................98
LCD-helderheid (LCD brightness) .........................................................................................100
Overspeelstand (Transfer mode) ...........................................................................................100
Video output..........................................................................................................................101
Foto’s op televisie bekijken...................................................................................................101
Audiosignalen (Audio signals) ...............................................................................................102
Taal (Language) .....................................................................................................................102
Datum en tijd instellen (Date/Time setup).............................................................................103
Geheugen bestandsnummers (#)..........................................................................................103
Mapnaam (Folder name) .......................................................................................................104
Selecteer map (Select folder)................................................................................................104
Nieuwe map (New folder)......................................................................................................105
LCD-verlichting (LCD backlight)............................................................................................105
Automatische spaarschakeling (Power Save).......................................................................105
Geheugen menusectie (Menu section mem.) .......................................................................106
Wisbevestiging (Delete conf.)................................................................................................106
CCD reinigen (Clean CCD)....................................................................................................106
Terugzetten op standaard (Reset default) .............................................................................108
Accessoire-info ..................................................................................................................................110
Objectief-compatibiliteit ........................................................................................................110
Afscherming flitslicht door objectief......................................................................................110
Omrekenen brandpuntsafstanden.........................................................................................110
CCD-positie ..........................................................................................................................110
Oculairkapje bevestigen........................................................................................................111
Zoekeraccessoires ................................................................................................................111
Afstandsbedieningskabel aansluiten.....................................................................................111
Externe flitser bevestigen......................................................................................................112
Flitser-compatibiliteit .............................................................................................................112
High speed flitsen (HSS) .......................................................................................................112
PC Flitsadapter PCT-100.......................................................................................................113
Over de kabel van het laadapparaat.....................................................................................113
12
13
Inhoud
Overspeelstand ..................................................................................................................................114
Systeemeisen ........................................................................................................................114
Camera op de computer aansluiten .....................................................................................115
Verbinding met Windows 98/98 second edition ...................................................................116
Automatische installatie............................................................................................116
Handmatige installatie ..............................................................................................117
Automatische spaarschakeling (Overspeelstand) .................................................................119
Werken met mappen op de geheugenkaart .........................................................................120
Camera van de computer loskoppelen.................................................................................122
Windows 98/98 second edition................................................................................122
Windows Me, 2000 Professional en XP ...................................................................122
Macintosh .................................................................................................................123
Geheugenkaart verwisselen (overspeelstand).......................................................................124
Windows 98/98 second edition................................................................................124
Windows Me, 2000 Professional en XP ...................................................................124
Macintosh .................................................................................................................124
Overspeelstand Driver-software verwijderen - Windows......................................................125
PictBridge..............................................................................................................................126
Opmerkingen over printstoringen .........................................................................................127
Navigeren door het PictBridge menu....................................................................................128
Serie-printen (Batch print) ........................................................................................129
Indexprint..................................................................................................................129
Papiergrootte (Paper size) ........................................................................................130
Layout.......................................................................................................................130
Printkwaliteit (Print quality) .......................................................................................131
Datum printen (Data print) ........................................................................................131
DPOF print................................................................................................................131
Kodak EasyShare software ...................................................................................................132
DiMAGE Master Lite..............................................................................................................134
Problemen oplossen ..........................................................................................................................136
Verzorging en opslag .........................................................................................................................139
Camera-onderhoud...............................................................................................................139
Reinigen.................................................................................................................................139
Opslag .................................................................................................................................139
Gebruikstemperaturen en -omstandigheden ........................................................................140
Verzorging en gebruik geheugenkaarten...............................................................................140
Batterij ..................................................................................................................................140
Verzorging LCD-monitor........................................................................................................141
Copyright...............................................................................................................................141
Voor belangrijke gebeurtenissen of reizen ............................................................................141
Vragen en service..................................................................................................................141
Technische gegevens.........................................................................................................................144
Index ..................................................................................................................................146
15
14
Benaming van de onderdelen
* Deze camera is een geavanceerd optisch
instrument. Wees extra voorzichtig bij het
reinigen van de aangegeven onderdelen.
Lees de informatie over opslag en
onderhoud achterin deze gebruiksaanwij-
zing (blz. 139).
CAMERAHUIS
2. Instelwiel
3. Ontspanknop
5. Flitser* (blz. 31)
8. Oogje draagkoord (blz. 19)
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
14. Deurtje kaartsleuf / USB-aansluiting / video-
uitgang (blz. 24, 115, 101)
22. Menutoets
17. Stuureenheid & Spot-AF-toets (blz. 47)
12. AEL-toets (blz. 46)
2. Oculairsensors *
10. Aansluiting afstandsbediening (blz. 111)
13. Toegangslampje
20. Wistoets (blz. 36)
19. Weergavetoets (blz. 34)
21. Informatietoets (blz. 33, 37)
15. Anti-Shake-schakelaar (blz. 32)
3. Zoeker* (blz. 17)
18. LCD-monitor * (blz. 16)
1. Hoofdschakelaar
11. AF/MF-schakelaar (blz. 49)
6. Instelwiel oculaircorrectie (blz. 19)
16. Statiefaansluiting 9. Transportstandschakelaar (blz. 50)
10. Toets cameragevoeligheid (ISO) (blz. 54)
5. Accessoireschoentje
17. Ontgrendeling batterijruimte (blz. 21)
6. Witbalansknop (blz. 64)
16. DC Voedingsaansluiting (blz. 22)
4. Belichtingskeuzeknop (blz. 39)
8. Belichtingscorrectietoets (blz. 48)
1. Zelfontspannerlampje (blz. 51)
18. Deurtje batterijruimte (blz. 21)
15. Toets visuele scherptedieptecontrole (blz. 49)
9. Objectiefontgrendeling (blz. 18)
13. Spiegel*
14. Objectiefcontacten*
12. Objectiefvatting
4. Oogschelp (blz. 111)
7. Witbalanstoets (blz. 64)
7. Toets weergavestand (blz. 56)
11. Oogje draagkoord (blz. 19)
17
16
Benaming van de onderdelen
ZOEKER
INFORMATIE OPNAMESTAND
8. Witbalans
2. Flitsveld
5. Belichtingsvergrendeling / Batterijconditie
7. Beeldgrootte / Beeldkwaliteit
9. Opnameteller
4. Kleurinstelling / Regeling Digitale Effecten / AF-veld,
AF-stand / Ontspanprioriteit / Transportstand
3. LW-schaal
1. Belichtingsstand / Belichting
6. Cameragevoeligheid / Zoneaanpassing
Breed scherpstelveld
Spotmeetveld (blz. 59)
Spot-AF-veld (blz. 47)
Locale scherpstelvelden (blz. 57)
1. Flitscorrectie (blz 60)
4. Draadloos flitsen (blz. 76)
5. Belichtingsvergrendeling (AEL) (blz. 46)
9. LW-schaal
8. Diafragma
7. Sluitertijd
10. Teller resterende opnamen
11. Waarschuwing cameratrilling (blz. 30)
3. High speed flitsen (blz. 112)
2. Flitssignaal (blz. 31)
12. Anti-Shake-schaal (blz. 32)6. Scherpstelsignaal (blz. 29)
Het Spot AF-veld en de locale scherpstelvelden lichten kort op om aan te geven op welk veld de
scherpstelling is vergrendeld.
Op het opnamescherm ziet u de informatie
over de camerafuncties in verschillende
velden. Welke informatie u ziet hangt samen
met de gekozen functie.
Wordt de camera gekanteld, dan past de
weergave zich aan de stand van de camera
aan.
Wat er op de monitor te zien is kunt u regelen bij Monitor disp. en Rec.display in sectie 2 van
het menu Persoonlijke instellingen (custom menu) (blz. 97).
Camera-info
De teller voor de resterende opnamen geeft bij benadering het aantal opnamen aan dat tijdens het
fotograferen in het buffergeheugen van de camera kan worden opgeslagen. Dit aantal verandert
doordat er foto’s worden opgenomen en op de geheugenkaart worden weggeschreven.
1. Steek het eind van de riem van onderen door het oogje. Bevestig de riem zo dat het uiteinde
tussen riem en camera komt.
2. Voer het uiteinde door de vasthoudring en de binnenzijde van de gesp en trek de riem aan.
Houd wat ruimte vrij zodat de riem makkelijk door de gesp kan worden gevoerd.
3. Duw de vasthoudring naar het riem-oog om de riem vast te zetten. Herhaal dit met het andere
uiteinde van de riem.
18
19
Snel aan de slag
SNEL AAN DE SLAG
Dit hoofdstuk behandelt het voorbereiden van de camera. Ook het verwisselen van batterijen,
geheugenkaarten en objectieven wordt hier behandeld, alsmede het gebruik van externe
voedingsbronnen.
DRAAGRIEM BEVESTIGEN
Doe de riem altijd om, om te voorkomen dat de camera op de grond valt.
Breng de rode stippen op het objectief
en de camera tegenover elkaar. Schuif
het objectief voorzichtig in de camera;
draai het met de klok mee totdat het
vastklikt. Pas op dat u het objectief niet
schuin op de camera plaatst. Lukt de
bevestiging niet, kijk dan of u de rode
stippen goed tegenover elkaar houdt.
Gebruik nooit extra kracht bij de beves-
tiging.
Druk de objectiefontgrendeling geheel in en draai het objectief
tegen de klok in totdat het stopt. Verwijder het objectief voor-
zichtig.
Verwijder de bodydop van de camera en de achterdop van het
objectief.
PLAATSEN EN VERWIJDEREN VAN EEN OBJECTIEF
Deze camera maakt gebruik van verwisselbare objectieven. Op blz. 110 vindt u welke
objectieven kunnen worden gebruikt. Raak nooit het binnenwerk van de camera aan, in het
bijzonder de objectiefcontacten en de spiegel. Stel het binnenwerk van de camera niet bloot
aan stof of vuil. Herplaats meteen de objectiefdoppen en de bodydop of plaats direct een
ander objectief op de camera. Controleer of de bodydop stofvrij is voordat u hem bevestigt.
Indexen
De zoeker van de camera heeft een
oogcorrectie-instelling van -2,5 tot +1,0 dioptrie.
Kijk door de zoeker en draai aan de correctie-
instelling totdat het scherpstelkader in de zoeker
scherp is.
Met de Oculair-correctielenzen uit de serie 1000
kunt u de oogcorrectie aanpassen als de inge-
bouwde oculairverstelling niet toereikend is.
DIOPTRIE-AANPASSING
Objectief-
ontgrendeling
20
Snel aan de slag
21
BATTERIJ LADEN
Voordat u de camera kunt gebruiken dient u de lithium-ion batterij op te laden. Lees voordat u de
batterij oplaadt de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Laad de batterij
uitsluitend met de bijgeleverde batterijlader. Het is aan te bevelen de batterij voorafgaand aan elke
opnamesessie op te laden. Kijk op blz. 140 voor informatie over opslag en verzorging van de
batterij.
Houd de batterij met de contacten naar de lader, en breng de
gootjes op de onderzijde van de batterij in lijn met de geleiders
van de lader. Schuif de batterij in de lader.
Steek de netkabel in de lader (1). Steek het andere eind van de
kabel in een stopcontact. De meegeleverde kabel is geschikt
voor de regio waarin de camera werd verkocht. Gebruik de kabel
uitsluitend in de regio van aankoop Meer informatie over het
netsnoer op blz. 113.
Voor verwijderen schuift u de batterij uit de
lader en tilt u hem omhoog. Trek de
stekker uit het stopcontact.
Het lampje (2) geeft aan dat de batterij wordt opgeladen. De
lamp gaat uit wanneer de batterij opgeladen is. De laadtijd is
circa 150 minuten.
BATTERIJ PLAATSEN EN VERWISSELEN
1. Open de batterijruimte door de vergrendeling van de batterijruimte naar de achterzijde van de
camera te schuiven.
2. Plaats de batterij met de contacten naar voren. Schuif de batterij in de batterijruimte totdat de
batterijgrendel vastklikt.
3. Duw om de batterij te verwijderen de batterijgrendel naar de zijkant van de batterijruimte; de
batterij komt nu omhoog.
4. Sluit de batterijruimte zo dat het deksel dichtklikt.
Deze digitale camera maakt gebruik van een NP-400 lithium-ion batterij. Lees voordat u de batterij
gebruikt de waarschuwingen op blz. 4 van deze gebruiksaanwijzing. Bij het verwisselen van de
batterij dient de camera uit te staan.
23
22
Snel aan de slag
AANDUIDING BATTERIJCONDITIE
Aanduiding Batterij vol - de batterij is volledig opgeladen.
Aanduiding Batterij bijna leeg - de batterij begint leeg te raken.
Waarschuwing: batterij bijna leeg.
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING
Om de batterij te sparen zal de camera zich uitschakelen wanneer hij drie minuten niet is gebruikt.
Druk de ontspanknop half in om de camera weer te activeren. De wachttijd voor de automatische
spaarschakeling kan in sectie 3 van het setup-menu worden veranderd (blz. 105).
De verlichting van de LCD-monitor gaat na vijf seconden uit. Druk op een toets van de camera om
de weergave weer in te schakelen. De wachttijd voor de uitschakeling kan in sectie 3 van het setup-
menu worden veranderd (blz. 105).
Deze camera is uitgerust met een automatische aanduiding voor de
batterijconditie. Wanneer de camera aan staat verschijnt de aanduiding
op de monitor. Wanneer de batterij leegt raakt verandert de aanduiding
van wit in rood. Wanneer de batterij bijna leeg is zijn niet alle
camerafuncties beschikbaar. Is de monitor blanco, dan kan de batterij
geheel leeg zijn. Aanduiding:
Waarschuwing Batterij leeg - batterij is zo goed als leeg. Waarschuwing:
batterij bijna leeg.
Herlaad de batterij. Bereikt de energievoorraad een nog lager niveau terwijl de camera aan staat,
dan verschijnt de boodschap ‘Battery exhausted’ vlak voordat de camera wordt uitgeschakeld. De
camera werkt pas weer als er een geladen batterij in zit.
LICHTNETADAPTER AC-11 (APART LEVERBAAR)
Met de lichtnetadapter AC-11 kunt u de camera vanuit het stopcontact voeden. Gebruik van de
lichtnetadapter is aan te bevelen wanneer de camera op een computer wordt aangesloten of
langdurig achtereen wordt gebruikt.
Open de voedingsaansluiting van links af. Het deksel is
ter voorkoming van verlies vast aan de camera
bevestigd.
Steek de ministekker van de lichtnetadapter in de
voedingsaansluiting.
Steek de netstekker van de lichtnetadapter in een
stopcontact.
Gaat u over op een andere voedingsmethode,
zet dan de camera uit en verzeker u ervan dat
het toegangslampje niet brandt.
Toegangslampje
Elke keer dat de camera wordt aangezet wordt het ob-
jectief automatisch in de oneindigstand gezet, ook als
de handmatige scherpstelling actief is. Deze handeling
is noodzakelijk voor goede belichtingsresultaten.
Camera-info
CAMERA AANZETTEN
Zet de hoofdschakelaar op On om de camera aan te
zetten. Het toegangslampje licht even op om aan te
geven dat de camera is ingeschakeld. Als de camera
voor het eerst wordt ingeschakeld, moeten datum en
tijd worden ingesteld: zie blz. 26. Gebruikt u de camera
niet, zet hem dan uit om stroom te sparen.
Deksel
aansluitingen
24
Snel aan de slag
GEHEUGENKAART PLAATSEN EN VERWISSELEN
Om de camera te kunnen gebruiken moet er een geheugenkaart in zitten. Zit er geen kaart in de
camera, dan verschijnt “——” op de opnameteller. Type I en II Compact Flash kaarten en
Microdrives kunnen ook in deze camera worden gebruikt.
25
Zet wanneer u van geheugenkaart wisselt altijd de camera uit en controleer ook of het
toegangslampje niet brandt. Anders kan de kaart schade oplopen en kan er beeldinformatie
verloren gaan.
1. Schuif het deurtje van de kaartruimte naar de
achterzijde van de camera om de vergrendeling los
te maken en het te openen.
2. Schuif de geheugenkaart geheel in de kaartsleuf.
Plaats de kaart zo dat hij naar de voorzijde naar de
camera wijst. Duw de kaart altijd rechtstandig naar
binnen. Plaats een kaart nooit met extra kracht.
Lijkt hij niet te passen, controleer dan de plaatsing.
3. Sluit het deurtje van de kaartruimte en schuif het
naar de voorzijde van de camera om de
vergrendeling in werking te stellen.
4. Open om een kaart te verwijderen het deurtje van
de kaartsleuf en maak de uitwerphendel vrij om
hem uit te laten steken.
5. Druk op de uitgestoken uitwerphendel om de kaart
uit te werpen. De kaart kan nu uit de sleuf worden
getrokken. Denk eraan dat de kaart door het
gebruik heet kan zijn. De uitwerphendel moet
binnen de camerabody blijven. Steekt hij uit, duw
hem terug in de camera.
6. Plaats een nieuwe geheugenkaart en sluit het
deurtje van de kaartsleuf.
123
Verschijnt de melding “Unable to use card, Format?”, dan dient u
de kaart met de camera te formatteren. Gebruik de links/rechts-
toetsen van de stuureenheid om de “Yes” te markeren. Druk op de
centrale toets van de stuureenheid om de kaart te formatteren; de
duur van het formatteren is afhankelijk van de gebruikte kaart. Bij
het formatteren wordt alle informatie op de kaart gewist. Met “No”
ziet u van het formatteren af; verwijder de kaart uit de camera. Een
kaart die in een andere camera werd gebruikt moet voor gebruik in
deze camera mogelijk opnieuw worden geformatteerd.
456
Unable to use card.
Format?
No
Yes
Verschijnt de “Card error” melding, druk dan op de centrale toets van de stuureenheid om het
venster te sluiten; kijk op de Konica Minolta website voor de meest recente
compatibiliteitsinformatie:
Noord-Amerika:
http://www.konicaminolta.us/
Europa:
http://www.konicaminoltasupport.com
Diafragma
Scherpstelsignaal
Sluitertijd
Flitsaanduiding
Anti-Shake-schaal
Flitssignaal
27
26
Snel aan de slag
DATUM EN TIJD INSTELLEN
Als u de geheugenkaart en de batterij voor het eerst hebt geplaatst verschijnt de melding dat de
klok en de kalender van de camera moeten worden ingesteld. Bij elke foto worden tijd en datum
van opname geregistreerd. Ook kan het nodig zijn de menutaal in te stellen. Kijk voor het instellen
van de taal bij het setup-menu (blz. 98 en 102).
Zet de camera aan.
Navigeren door het scherm is eenvoudig. Met de
op/neer- en links/rechts-toetsen van de stuureenheid
verplaatst u de cursor en verandert u de instellingen.
Met de centrale toets van de stuureenheid legt u
instellingen vast.
Gebruik de links/rechts-toetsen om het onderdeel te
selecteren dat u wilt veranderen. Het laatste onderdeel
is de datumweergave.
Druk op de centrale toets om de instelling van klok en
kalender te voltooien.
Datum/tijd instelscherm
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel in te
stellen. Voor de datumweergave kunt u kiezen uit
jaar/maand/dag, dag/maand/jaar en maand/dag/jaar.
2005 . 10 . 23
13 : 14
Date/Time set
:enter:sel :adj.
YYYY/MM/DD
Set date and time?
No
Yes
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
om “Yes” te selecteren. “No” heft de instelling op.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om
verder te gaan.
CAMERA OP AUTOMATISCHE OPNAMESTAND INSTELLEN
Zet de belichtingsknop in de Auto-stand of de programma-
stand (P). De camera regelt alles automatisch.
Auto werkt als de Programmastand (P), maar bovendien
worden van veel camerafuncties automatisch de standaard-
instellingen gebruikt; zie blz. 41 voor meer informatie. In de
Auto-stand zijn niet alle functies beschikbaar, zoals de
Kleurinstelling (Color Mode) en de Regeling Digitale
Effecten. De standaard cameragevoeligheid (blz. 54) voor
de Auto-stand is auto, in de P-stand is het 100 ISO.
BASISTECHNIEK OPNAME
Pak de camera stevig met de rechterhand vast en ondersteun de
camera met uw linkerhand. Houd uw ellebogen in uw zij gedrukt en
zet uw voeten op schouderbreedte uit elkaar om stabiel te staan.
Gebruik van een driebeen-of eenbeenstatief is aan te bevelen
wanneer u bij weinig licht fotografeert of sterk hebt ingezoomd.
HANTEREN VAN DE CAMERA
INFORMATIE BASISTECHNIEK OPNAME
In de zoeker en op de monitor ziet u in de basis-opnamestand dezelfde informatie.
28
Basistechniek opname
29
EENVOUDIGE OPNAMEHANDELINGEN
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader. Het
onderwerp moet zich binnen het scherpstelbereik van het
objectief bevinden. Gebruikt u een zoomobjectief, kies dan
een geschikte zoomstand.
Druk de ontspanknop half in om de systemen voor autofocus
en automatische belichting te activeren (1). Het scherpstel-
signaal (A) in de zoeker bevestigt de scherpstelling en het
Spot AF-veld of locale AF-veld licht kort op om aan te geven
waarop werd scherpgesteld. Knippert het scherpstelsignaal,
herhaal dan de procedure.
De sluitertijd (C) en het diafragma (D) die voor de belichting
worden gebruikt verschijnen in de zoeker en op de monitor.
1
2
Druk de ontspanknop geheel in (2) om de foto te maken. Druk
de ontspanknop rustig in, zodat u de kans op trilling tijdens
de opname vermindert.
De opgenomen foto verschijnt tijdens het opslaan op de
monitor. Druk de ontspanknop half in als u de weergave wilt
stoppen. Meer informatie over de directe weergave op blz. 74.
Het toegangslampje (E) knippert om aan te geven dat de
beeldinformatie naar de geheugenkaart wordt weggeschreven.
Verwijder een kaart nooit als er nog informatie wordt
weggeschreven.
SCHERPSTELSIGNALEN
SPECIALE SCHERPSTELSITUATIES
De camera kan onder bepaalde omstandigheden mogelijk niet goed scherpstellen. Gebruik
scherpstelvergrendeling of handmatige scherpstelling.
Het onderwerp in het
scherpstelkader heeft
een te laag contrast.
Het onderwerp bevat
een patroon van
verticale lijnen.
Twee onderwerpen op
verschillende afstan-
den overlappen elkaar
in het scherpstelkader.
Het onderwerp bevindt
zich dichtbij een zeer
helder onderwerp of
gebied.
Scherpstelling vergrendeld
De scherpstelsignalen in de zoeker geven de status van het autofocus-systeem aan. Bij gebruik van
macro-objectieven of lange tele-objectieven kan het scherpstellen extra tijd kosten, net als bij
weinig licht.
Kan de camera niet scherpstellen, dan is het onderwerp mogelijk te dichtbij, of een speciale
scherpstelsituatie staat een normale scherpstelling in de weg. Stel met de scherpstelvergrendeling
in op een onderwerp op dezelfde afstand als het hoofdonderwerp (blz. 30), stel handmatig scherp
(blz. 49) of klap de flitser uit om gebruik van het AF-hulplicht mogelijk te maken (blz. 96).
De keuze tussen autofocus-prioriteit (Focus priority) en ontspan-prioriteit (Release priority) kunt u
maken in sectie 1 van het custom-menu (Persoonlijke instellingen) (blz. 93).
Scherpstelling in orde (Continu AF - blz. 58)
Bezig met scherpstelling (Continu AF). Sluiter geblokkeerd
Aanduiding knippert - scherpstelling niet mogelijk. Sluiter geblokkeerd
31
30
Basistechniek opname
SCHERPSTELVERGRENDELING
De scherpstelvergrendeling wordt gebruikt wanneer het
onderwerp zich buiten het beeldmidden en buiten het
scherpstelkader bevindt. U kunt de scherpstelvergrendeling
ook gebruiken voor speciale scherpstelsituaties, waarin de
autofocus zijn werk niet goed kan doen.
Plaats het onderwerp binnen het scherpstelkader. Druk de
ontspanknop half in en houd hem in die positie (1). Het
scherpstelsignaal geeft aan dat de scherpstelling is
vergrendeld. Is de scherpstelling uitgevoerd, dan licht een AF-
veld even op om aan te geven waarop werd scherpgesteld.
Houd de ontspanknop half ingedrukt en bepaal de definitieve
beeldcompositie via de zoeker. Druk de ontspanknop geheel
in om de foto te maken (2).
1
2
Scherpstelsignaal
WAARSCHUWING CAMERATRILLING
Wordt er een sluitertijd gebruikt die te lang is om zonder gevaar voor trilling uit de hand te
gebruiken, dan knippert de waarschuwing voor cameratrilling in de zoeker. Cameratrilling wordt
veroorzaakt door kleine handbewegingen en manifesteert zich sterker naarmate er meer is
ingezoomd of een langer tele-objectief wordt gebruikt. Als de waarschuwing verschijnt kan er wel
gewoon een foto worden gemaakt. Verschijnt de waarschuwing, zet dan de camera op statief of
gebruik de flitser.
Waarschuwing cameratrilling
Knippert het flitssignaal na de opname niet, dan lag het onderwerp niet binnen het flitsbereik. Het
flitsbereik is afhankelijk van het gebruikte diafragma. In de tabel ziet u het flitsbereik wanneer de
gevoeligheid is ingesteld op auto (Auto-opnamestand) of ISO 100 (P-stand). Op blz. 55 ziet u het
flitsbereik voor andere gevoeligheidsinstellingen.
Brandt continu - flitser is geladen, klaar om te flitsen.
Knippert - het onderwerp heeft voldoende flitslicht ontvangen.
De flitssignalen in de zoeker geven de status van de flitser aan.
ISO 100 (Programmastand)
f/2,8
f/3,5
f/4,0
f/5,6
Diafragma
INGEBOUWDE FLITSER GEBRUIKEN
Om de flitser te gebruiken klapt u hem uit. De stand van de flitser
kan alleen handmatig worden geregeld. Als de flitser is uitgeklapt
wordt hij altijd ontstoken, ongeacht de hoeveelheid licht. De
flitsinstelling kunt u wijzigen in het opnamemenu (blz. 75).
Druk de flitser omlaag wanneer u de camera niet gebruikt. De
flitser werkt ook als AF-hulplicht, zie blz. 96.
De ingebouwde flitser is afgestemd op objectieven met een brandpuntsafstand vanaf 18mm. Bij
gebruik van objectieven met een kortere brandpuntsafstand dan 18mm zullen de randen en hoeken
van het beeld niet meer goed worden uitgelicht. De zonnekap en bepaalde objectieven kunnen
afscherming van het flitslicht veroorzaken, zie blz. 110. Als de flitser wordt opgeladen kan er geen
foto worden gemaakt.
Auto ISO (Auto-opnamestand)
1.0m ~ 4.3m (3.3 ft. ~ 14 ft.)
1.0m ~ 3.4m (3.3 ft. ~ 11 ft.)
1.0m ~ 3.0m (3.3 ft. ~ 9.8 ft.)
1.0m ~ 2.1m (3.3 ft. ~ 6.7 ft.)
1.4m ~ 8.6m (4.6 ft. ~ 28 ft.)
1.1m ~ 6.8m (3.6 ft. ~ 22 ft.)
1.0m ~ 6.0m (3.3 ft. ~ 20 ft.)
1.0m ~ 4.3m (3.3 ft. ~ 14 ft.)
32
Basistechniek opname
33
ANTI-SHAKE-SYSTEEM (TRILLINGSONDERDRUKKING)
Anti-Shake-schakelaar
Anti-Shake-schaal
INFORMATIETOETS
Druk op de informatietoets om de monitorweer-
gave in te stellen op volledige weergave, basis-
weergave en uit. Meer informatie over de volle-
dige weergave vindt u op blz.16.
1. Belichtingsstand (blz. 39)
14. Cameragevoeligheid (blz. 55)
9. Witbalans (blz. 64)
7. AF-veld (blz. 57)
12. Batterijconditie (blz. 23)
8. Opnameteller (blz. 73)
4. Beeldgrootte (blz. 72)
3. Diafragma 10. Ontspanprioriteit (blz. 93)
6. Beeldkwaliteit (blz. 72)
11. Belichtingsvergrendeling (AEL) (blz. 46)
5. Belichtings-/Flitscorrectie (blz. 48, 60)
13. Kleurinstelling (blz. 61)
De volledige weergave gebruikt een schaal voor het aangeven van de sterkte van de belichtings- of
flitscorrectie en voor de gemeten belichting bij handmatige belichtingsregeling. De basisweergave
gebruikt hiervoor een numerieke aanduiding.
Uitschakelen van de monitor spaart stroom.
Basisweergave
Het Anti-Shake-systeem (trillingsonderdrukking) vermindert het
effect van cameratrilling, een lichte onscherpte die wordt
veroorzaakt door kleine handbewegingen. Cameratrilling is
zichtbaarder naarmate de brandpuntsafstand van het objectief
langer is.
Anti-Shake is minder effectief bij zich verplaatsende onder-
werpen, wanneer de camera wordt ‘meegetrokken’, bij sluiter-
tijden van 1/4 s of langer, en op korte afstanden. Anti-Shake
wordt bij tijdopnamen uitgeschakeld (blz. 45).
2. Sluitertijd
Wanneer het systeem actief is licht de Anti-Shake-schaal in de
zoeker op. Anti-Shake kan worden uitgeschakeld met de Anti-
Shake-schakelaar.
Neem het onderwerp in beeld als is beschreven bij de basis-
handelingen. Druk de ontspanknop half in om scherp te stellen
en de belichting te regelen.
De Anti-Shake-schaal geeft aan hoe sterk het beeld wordt
gestabiliseerd. Hoe groter de weergegeven schaal, des te
onstabieler is het beeld. Controleer of het beeld wordt gestabili-
seerd via de schaal en druk de ontspanknop geheel in om de
foto te maken.
Anti-Shake kan niet worden gebruikt in combinatie met
bepaalde objectieven; zie daarvoor blz. 110. Zet Anti-Shake uit
wanneer de camera op statief staat. De gemeten belichting kan
worden gewijzigd wanneer u deze functie in- of uitschakelt.
35
34
Basistechniek weergave
Foto’s kunt u bekijken in de weergavestand. U vindt hier informatie over de basishandelingen voor
weergave. De weergavestand heeft extra menufuncties, zie blz. 82.
BASISTECHNIEK WEERGAVE
Wilt u het histogram van de
weergegeven foto bekijken, druk dan
op de op-toets. Druk op de neer-
toets om terug te gaan naar
enkelvoudige weergave.
Met de links/rechts-toetsen
van de stuureenheid en de
instelwielen bepaalt u welke
beelden worden weergege-
ven.
FOTO’S BEKIJKEN
Druk op de weergavetoets
om de weergavestand te
activeren. Druk om terug te
keren naar de opname-
stand op de weergavetoets
of op de ontspanknop.
Beeldgrootte (blz. 72)
Beeldkwaliteit (blz. 72)
Opnametijdstip
Opnamedatum
Map/bestandsnummer
(blz. 102)
Opnamenummer/ totaal aantal opnamen
FOTO’S ROTEREN
Druk op de neer-toets van de stuureenheid om het
weergegeven beelden 90° naar links, 90° naar rechts, of
horizontaal te draaien.
HISTOGRAMWEERGAVE
3. Sluitertijd
4. Diafragma
15. Opnamedatum
10. Flitscorrectie (blz 60)
6. Cameragevoeligheid (ISO) (blz. 54)
14. Mapnummer - bestandsnummer (blz. 120)
9. Belichtingscorrectie (blz. 48)
1. Beeldgrootte (blz. 72)
12. Lichtmeetmethode (blz. 59)
11. Witbalans (blz. 64)
5. Belichtingsstand (blz. 39)
2. Beeldkwaliteit (blz. 72)
16. Opnamenummer / Totaal aantal opnamen
Aanduiding helderheidsoverschrijding
Het donkere deel van het histogram toont de verdeling van de helderheden van het opgenomen
beeld, van zwart (links) tot wit (rechts). Elk van de 256 verticale lijnen geeft het relatieve aandeel
weer van een bepaald helderheidsniveau binnen het beeld. U kunt het histogram gebruiken om
belichting en contrast te evalueren; het histogram geeft geen kleurinformatie.
Delen van het beeld die de laagste of hoogste helderheidswaarde
benaderen worden in het miniatuurbeeld aangegeven. De delen van
het beeld waarvan het niveau dicht bij 0 of 255 ligt zullen knipperen.
7. Histogram
8. Brandpuntsafstand
13. Anti-Shake
37
36
Basistechniek weergave
Wilt u een weergegeven opname wissen, druk
dan op de wistoets; er wordt een bevestigings-
scherm geopend.
U kunt het vertoonde beeld wissen. Een eenmaal
gewist beeld kan niet worden teruggeroepen.
Druk op de stuureenheid om het commando in
het bevestigingscherm uit te voeren. De
camera gaat terug naar de weergavestand.
EEN OPNAME PER KEER WISSEN
Gebruik de links/rechts-toetsen om “Yes” te
markeren. “No” heft de instelling op.
Delete this frame?
Yes No
Met de informatietoets regelt u welke informatie wordt
vertoond. Elke keer dat er op de knop wordt gedrukt wisselt
de weergave naar de volgende methode: volledige
weergave, alleen beeld, indexweergave. De indexweergave
kan worden gewijzigd in sectie 1 van het weergavemenu.
Volledige weergave Alleen beeld
WEERGAVESCHERM AANPASSEN
Bij indexweergave verplaatst u het gele selectiekader met de vierwegtoetsen van de stuureenheid
naar het volgende beeldje. Wanneer een beeld wordt omkaderd verschijnen de opnamedatum, de
vergrendelings- en printstatus en het opnamenummer onderaan het scherm. Het gemarkeerde
beeld kan met de QuickView/Wissen-toets worden gewist (blz. 36).
Wordt er opnieuw op de informatietoets gedrukt, dan verschijnt het gemarkeerde beeld in
enkelbeeldweergave. Een indexbeeld met vier, negen of zestien beeldjes kan worden opgeroepen,
alsook de bestandsbrowser. De index-weergavemethode kan in sectie 1 van het weergavemenu
worden veranderd (blz. 82, 87).
Indexweergave
De camera kan foto’s op een televisie vertonen. Lees op blz. 101 hoe u de camera met de
meegeleverde videokabel op een televisie aansluit.
Camera-info
39
38
Basistechniek weergave
Vergrotingstoets
Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid verschuift u
het vergrotingsveld.
U kunt een foto vergroten om
details te kunnen beoordelen.
De maximale vergroting is
afhankelijk van de beeldgroot-
te: 2,4 x voor kleine opnamen,
4,7 x voor grote opnamen.
Druk op de vergrotingstoets
om de vergrote weergave te
activeren.
Met het voorste instelwiel
bladert u door de beelden.
Het vergrotingskader (2) geeft aan welk deel van het beeld wordt
vergroot. Met de vierwegtoetsen van de stuureenheid verschuift u
het vergrotingsveld. Met de vergrotings- en verkleiningstoetsen
wijzigt u de grootte van het veld. Druk op de weergavetoets om de
vergrote weergave op te heffen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om te wisselen
tussen weergave van het gehele beeld met weergave van het
vergrote beeld.
De locatie-aanduiding (1) geeft aan welk deel van het beeld wordt
weergegeven. Met de vergrotings- en verkleiningstoetsen
verandert u de vergroting.
GEAVANCEERDE OPNAMETECHNIEK
In dit hoofdstuk vindt u gedetailleerde informatie over de opnamefuncties en werking van de
camera. Lees de gedeelten die aansluiten op uw interesse en behoefte.
Handmatige belichtingsregeling (blz. 44)
Sluitertijdvoorkeuze (blz. 42)
Diafragmavoorkeuze (blz. 42)
Programma-automatiek (blz. 41)
Auto-stand (blz. 41) Portret
Met de belichtingsknop stelt u de belichtingsstand in. Zet de
belichtingsknop in de gewenste stand. De verschillende belich-
tingsstanden worden hierna nader toegelicht. De monitor geeft de
actieve belichtingsstand weer.
BELICHTINGSKEUZEKNOP
Sport/actie
Landschap
:browse
area
VERGROTE WEERGAVE
Verkleiningstoets
Belichtingsstand
Zonsondergang
Nachtportret
Geavanceerde opnametechniek
Digitale onderwerpsprogramma's (blz. 40)Belichtingsregeling
:browse
enlarge
41
40
Geavanceerde opnametechniek
Automatische opname
De Auto-stand wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop. Gebruik
deze belichtingsstand wanneer u bij het fotograferen niets wilt
instellen. Er wordt gebruik gemaakt van de programma-automatiek
(net als in de P-stand), maar bovendien worden de meeste andere
instellingen teruggezet op hun standaardinstelling. In de Auto-stand
zijn niet alle functies beschikbaar, zoals de Kleurinstelling (Color Mode)
en de Regeling Digitale Effecten.
De functies worden teruggezet op: invulflits of rode-ogen-reductie, meerveldsmeting, Auto AF
scherpstelstand, breed AF-veld, enkelbeeldtransport, flits- en belichtingscorrectie worden
teruggezet op 0, ADI flitsregeling, Auto ISO, beeldformaat Large, beeldkwaliteit Fine, AF-prioriteit,
ruisonderdrukking.
Digitale onderwerpsprogramma’s
Digitale onderwerpsprogramma’s optimaliseren de camera-instellingen
voor belichting en witbalans plus de beeldverwerkingssystemen voor
specifieke omstandigheden en onderwerpen. Kies met de belichtings-
knop het gewenste onderwerpsprogramma.
Sport/actie – voor het vangen van snelle acties met zo kort mogelijke sluitertijden. Let er bij
gebruik van flitslicht op dat het onderwerp binnen het flitsbereik ligt (blz. 55). Continu
autofocus (blz. 58) en continu transport (blz. 50) zijn actief. Bij een verslag van een
gebeurtenis is een eenbeenstatief veel makkelijker in het gebruik dan een gewoon statief.
Zonsondergang – speciaal ontwikkeld om bij een zonsondergang de rijke, warme kleuren
te behouden. Pas op dat u niet recht in de zon kijkt wanneer die nog boven de horizon is; u
kunt er uw gezichtsvermogen permanent mee aantasten.
Nachtportret – voor gedetailleerde nachtopnamen. Bij gebruik van de flitser worden
belichting voor onderwerp en achtergrond met elkaar in evenwicht gebracht. Gebruik een
statief om onscherpte door cameratrilling te voorkomen. Het flitslicht heeft alleen effect
wanneer de persoon niet te ver weg staat. Vraag uw onderwerp bij flitsopnamen om na de
flits goed stil te blijven staan: voor de belichting van de achtergrond wordt mogelijk een
lange sluitertijd gebruikt.
Niet alle functies zijn bij gebruik van de Digitale Onderwerps-
programma’s beschikbaar, zoals de Kleurinstelling en de Regeling
Digitale Effecten. Werken met de automatische witbalans (AWB) wordt
aanbevolen bij gebruik van de Digitale Onderwerpsprogramma’s
(blz. 64).
Portret – speciaal afgestemd op het bereiken van een zachte huidtoonweergave en een
lichte onscherpte in de achtergrond. Portretten worden vaak het mooist met een lange
brandpuntsafstand (telestand); door de grotere opname-afstand worden de verhoudingen in
het gezicht niet overdreven, terwijl de beperkte scherptediepte de achtergrond onscherp
houdt. Gebruik de ingebouwde flitser bij sterk gericht zonlicht of tegenlicht om harde
schaduwen op te helderen.
Landschap – speciaal afgestemd op het produceren van scherpe, kleurrijke
landschapsopnamen. Te gebruiken voor buitenopnamen onder normale
lichtomstandigheden.
Programma-automatiek - P
De programma-automatiek wordt ingesteld met de belichtingskeuze-
knop (blz. 39. Net als de Auto-stand regelt de programma-automatiek
zowel de sluitertijd als het diafragma. Deze instelling is gelijk aan de
instelling die werd beschreven bij de basis-opnamehandelingen op blz.
28. In tegenstelling tot het volautomatische programma worden
functies die werden ingesteld niet op standaard gezet wanneer deze
stand wordt gekozen. De standaard gevoeligheidsinstelling voor de P-
stand is ISO 100.
Program shift
Met de Program shift kunt u de sluitertijd/diafragmacombinatie
wijzigen, in stappen van 1/3 LW (lichtwaarde), zonder dat het
belichtingsresultaat wijzigt. Door inschakeling van de flitser vervalt de
Program shift.
Druk de ontspanknop half in totdat sluitertijd en diafragma verschijnen.
Draai aan het instelwiel (1) om de sluitertijd/diafragmacombinatie te
wijzigen; als belichtingsstand verschijnt Ps. De programma-shift kan
worden gewijzigd in diafragma of sluitertijdvoorkeuze in sectie 1 van
het Custom-menu (blz. 92, 95).
42
Geavanceerde opnametechniek
Sluitertijdvoorkeuze wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop (blz.
39). De fotograaf kiest de sluitertijd, de camera kiest het diafragma dat
tot een juiste belichting zal leiden.
Draai aan het instelwiel (1) om een sluitertijd te kiezen van 30 tot
1/4000 seconde, in stappen van 1/3 LW. De sluitertijd verschijnt op de
monitor en in de zoeker.
Half indrukken van de ontspanknop roept het door de camera gekozen
diafragma op. Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
Diafragmavoorkeuze - A
43
Sluitertijdvoorkeuze - S
Diafragmavoorkeuze wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop
(blz. 39). De fotograaf kiest het diafragma, de camera kiest de
sluitertijd die tot een juiste belichting zal leiden.
Draai aan het instelwiel (1) om het diafragma te wijzigen, in stappen
van 1/3 LW. Het diafragmabereik is afhankelijk van het objectief. Het
diafragma verschijnt op de monitor en in de zoeker.
Half indrukken van de ontspanknop roept de door de camera gekozen
sluitertijd op. Is de cameragevoeligheid (ISO) ingesteld op auto, dan
verandert de sluitertijd na een diafragma-aanpassing mogelijk niet; de
sluitertijden worden in kleine stappen gewijzigd. Druk de ontspanknop
geheel in om de foto te maken.
Bij gebruik van de ingebouwde flitser kunt u niet elke sluitertijd gebruiken. Wanneer Anti-Shake
is ingeschakeld kunt u geen kortere sluitertijd gebruiken dan 1/125s. Is Anti-Shake niet actief,
dan is 1/160 de flitssynchronisatietijd. U kunt geen kortere sluitertijd kiezen, wel een langere.
Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma, zie blz. 55.
Flitssynchronisatietijd
De voor een opname gebruikte sluitertijd verschijnt op de monitor en in de zoeker. De volgen-
de notatie wordt gehanteerd:
Deze aanduiding wordt gebruikt voor sluitertijden van 1/4000 tot 1/3 seconden. 125
is 1/125 seconde.
Voor sluitertijden van een halve seconde of langer wordt een aanhalingste-
ken gebruikt om hele seconden aan te geven. 1"5 is anderhalve seconde
en 15" is vijftien seconden.
Over sluitertijden
Ligt de vereiste belichting buiten het sluitertijdenbereik, dan knipperen
de sluitertijd- en diafragma-aanduidingen. Plaats bij teveel licht een
grijsfilter op het objectief of gebruik een lagere cameragevoeligheid
(ISO); werkt u met kunstlicht, verlaag dan de intensiteit van de
verlichting. Gebruik onder te donkere omstandigheden de ingebouwde
flitser of verhoog de cameragevoeligheid (ISO).
Ligt de vereiste belichting buiten het sluitertijdenbereik, dan knippert
de sluitertijdaanduiding. Verander het diafragma totdat de aanduiding
normaal is.
Ligt de vereiste belichting buiten het diafragmabereik, dan knippert de
diafragma-aanduiding. Verander de sluitertijd totdat de aanduiding
normaal is.
Waarschuwingen bereik belichtingsregeling
Auto-stand, P-stand, Digitale Onderwerpsprogramma’s
Diafragmavoorkeuze
Sluitertijdvoorkeuze
45
44
Geavanceerde opnametechniek
Handinstelling belichting - M
1. Stel het diafragma in dat tot een juiste belichting leidt.
2. Verleng de sluitertijd totdat “BULB” verschijnt.
3. Om een tijdopname te maken houdt u de ontspanknop zo lang ingedrukt als de belichting moet
duren. Loslaten van de ontspanknop stopt de belichting.
De monitor is tijdens de opname blanco en blijft na de opname maximaal 30 seconden blanco in de
tijd dat de ruisonderdrukking op het beeld wordt toegepast.
Tijdopnamen kunnen worden gemaakt met handmatige belich-
tingsregeling (M). Gebruik van een statief,
afstandsbedieningskabel en oculairkapje (blz. 111) is aan te
bevelen. Het belichtingssysteem van de camera kan niet worden
gebruikt om tijdopnamen te berekenen. Gebruik van een losse
belichtingsmeter is aan te bevelen. Anti-Shake wordt
uitgeschakeld.
Tijdopnamen
1. Met het instelwiel stelt u de sluitertijd in.
2. Houd de belichtingscorrectietoets ingedrukt en
draai aan het instelwiel om het diafragma te
wijzigen.
De methode voor instelling van diafragma en
sluitertijd kan worden omgekeerd in sectie 1
van het Custom-menu (blz. 95).
3. Houd de AEL-toets ingedrukt terwijl u aan het
instelwiel draait als u de sluitertijd/diafragma-
combinatie wilt wijzigen zonder de belichting te
veranderen.
Met de handmatige belichtingsregeling kunt u zelf diafragma en sluitertijd instellen. Deze stand
schakelt de automatische belichtingsregeling uit, waardoor de fotograaf controle heeft over het
eindresultaat. U kunt ook tijdopnamen maken, zie hieronder. De handmatige belichtingsregeling
wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop (blz. 39).
De ingestelde belichting is 1,0 LW minder (–) dan de belichting die de
meter aangeeft.
De pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 2,3 LW meer (+) of minder
(–) is dan de belichting die de meter aangeeft.
De knipperende pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 2,7 LW of
meer is dan de belichting die de meter aangeeft.
Bij gebruik van de flitser bij handmatig ingestelde belichting kan de sluitertijd niet korter zijn dan de
flitssynchronisatietijd (blz. 42). Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma (blz. 55).
De LW-schaal op de monitor en in de zoeker geeft het verschil weer tussen de ingestelde belichting
en de belichting die de lichtmeter van de camera meet. Druk de ontspanknop half in om de
belichtingsmeter te activeren. De aanduiding voor handinstelling met gekoppelde belichtingsmeting
(metered manual, MM) verschijnt op de LW-schaal.
Door de AEL-toets ingedrukt te houden (1) verschijnen
continu metingen op de LW-schalen. Er kunnen twee indexen
worden weergegeven. De vaste index geeft de meetuitslag
die ontstond toen de AEL-toets werd ingedrukt. De andere
index toont wat er in het meetveld wordt gemeten.
De vaste index wordt vastgesteld met de geselecteerde
meetmethode (blz. 59). De andere index werkt op basis van
spotmeting.
Spotmeetveld
Houd de AEL-toets ingedrukt, plaats het onderwerp binnen het
scherpstelkader en druk de ontspanknop half in om scherp te
stellen (2). Druk de ontspanknop geheel in om de foto te maken.
De belichting blijft vergrendeld als na het maken van de foto de
AEL-toets ingedrukt wordt gehouden.
Ook als de belichting vergrendeld is blijft de belichtingsmeter van
de camera actief. De LW-schaal in de zoeker en op de monitor
toont het verschil tussen de vergrendelde belichting en de
gemeten waarde. Hierbij wordt de spotmeting gebruikt.
Wijst de LW-schaal op de monitor 0 aan, dan is de vergrendelde
belichting die in de sluitertijd/diafragma-aanduiding wordt getoond
gelijk aan de belichting die in het spotmeetveld wordt gemeten.
47
46
Geavanceerde opnametechniek
BELICHTINGSVERGRENDELING - AEL-TOETS
Met de AEL-toets kunt u de belichting vergrendelen zonder het AF-systeem te activeren. Deze
functie stelt u in staat een lichtmeting op een grijskaart uit te voeren of op een meetobject buiten
het onderwerp. Gebruikt u de flitser in de Auto-stand, de belichtingsstanden P, A of de digitale
onderwerpsprogramma’s, dan kan er met lange sluitertijden worden geflitst (blz. 47). De werking van
de AEL-toets kan worden veranderd in sectie 1 van het custom-menu (blz. 94).
Neem het te meten object in de zoeker, rekening houdend met de gebruikte licht-
meetmethode (blz. 59). Druk op de AEL-toets en houd hem ingedrukt (1) om de
belichting te vergrendelen; de sluitertijd en het diafragma verschijnen en de AEL-
aanduiding verschijnt in de monitor en op de monitor. Laat de ontspanknop los als u
de vergrendeling wilt opheffen.
Bij gebruik van flitslicht activeert u flitsen met lange
sluitertijden door de AEL-toets in te drukken; flitsen met
lange sluitertijden in de belichtingsstanden S en M is niet
mogelijk. Door bij de flitsopname een lange sluitertijd te
gebruiken wordt het omgevingslicht optimaal gebruikt,
waardoor de achtergrond minder donker wordt.
Drukt u op de AEL-toets en houdt u hem ingedrukt, dan
wordt de belichting voor het aanwezige licht bepaald en
wordt de flitsbelichting afgestemd op de vergrendelde
belichtingsinstelling. Gebruik van een statief is aan te
bevelen.
FLITSEN MET LANGE SLUITERTIJDEN
2
Het gemeten veld is 1,0 LW donkerder (–) dan de vergrendelde
belichting.
De pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 2,3 LW meer (+) of minder
(–) is dan de vergrendelde belichting.
Spotmeetveld
AEL-aanduiding
LW-schaal
De knipperende pijl geeft aan dat de ingestelde belichting 2,7 LW of
meer is dan de vergrendelde belichting.
SPOT-AF-TOETS
Scherpstel-
signaal
Spot AF-
veld
Spot AF kan op elk moment worden gebruikt. Richt het
Spot-AF-veld op het onderwerp en druk de centrale toets
van de stuureenheid in om scherp te stellen (1). Het
scherpstelsignaal in de zoeker bevestigt de scherpstelling
en de Spot-AF-aanduiding (2) verschijnt op de monitor.
Door de centrale toets van de stuureenheid in te drukken
activeert en vergrendelt u de scherpstelling bij het brede
scherpstelveld.
Bepaal de definitieve beeldcompositie en druk de
ontspanknop geheel in om de foto te maken. De
scherpstelling blijft na de opname vergrendeld zolang de
centrale toets ingedrukt wordt gehouden.
48
Geavanceerde opnametechniek
49
-2 LW-1 LWGemeten belichting
De belichting wordt -1,0 LW gecorrigeerd.
BELICHTINGSCORRECTIE
Bij gebruik van de Auto-stand, de belichtingsstanden P, A en S en de
digitale onderwerpsprogramma’s kunt u de belichting corrigeren.
Om het beeld lichter of donkerder te maken houdt u de belich-
tingscorrectieknop ingedrukt en draait u aan het instelwiel; de sterkte van
de correctie verschijnt op de LW-schalen van de monitor en de zoeker.
AF/MF-SCHAKELAAR
Met de AM/MF-schakelaar kiest u tussen autofocus
(AF) en handmatige scherpstelling (MF). Een
aanduiding op de monitor geeft aan welke stand actief
is.
VISUELE SCHERPTEDIEPTECONTROLE
Het diafragma bepaalt de scherptediepte;
scherptediepte is de zone voor de camera waarbin-
nen alles scherp wordt weergegeven. Hoe kleiner de
opening van het diafragma (oftewel: hoe hoger de f-
waarde), des te groter is de scherptediepte. Met de
visuele scherptedieptecontrole wordt het diafragma
op de voor de belichting gekozen waarde ingesteld,
zodat de scherptediepte in de zoeker kan worden
beoordeeld.
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en
de belichting te vergrendelen. Druk op de scherpte-
dieptetoets om het diafragma tot de gekozen
waarde te sluiten.
Een aantal Konica Minolta objectieven is uitgerust met een toets voor scherpstelvergrendeling
(focus hold). Via sectie 1 van het custom-menu kunt u de visuele scherptedieptecontrole aan
deze toets toewijzen (blz. 94).
Camera-info
Handmatige scherpstelling
Nadat de instelling is verricht geven de sluitertijd en het diafragma de actuele belichtingsinstelling
aan. Doordat de belichtingscorrectie met stappen van 0,3 LW werkt is het mogelijk dat diafragma’s
van een objectief niet geheel juist worden weergegeven.
Soms wordt de belichtingsmeter van de camera misleid door een overwegend licht of donker
onderwerp. In het voorbeeld hieronder leidde het donkere water tot overbelichting, waardoor het
beeld te licht werd. Door toepassing van een belichtingscorrectie ontstaat er detaillering in de
bladeren, en de stenen en het water zien er realistischer uit.
50
Geavanceerde opnametechniek
Enkelbeeld en continu transport - voor het maken van een of
een aantal beelden per keer (blz. 51).
Zelfontspanner - om het opnamemoment uit te stellen met 10
of 2 seconden (blz. 51).
51
Met continu transport kunt u een serie opnamen maken door de ontspanknop ingedrukt te houden.
De hoogste opnamefrequentie bij continu transport is 3 beelden per seconde totdat het
buffergeheugen van de camera vol is. De opnamefrequentie daarna is afhankelijk van de
schrijfsnelheid van de geheugenkaart. Met 5 RAW of 3 RAW & JPEG opnamen is het
buffergeheugen vol. Het aantal JPEG-beelden is afhankelijk van het onderwerp; bij het ene beeld is
een sterkere compressie mogelijk dan bij het andere.
Over continu transport
Over de zelfontspanner
Plaats de camera op statief, bepaal de beelduitsnede als beschreven bij de basistechnieken (blz.
28. Druk de ontspanknop half in om de belichting en de scherpstelling te vergrendelen. Druk de
ontspanknop geheel in om het aftellen te starten.
Omdat scherpstelling en belichting worden bepaald bij half indrukken van de ontspanknop moet u
niet voor de camera staan wanneer u een zelfontspanneropname start. Controleer altijd de
scherpstelling met de scherpstelsignalen voordat u het aftellen start. Plaats het oculairkapje op de
zoeker als er zich een heldere lichtbron achter de camera bevindt; zie blz. 111.
Bij de 10-seconden-zelfontspanner knippert het zelfontspannerlampje voorop de camera; het
knipperen gaat vergezeld van een audio-signaal. Vlak voor de opname gaat
het lampje continu branden. Wilt u het aftellen stoppen, verander dan de stand
van de belichtingsknop of de flitser (op- of neerklappen), of zet de camera uit.
Het audiosignaal kan worden uitgeschakeld in sectie 1 van het setup-menu
(blz. 98). De spiegel klapt vlak voor de opname omhoog.
Bij de 2-seconden-zelfontspanner wordt tijdens het aftellen geen signaal
gegeven. De spiegel klapt omhoog als het aftellen begint.
Bij AF Zoom xi en Power Zoom objectieven kan bij continu transport de zoom niet worden gebruikt.
De opnamefrequentie wordt bij flitsopnamen lager, omdat de flitser zich tussen de opnamen door
moet kunnen opladen. Scherpstelling en belichting worden bij Continu AF en Auto AF voor elke
opname apart bepaald.
Met de transportstanden regelt u de manier
waarop beelden worden opgenomen. Enkel-
beeldtransport is de standaard transport-
stand; u vindt er informatie over op blz. 28.
De transportstand wordt ingesteld via het
selectiescherm voor de transportstand. Druk
op de transporttoets (1) om het scherm te
openen.
TRANSPORTSTANDEN
Transportstand
Belichtingsbracketing – serie van 3 opnamen maken met ver-
schillende belichtingsinstellingen (blz. 52).
Witbalansbracketing - van een opname een serie van 3 beel-
den maken met verschillende witbalansinstellingen (blz. 53).
Opties
Druk op de op/neertoets van de stuureenheid om de transportstand-groep te
selecteren.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de optie Drive mode
(transportstand) te markeren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de transportstand te selecteren. Er
verschijnt een aanduiding op de monitor die de selectie bevestigt.
Transportstanden
Single-frame adv.
:func. :select :enter
52
Geavanceerde opnametechniek
Opmerkingen over belichtingsbracketing
Bracketing is een methode om een serie belichtingsvariaties van een statisch onderwerp te maken
(belichtingstrapje). Gewone bracketing en flitsbracketing zijn mogelijk.
Bepaal de beeldcompositie als aangegeven bij de basistechniek opname (blz. 28). Tijdens het
uitvoeren van de bracketingreeks geeft een index van de LW-schaal de resterende opnamen aan.
Maakt u een continu bracketingreeks en laat u de ontspanknop los voordat de reeks is voltooid, dan
wordt de reeks niet afgemaakt. Gebruikt u Continu AF of Auto AF bij bewegende onderwerpen (blz.
58) dan stelt de camera tussen de opnamen door scherp.
Bij belichtingsbracketing in de S-belichtingsstand wordt het diafragma gevarieerd. In de standen A
en M wordt er met de sluitertijd gevarieerd; in de M-stand kunt tijdens de reeks op de AEL-toets
drukken om het diafragma te laten variëren. In de P-stand en de Auto-stand wordt er met sluitertijd
en diafragma gevarieerd.
0,3 LW bracketing 0,7 LW bracketingFlitsbracketing: 0,7 LW
Belichtingsbracketing: 0,3 LW
53
Opmerkingen over witbalans-bracketing
Selecteer Continutransport-bracketing of Enkelbeeldtransport-bracketing en de bracketingwaarde
met het transportstand-selectiescherm (blz. 50). Continutransport-bracketing geeft automatisch een
serie van drie opnamen wanneer de ontspankop ingedrukt wordt gehouden. Bij Enkelbeeld-
transportbracketing moet de ontspanknop voor elke afzonderlijke opname worden ingedrukt. Hoe
groter de bracketingwaarde, des te groter is het verschil tussen de beelden. Na selectie verschijnen
het aantal beelden en de bracketingwaarde op de LW-schaal. De bracketingvolgorde kan worden
ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 80).
Continutransport-bracketing
Enkelbeeldtransport-bracketingBracketingaanduiding
Bracketingstap in LW (blz. 69).
Wilt u een flitsbracketingserie maken, klap dan de flitser uit; de belichtingsinstelling voor het
aanwezige licht blijft constant. Enkelbeeldtransport-bracketing is mogelijk in elke gebruiksstand van
de camera; voor elke opname in de reeks moet u opnieuw op de ontspanknop drukken. Tussen de
opnamen door wordt de ingebouwde flitser opgeladen. Wordt de flitser ingeklapt, dan gaat de
camera over op belichtingsbracketing.
Witbalans-bracketing maakt drie beelden van een enkele opname waarbij elk beeld iets in
kleurtemperatuur verschilt. Meer informatie over witbalans op blz. 64.
Selecteer de gewenste witbalans-transportstand in het het transportstand-selectiescherm (blz. 50).
De kleine witbalans-bracketingstap geeft een verschil van ongeveer 10 mired ten opzichte van de
normale witbalans. De grote witbalans-bracketingstap geeft een verschil van ongeveer 20 mired ten
opzichte van de normale witbalans.
Bepaal de beeldcompositie en maak de foto als aangegeven bij de basistechniek opname (blz. 28).
Wanneer de belichting is gemaakt maakt de camera automatisch twee extra beelden met het
gekozen witbalansverschil.
Kleine witbalans-bracketingstap Grote witbalans-bracketingstap
Onder
Over
Normaal
55
54
Geavanceerde opnametechniek
De cameragevoeligheid is instelbaar. Voor
high key of low key opnamen kunt u Zone-
aanpassing (Zone Matching) instellen. De
gevoeligheidsinstelling verschijnt op de
monitor. Druk op de cameragevoelig-
heidstoets (1) om het instelscherm te
openen.
CAMERAGEVOELIGHEID (ISO) EN ZONE-AANPASSING (ZONE MATCHING)
Aanduiding cameragevoeligheid
Gebruik de vierwegtoetsen van de
stuureenheid om de gevoeligheidsoptie te
markeren. De opties Hi 200 en Lo 80 zijn
voor Zone-aanpassing, zie hieronder.
Druk op de centrale toets van de stuureen-
heid om de bewerking te voltooien.
Sensitivity / Zone Matching
:select
:enter
CAMERAGEVOELIGHEID EN FLITSBEREIK
De automatische gevoeligheidsinstelling past de gevoeligheid automatisch aan het licht aan tussen
ISO 100 en 800, bij het gebruik van flitslicht tussen 100 en 400. De vaste numerieke waarden zijn
gebaseerd op de ISO-equivalent voor film. Hoe hoger het getal, des te hoger is de gevoeligheid. Als
de ISO-waarde verdubbelt wordt de cameragevoeligheid verdubbeld: een verschil van 1 LW
(lichtwaarde). Ruis neemt toe met de gevoeligheid; een ISO instelling van 100 heeft de minste ruis,
3200 de meeste. Ruis is de korrelige structuur die in het beeld zichtbaar kan zijn.
Zone-aanpassing wordt gebruikt voor high key (Hi 200) en low key (Lo 80) onderwerpen. Het getal
refereert aan de globale ISO-equivalent voor meting van het gereflecteerde licht. Een high key
onderwerp bevat hoofdzakelijk lichte toonwaarden en kleuren. Een low key onderwerp bevat hoofd-
zakelijk donkere toonwaarden en kleuren. Zone-aanpassing past belichting en contrast aan om deze
onderwerpen optimaal weer te geven. Indien geselecteerd verschijnt de zone-aanduiding in de
cameragevoeligheidsaanduiding op de monitor. Eventuele contrastwijzigingen worden via de
Regeling Digitale Effecten worden opgeheven (blz. 63).
ƒ/2,8ISO-stand ƒ/5,6ƒ/4,0
Een verandering in cameragevoeligheid (ISO) heeft ook invloed op het flitsbereik. Het flitsbereik is
afhankelijk van het gebruikte diafragma:
100
400 / AUTO
800
1.0 ~ 3.8m / 3.3 ~ 14ft.
1.0 ~ 6.0m / 3.3 ~ 20ft.
2.0 ~ 12m / 6.6 ~ 39ft.
1.0 ~ 3.0m / 3.3 ~ 9.8ft.
1.0 ~ 4.3m / 3.3 ~ 14ft.
1.0 ~ 6.0m / 3.3 ~ 20ft.
1.4 ~ 8.6m / 4.6 ~ 28ft.
1.0 ~ 2.1m / 3.3 ~ 6.7ft.
Low80
1.0 ~ 3.8m / 3.3 ~ 12ft. 1.0 ~ 2.7m / 3.3 ~ 8.9ft. 1.0 ~ 1.9m / 3.3 ~ 6.2ft.
1.0 ~ 3.0m / 3.3 ~ 9.8ft.
1.0 ~ 4.3m / 3.3 ~ 14ft.
1.0 ~ 6.0m / 3.3 ~ 20ft.
200/Hi200
1.4 ~ 8.6m / 4.6 ~ 28ft.
2.0 ~ 12m / 6.6 ~ 39ft. 1.4 ~ 8.6m / 4.6 ~ 28ft.2.8 ~ 17m / 9.2 ~ 56ft.1600
3200 4.0 ~ 24m / 13 ~ 79ft. 2.8 ~ 17m / 9.2 ~ 56ft. 2.0 ~ 12m / 6.6 ~ 39ft.
57
56
Geavanceerde opnametechniek
AF-veld, scherpstelstand, lichtmeetstand,
flitscorrectie, kleurinstelling, en de Regeling
Digitale Effecten worden ingesteld met de
functietoets. Monitoraanduidingen geven de
actieve instellingen weer. Druk op de toets
(1) om het instelscherm te openen.
FUNCTIETOETS
Functie-aanduidingen
Opties
Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureen-
heid om de functie in te stellen.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de
stuureenheid om de optie te markeren en de
instelling te wijzigen.
Druk op de centrale toets van de stuureen-
heid om de bewerking te voltooien.
AF-veld
Breed AF-veld
:func. :select :enter
Functies
1. AF-veld (blz. 57)
2. AF-stand (blz. 58)
3. Lichtmeetmethode (blz. 59)
4. Flitscorrectie (blz 60)
6. Regeling Digitale Effecten (blz. 63)
5. Kleurinstelling (blz. 61)
:func. :select :enter :func. :select :enter :func. :select :enter :func. :adjust :enter :func. :select :enter :func. :adjust :enter
AF area
AF mode Metering mode Flash compensation Color / DEC Color / DEC
Wide AF area Automatic AF Multi-segment ±0.0
Hierna vindt u informatie over elke functie. De kleurinstel-
ling en de Regeling Digitale Effecten kunnen niet worden
ingesteld wanneer de automatische opnamestand (Auto)
of een digitaal onderwerpsprogramma wordt gebruikt. De
flitscorrectie verschijnt alleen als de flitser uitgeklapt is.
AF-veld
Met de instelling voor het AF-veld regelt u welke AF-velden worden
gebruikt. De standen worden geselecteerd met de functietoets (blz.
56). Het actieve AF-veld wordt op de monitor aangegeven.
Breed AF-veld - voor scherpstelling binnen het brede scherpstelkader in de zoeker.
Zie de basishandelingen op blz. 28. Met indrukken van de vierwegtoetsen van de
stuureenheid kunt u de scherpstelling activeren en vergrendelen. Spot-AF kan
worden gebruikt, zie blz. 47.
Spot AF-veld - het spot AF-veld wordt voor de
scherpstelling gebruikt. De ontspanknop en de toetsen
van de stuureenheid regelen het actieve spot AF-veld.
Scherpstelveldselectie - een specifiek AF-veld kan
worden gekozen. Bij de objectieven AF Reflex 500mm f/8
en AF Power Zoom 35-80mm f/4.0-5.6 kan alleen Spot-
AF-veld worden gebruikt.
Spot AF-veld
Is de scherpstelselectie actief, gebruik dan de stuureenheid om het AF-veld te
selecteren; de autofocus wordt steeds geactiveerd en vergrendeld als er een veld
wordt geselecteerd. De centrale toets selecteert het spot-AF-veld. De scherpstelling
blijft na de opname vergrendeld totdat de stuureenheid wordt losgelaten.
Het actieve veld wordt op
de monitor aangegeven en
licht in de zoeker kort op.
Natural Saturation
59
58
Geavanceerde opnametechniek
Lichtmeetmethoden
Met de lichtmeetmethode bepaalt u het meetpatroon dat
de belichtingsmeter van de camera hanteert. De lichtmeet-
methode wordt ingesteld met de functietoets (blz. 56).
Gebruik in het functieselectiescherm de op/neer-toetsen
van de stuureenheid om de lichtmeetmethoden te
selecteren en de links/rechts-toetsen om een bepaalde
stand te kiezen. Druk op de centrale toets om de instelling
te voltooien.
Spotmeting - meet het licht binnen een kleine cirkel. Met
spotmeting kunt u een bepaald onderwerp zeer precies
meten, zonder dat de meting wordt misleid door zeer lichte
of donkere beeldpartijen in de nabijheid van het onderwerp.
Centrumgerichte meting - meet het licht in het totale beeldveld, met nadruk op het
centrum.
Spotmeetveld
Meerveldsmeting - de standaard meetmethode van de camera, geschikt voor de meeste
situaties. Door de verkregen metingen te combineren met informatie over de positie van
het onderwerp en de afstand uit het autofocus-systeem laat deze methode zich minder
sterk misleiden door sterke lichtbronnen of tegenlicht.
AF-standen
Enkelvoudige AF (Autofocus), continu AF, automatische AF
en handmatige scherpstelling kunt u kiezen met de
functietoets (blz. 56).
Het AF-systeem wordt geactiveerd wanneer u de
ontspanknop half indrukt of met de stuureenheid (blz. 57).
De scherpstelling wordt bevestigd met de
scherpstelsignalen in de zoeker, zie blz. 29.
Enkelvoudige AF - autofocusstand voor algemeen gebruik. De werking is beschreven bij
de basistechniek opname. Scherpstelvergrendeling is mogelijk (blz. 30).
Continu AF - voor het fotograferen van zich verplaatsende onderwerpen. De camera blijft
op het onderwerp scherpstellen, ook wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Spot- en locale AF-velden lichten op als het onderwerp zich door het brede scherpstel-
kader verplaatst om aan te geven op welke positie de continu AF actief is.
Scherpstelvergrendeling is niet mogelijk.
Directe handmatige scherpstelling - werkt als automatische AF, maar na het
scherpstellen door het AF-systeem kan de scherpstelling handmatig door de fotograaf
worden bijgeregeld. Druk de ontspanknop half in of druk op de stuureenheid om het AF-
systeem te activeren. Als het scherpstelsignaal in de zoeker verschijnt kunt u de
scherpstelling handmatig bijregelen. Probeer niet de scherpstelling bij te regelen als het
scherpstelsignaal nog niet is verschenen.
Automatische AF - de camera maakt zelf de keuze tussen enkelvoudige AF en continu
AF, afhankelijk van de beweging van het onderwerp.
AF mode
Automatic AF
:func. :select :enter
De actieve stand verschijnt op de monitor.
Metering mode
Multi-segment
:func. :select :enter
De actieve stand verschijnt op de monitor.
Liggen de helderheidsniveaus van een scene buiten het meetbereik,
dan knipperen beide pijlen aan de uiteinden van de LW-schaal.
Gebruik bij weinig licht de flitser van de camera. Plaats bij teveel licht
een grijsfilter voor het objectief om het licht te verminderen.
60
Geavanceerde opnametechniek
Positieve correctie Geen correctie Negatieve correctie Geen flits
61
Flitscorrectie
De relatieve hoeveelheid flitslicht kan worden gecorrigeerd
over +/- 2,0 LW met de functietoets (blz. 56).
Gebruik in het functieselectiescherm de op/neer-toetsen
van de stuureenheid om de belichtingscorrectie te
selecteren en de links/rechts-toetsen om de mate van cor-
rectie te kiezen. Druk op de centrale toets om de instelling
te voltooien.
Flsh compensation
±0,0 LW
:func. :adjust :enter
Wanneer de flitser is uitgeklapt wordt de sterkte van de
flitscorrectie aangegeven in de LW-schaal.
Past u een invulflits toe om de harde schaduwen in
iemands gezicht op te helderen die ontstaan bij fel
zonlicht, dan kunt u een flitscorrectie toepassen om de
verhouding tussen de lichte beeldpartijen en de
schaduwen te regelen. De invulflits heeft invloed op de
diepte van de schaduwen zonder de beeldpartijen aan te
tasten die door de zon worden verlicht.
–1,0 LW flitscorrectie
Vermindert u de flitsdosering met een negatieve flitscorrectie, dan krijgen de schaduwen minder
licht, maar er komen wel details naar voren die zonder flits in de schaduwen verborgen zouden
blijven. Verhogen van de flitsdosering met een positieve correctiewaarde maakt het beeld zachter en
zal de schaduwen zelfs zo goed als elimineren.
Kleurinstelling (Color mode)
De kleurinstelling regelt hoe de foto eruit ziet en welk
kleurprofiel er wordt gebruikt. De kleurinstelling wordt
ingesteld met de functietoets (blz. 56). De kleurinstelling
kan alleen worden geselecteerd in de P-, A-, S- en M-
stand. Behalve Adobe RGB en Embed Adobe RGB
gebruiken alle kleuinstellingen de sRGB kleurruimte.
Bepaalde kleurinstelingen maken gebruik van waarden van
de Regeling Digitale Effecten (blz. 63), de
standaardinstellingen worden gemarkeerd met een dikke
index op de schaal van het instelscherm.
Natural Color - geeft het onderwerp weer in natuurgetrouwe kleuren.
Natural Plus - verhoogt contrast en detaillering.
Embedded Adobe RGB - natuurlijke kleurweergave met het uitgebreide kleurbereik van
de Adobe RGB kleurruimte. De kleurruimte wordt in de beeldinformatie opgenomen.
Color / DEC
:func. :select :enter
Adobe RGB - natuurlijke kleurweergave met het uitgebreide kleurbereik van de Adobe
RGB kleurruimte. De kleurruimte wordt niet in de beeldinformatie opgenomen.
Zwart-wit - voor zwartwitopnamen.
Landschap - afgestemd op een buitentafereel overdag.
Portret - afgestemd op de weergave van huidtinten.
Nachtoverzicht - afgestemd op nachtelijke overzichtsopnamen zonder flits.
Nachtportret - afgestemd op nachtelijke portretten met flits.
Zonsondergang - afgestemd op landschappen bij zonsop- en -ondergang. Gebruik van
de automatische witbalans wordt aangeraden.
(vervolg op de volgende bladzijde)
Natural
63
62
Geavanceerde opnametechniek
Adobe RGB heeft een groter kleurbereik dan de meer algemene sRGB. De omvang van het
kleurbereik is bepalend voor de kleuren die kunnen worden weergegeven; hoe groter het
kleurbereik, des te meer kleuren zijn er mogelijk. Wordt het beeld met een kwaliteitsprinter
afgedrukt, dan wordt gebruik van Embed Adobe RGB en Adobe RGB geprefereerd boven sRGB.
Embedded Adobe RGB bestanden hebben de extensie .JPE. Adobe RGB beelden zonder een
aangehecht (embedded) profiel hebben een bestandsnaam die begint met _ICT. Kijk op blz. 120
voor meer informatie.
Gebruik voor het openen van Adobe RGB beelden met aangehechte profielen altijd software die aan
de kleurruimtenorm DFC 2.0 voldoet. DiMAGE Master Lite 1.0.1 of DiMAGE Master 1.1 of later
voldoet aan de DFC 2.0 norm. Gebruik voor het openen van Adobe RGB beelden met aangehechte
profielen altijd software met kleurafstemming (color matching) of kleurbeheersfuncties (color
management). Software zonder kleurbeheersfuncties, zoals Kodak EasyShare, zal Adobe RGB
beelden niet juist weergeven.
De bij de camera geleverde DiMAGE Master Lite software is vereist voor het openen van RAW
Adobe RGB beelden die met deze camera zijn gemaakt. De complete versie van DiMAGE Master
kan ook worden gebruikt. Meer informatie over DiMAGE Master op blz. 81, of bezoek ons op
internet:
Noord-Amerika:
http://kmpi.konicaminolta.us/
Europa:
http://www.konicaminoltasupport.com
Over Adobe RGB
Regeling Digitale Effecten (DEC - Digital Effects Control)
Met de Regeling Digitale Effecten kunt u aanpassingen
maken in het contrast, de kleurverzadiging, de
verscherping en specifieke kleurinstellingen. Bepaalde
kleurinstellingen maken gebruik van waarden van de
Regeling Digitale Effecten, de standaardinstellingen
worden gemarkeerd met een dikke index op de schaal. De
digitale effecten worden ingesteld met de functietoets (blz.
56).
Gebruik in het functieselectiescherm de op/neertoetsen
van de stuureenheid om de regeling van het contrast, de
kleurverzadiging of de verscherping te selecteren; de gese-
lecteerde instelling is gemarkeerd. Gebruik de links/rechts-
toetsen om aanpassingen uit te voeren. Druk op de
centrale toets om de instelling te voltooien.
Color / DEC
:func. :adjust :enter
De actieve stand verschijnt op de monitor. Bij gebruik van de
kleurinstellingen Portret, Landschap, Zonsondergang, Nachtoverzicht
of Nachtportret wordt het gebruik van de automatische witbalans
aangeraden.
Verscherping
Kleurverzadiging
Contrast
Contrast: -2 Contrast: +2
Sharpness: -2
Sharpness: +2Normal
Bij elke andere instelling dan nul verschijnt een aanduiding plus een
waarde op de monitor als een waarschuwing. De Regeling Digitale
Effecten kan alleen worden geselecteerd in de P-, A-, S- en M-
belichtingsstanden.
Wijzigingen in verscherping
zijn mogelijk op de monitor
niet goed zichtbaar.
Saturation
64
Geavanceerde opnametechniek
WITBALANS
De witbalans zorgt ervoor dat er onder uiteenlopende licht-
omstandigheden een natuurlijke kleurweergave wordt verkregen. De
actieve witbalansinstelling verschijnt in het witbalansveld op de
monitor.
Automatische witbalans - de witbalans wordt automatisch ingesteld.
65
Zet de witbalansschakelaar in de gewenste stand:
Vooringestelde witbalans - zelf witbalans instellen voor een bepaald type licht.
Eigen witbalansinstelling - zelf de camera voor speciale lichtomstandigheden kalibreren.
De witbalansknop moet in de stand voor vooringestelde
witbalans staan; druk op de witbalanstoets om het
instelscherm te openen.
Kleurtemperatuur - witbalans op een bepaalde kleurtemperatuur afstemmen.
Vooringestelde witbalans
Automatische witbalans bepaalt het type licht en past de witbalans
dienovereenkomstig aan. Wordt de ingebouwde flitser gebruikt, dan
wordt de kleurbalans op de kleurtemperatuur van flitslicht ingesteld.
Zet eenvoudigweg de witbalansschakelaar in de AWB-stand.
AWB - Automatische Witbalans
De laatste wijzigingen verschijnen op de monitor. Druk op de witbalanstoets in het midden van de
knop om de instellingen te wijzigen. Meer informatie in de nu volgende instructies. Wordt de belich-
tingsknop op de Auto-stand of een digitaal onderwerpsprogramma ingesteld, dan wordt de
witbalans teruggezet op automatisch.
Vooringestelde witbalans
:select :adjust :enter
Daglicht
Met de op/neer-toetsen van de stuureenheid stelt u de witbalans in zeven niveaus in: +3 tot –3 (+4
tot –2 voor fluorescentielicht). Elke waardeverandering betekent een verschuiving van circa 10 mired
(behalve bij fluorescentielicht).
Gebruik de links/rechts-toets van de
stuureenheid of het instelwiel om de
witbalansinstelling te selecteren.
Met de op/neer-toetsen van de stuureenheid
verstelt u de witbalans, zie hieronder.
Druk op de centrale toets om de instelling te
voltooien.
Meer informatie over lichtbronnen op blz. 69.
Daglicht - voor zonbeschenen onderwerpen buiten.
Schaduw - voor onderwerpen waar geen direct zonlicht op valt: onderwerp in de
schaduw op een zonnige dag.
Bewolkt - voor bewolkt weer of een bedekte lucht.
Flitslicht - voor elektronenflits.
Kunstlicht - voor verlichting met gloeilampen: huiskamergloeilampen.
Fluorescentielicht - voor TL-licht: kantoorverlichting.
67
66
Geavanceerde opnametechniek
Onder extreem heldere lichtbronnen kan zich een kalibratiestoring voordoen, met name bij
flitsapparatuur. Doet zich een storing voor, dan verschijnt er een melding op de monitor en wordt de
witbalansaanduiding geel. Herhaal de procedure door te kalibreren met een grijskaart als referentie-
object om de lichtintensiteit te verminderen.
De witbalans kan worden ingesteld op een bepaalde
kleurtemperatuur van een lichtbron of op de kleurtemperatuur
die werd gemeten met een kleurtemperatuurmeter. De
witbalansschakelaar moet in de stand voor kleurtemperatuur
(K) staan; druk op de witbalanstoets om het instelscherm te
openen.
Kleurtemperatuur
Color temperature
:adjust :enter
Met de eigen witbalansinstelling kunt de camera afstemmen
op specifieke lichtomstandigheden. De witbalansschakelaar
moet in de custom-stand staan; druk op de witbalanstoets om
het instelscherm te openen.
Eigen witbalansinstelling
Vul het spotmeetveld met een wit neutraal getint object; het
object hoeft niet scherp te zijn. Druk de ontspanknop geheel in
om de camera te kalibreren.
Er verschijnt een beeld van het referentie-object. Druk op de
centrale toets om de instelling te voltooien.
Er verschijnt een begeleidende mededeling. Wordt de ontspan-
knop half ingedrukt, dan keert de monitorweergave terug. De
rode aanduiding voor een eigen instelling verschijnt in het
witbalans-vak. Zet de witbalansknop in een andere stand om
de routine te stoppen.
Use spot metering area.
Press shutter to calibrate.
Spotmeetveld
Preset white balance
:OK
:select
Magenta/Groen-compensatie
Kleurtemperatuur
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
of het instelwiel om een selectie te maken uit
duizend° K, honderd° K en magenta/groen-
compensatie.
Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid om
de waarde in te stellen.
Druk op de centrale toets om de instelling te
voltooien.
Kleurtemperatuur geeft u een nauwkeurige manier om het licht te meten van lichtbronnen met een
continu spectrum, zoals het zonlicht en het licht van gloeilampen. Dit is een accurate manier om het
licht te meten van lichtbronnen met een continu spectrum, zoals de zon of gloeilampen.
Bij lichtbronnen met een discontinu spectrum, zoals TL-licht, kan meten op basis van alleen de
kleurtemperatuur een onnauwkeurig resultaat geven. De magenta/groen-compensatieschaal maakt
het mogelijk hiervoor correcties toe te passen. De stappen op de schaal zijn equivalent aan
ongeveer 5CC; M3 komt overeen met 15CC magenta.
Meer informatie over lichtbronnen op blz. 69.
Preset white balance
68
Fotografische basisprincipes
69
LICHTBRONNEN EN KLEUR
Het menselijk oog past zich uitstekend aan verschillende lichtomstandigheden aan. Het papier van
deze gebruiksaanwijzing ziet er wit uit, ongeacht het type verlichting. Fotografische systemen zijn
minder flexibel. Verandert de lichtbron, dan krijgt een scène een andere kleur; TL licht geeft een
groenige kleurzweem, gewone huishoudgloeilampen maken alles oranje. De witbalansinstelling van
de camera zorgt voor een automatische aanpassing, zodat de opnamen er altijd natuurlijk uit zien.
De meest voorkomende lichtbron, zonlicht, verandert van kleur naar gelang de tijd van de dag en de
atmosferische omstandigheden. De zon heeft dichtbij de horizon een warme tint, een koele tint rond
de middag. De daglicht-witbalansinstelling is bestemd voor mooie zonnige dagen. De vaste
daglicht-witbalansinstelling van de camera is bestemd voor mooi zonnig weer. Is het bewolkt weer,
dan worden de kleuren koeler; gebruik daarvoor de instelling voor bewolkt weer (Cloudy). Het blauw
van een heldere hemel zorgt ervoor dat schaduwen een koele kleurzweem hebben.
De speciale witbalansinstelling Shade rekent daarmee af. Kunstlicht is consistenter, maar vertoont
ook variaties. Bij gloeilampen is de kleur van het licht mede afhankelijk van het aantal watt. De
witbalansinstellingen kunnen worden aangepast om wijzigingen in deze lichtbronnen tegemoet te
komen.
Bepaalde soorten kunstlicht hebben een discontinu spectrum dat in een foto tot zeer onnatuurlijke
kleuren kan leiden. De witbalans kan geen goede correctie realiseren voor lichtbronnen als natrium-
of kwikdamplampen. natrium lampen (snelwegverlichting), of kwikdamplampen. Voor portretten
onder deze lichtomstandigheden kan de flitser worden gebruikt om het omgevingslicht te
overstemmen. Maakt u bij dat soort licht overzichtsopnamen, stel de kleurtemperatuur dan in op de
vaste daglichtinstelling.
+2.0 LW
+1.0 LW
±0,0 LW
-1.0 LW
-2,0 LW
4x zoveel licht
2x zoveel licht
1/2x zoveel licht
1/4x zoveel licht
Gemeten belichting
WAT IS EEN LW?
LW staat voor lichtwaarde. Een
verandering van 1 LW (EV, Exposure
Value) geeft een verdubbeling of
halvering van de belichting. Een LW is
gelijk aan een hele sluitertijd- of
diafragmastop.
Fotograferen is een waardevolle en aangename bezigheid. Met de moderne cameratechniek wordt u
gelukkig veel meet- en regelwerk uit handen genomen. Kennis van nu de volgende basisprincipes
zal u helpen uw foto’s nog meer naar uw hand te zetten. Het diafragma, de regelbare opening in het
objectief, regelt niet alleen de hoeveelheid doorgelaten licht, maar ook de scherptediepte; dat is de
zone voor en achter het onderwerp waarin alles scherp wordt weergegeven.
FOTOGRAFISCHE BASISPRINCIPES
Hoe hoger het diafragmagetal, des te groter is de scherptediepte.
Dan is bijvoorbeeld alles vanaf 1,5 m van de camera tot aan de
horizon scherp. Bij een hoog diafragmagetal is de opening in het
objectief klein, dus dat vraagt wel om relatief lange sluitertijden.
Dat is weer niet het geval bij een laag diafragmagetal (een grote
opening), dat een beperkte scherptediepte geeft; dan is bijvoor-
beeld alleen het onderwerp scherp maar blijft de achtergrond
onscherp. Een goede instelling voor portretten, met een scherp
onderwerp en een onscherpe achtergrond. Landschapsfoto’s
moeten vaak van voor tot achter scherp zijn en vragen doorgaans
dus om een hoog diafragmagetal voor veel scherptediepte.
De scherptediepte verandert ook met de brandpuntsafstand. Hoe
korter de brandpuntsafstand (hoe groter de beeldhoek), des te
groter is de scherptediepte.
De sluiter regelt niet alleen de duur van de belichting maar bepaalt
ook in hoeverre beweging scherp (bevroren) worden
weergegeven. Korte sluitertijden worden gebruikt in actiefotografie
om beweging te bevriezen. Lange sluitertijden geven bewegingen
in een waas weer, denk bijvoorbeeld aan het stromen van een
waterval. Bij lange sluitertijden is gebruik van een goed statief
belangrijk.
Maak voor kritisch werk eerst een testopname en bekijk het
resultaat. Is het beeld niet naar wens, dan kunt u het wissen.
Met het instelwiel verplaatst u de cursor naar links en
rechts in de menu’s.
De optie “Menu section memory” in sectie 3 van het
setup-menu onthoudt de laatst geopende menu-sectie en
keert terug naar die sectie wanneer er op de menutoets
wordt gedrukt (blz. 110).
Camera-info
Flash mode Fill-flash
Flash control ADI flash
Reset
Bracket order
Image size L: 3008x2000
Quality Fine
Inst.Playback 2 sec.
Noise reductn On
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt
geselecteerd verandert het menu.
70
Opnamemenu
In de opnamestand drukt u op de menu-toets om het menu te openen en te sluiten. Met de
vierwegtoetsen van de stuureenheid (2) verplaatst u de cursor door het menu. Druk op de centrale
toets van de stuureenheid om een instelling te openen.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door
de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen te zien; de huidige
instelling wordt met een pijl aangegeven. Om terug te keren naar de menu-opties moet
u op de links-toets te drukken.
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren. Verschijnt ‘Enter’, druk dan
op de centrale toets om het volgende scherm te openen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te
selecteren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe
instelling wordt getoond. Veranderingen blijven mogelijk. Druk op de menu-toets om terug te keren
naar de opnamestand.
NAVIGEREN DOOR HET OPNAMEMENU
Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenin
het menu wordt gemarkeerd.
OPNAMEMENU
71
Instellen resolutie (blz. 72).
Bestandstype en compressie instellen (blz. 72).
Flitsstand ingebouwde flitser regelen (blz. 75).
Instellen van ADI of flitsregeling met voorflits (blz. 79).
Functies opnamestand instellen (blz. 80).
Foto’s na de opname weergeven (blz. 74).
Ruisonderdrukking op lange tijdopnamen toepassen (blz. 74).
Bracketingvolgorde instellen (blz. 80).
72
Opnamemenu
Beeldgrootte en -kwaliteit worden ingesteld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 70). De
instellingen verschijnen op de monitor.
S
S: 1504 x 1000 (Small - Klein)
De beeldgrootte heeft invloed op het aantal pixels van een beeld. Hoe groter het beeld, des te
groter is het bestand. Kies de beeldgrootte op basis van het uiteindelijke gebruik van het beeld -
kleinere beelden zijn geschikter voor websites, terwijl grotere formaten geschikt zijn om
kwaliteitsprints te maken.
De beeldkwaliteitsinstelling is bepalend voor het bestandstype en de compressieverhouding. RAW
is een bestandsformaat voor hoge kwaliteit. De standen extra fijn, fijn en standaard produceren
JPEG-bestanden in verschillende compressieverhoudingen. Hoe hoger de beeldkwaliteit, des te
lager is de compressieverhouding en des te groter is het bestand. Is economisch ruimtegebruik op
de kaart van belang, gebruik dan de standaard stand. De optie RAW & JPEG maakt twee
beeldbestanden tegelijk aan, een groot RAW bestand en een fine kwaliteit JPEG bestand met een
beeldgrootte die in het menu kan worden bepaald. De beeldbestanden worden opgeslagen met
dezelfde bestandsnaam, maar met verschillende extensies (blz. 120).
In de stand voor RAW beeldkwaliteit wordt de beeldgrootte ingesteld op Large en kan niet worden
veranderd. De beeldgrootte verschijnt niet op de monitor. De vergrote weergave en de printfuncties
kunnen niet worden gebruikt.
Anders dan bij de andere kwaliteitsstanden is RAW-beeldinformatie onverwerkt; beeldverwerking is
nodig voordat het beeld kan worden gebruikt. Voor het verwerken van RAW data is DiMAGE Master
1.1 of later vereist, of DiMAGE Master Lite 1.0.1 of later. Een exemplaar van DiMAGE Master Lite
1.0.1 is bij de camera geleverd.
Extra fine: JPEG beeld
Fine: JPEG beeld
Standard: JPEG beeld
X.FIN
FINE
STD.
BEELDGROOTTE (IMAGE SIZE) EN BEELDKWALITEIT (IMAGE QUALITY)
RAW beeld
RAW
RAW & JPEG beeld
RAW+
L
L: 3008 x 2000 (Large - Groot)
M
M: 2256 x 1496 (Medium)
73
Extra fine
Fine
Standard
S: 1504 x 1000
Extra fine
Fine
Standard
1,6 MB
850 KB
540 KB
Globale bestandsgrootten
De opnameteller geeft bij benadering het aantal beelden dat op
de geheugenkaart van de camera kan worden opgeslagen bij
gebruik van de op dat moment geldende instellingen voor beeld-
grootte en -kwaliteit. Worden de instellingen veranderd, dan past
de teller zich aan. De berekeningen zijn gebaseerd op gemiddel-
de bestandsgrootten; daardoor kan het gebeuren dat de teller na
een opname niet of juist met meer dan 1 verspringt. Staat de tel-
ler op nul, dan kunnen bij de geldende grootte- en kwaliteitsin-
stellingen geen foto’s meer worden opgenomen. Door de instel-
lingen te veranderen is het misschien mogelijk toch nog beelden
op de geheugenkaart op te slaan.
Camera-info
Het aantal beelden dat u op een geheugenkaart kunt opslaan wordt bepaald door de capaciteit van
de kaart en de bestandsgrootte van de opnamen. Op één geheugenkaart kunnen beelden van
uiteenlopende beeldgrootte worden opgeslagen. De werkelijke bestandsgrootte wordt bepaald door
de inhoud van het beeld. Opnamen met veel details kunnen minder worden gecomprimeerd dan
andere.
RAW
RAW
M: 2256 x 1496
8,3 MB
1,7 MB
1,0 MB
5,9 MB
8,0 MB
1,8 MB
8,8 MB
L: 3008 x 2000
Globaal aantal beelden dat kan worden opgeslagen op een 512 MB geheugenkaart.
Opnameteller
584
926
82
53
314145
282
470
163
277
74
FLITSSTANDEN
De flitsstand kan worden ingesteld in sectie 2 van het opname-
menu (blz. 70). De ingebouwde flitser moet met de hand
worden uitgeklapt om in actie te kunnen komen; wilt u niet
flitsen, klap de flitser dan naar binnen. De automatische
witbalans geeft prioriteit aan de kleurtemperatuur van de flitser.
Wordt een ander type witbalans gebruikt, dan ligt de prioriteit
bij de kleurtemperatuur van de actieve instelling.
Opnamemenu
75
Invulflits - te gebruiken als hoofdlichtbron of als
aanvullende lichtbron. Bij weinig licht zal de flitser
als hoofdlichtbron optreden en duidelijk meer tot de
opname bijdrage dan het omgevingslicht. Bij sterk
zonlicht of tegenlicht werkt de flitser als aanvullende
lichtbron, om schaduwen op te helderen.
Rode-ogen-reductie - wordt gebruikt voor flitsopnamen van mensen of dieren in een
slecht verlichte omgeving. Het rode-ogen-effect wordt veroorzaakt door licht dat in het
oog wordt gereflecteerd. De camera zal voorafgaand aan de flitsopname een aantal
voorflitsen geven, waardoor de pupillen zich zullen verkleinen.
Eindsynchronisatie - gebruikt om bij lange sluiter-
tijden lichtsporen achter in plaats van voor het
onderwerp te krijgen. Het effect is niet herkenbaar
als de sluitertijd zo kort is dat de beweging wordt
gestopt.
Na het indrukken van de ontspanknop wordt een
voorflits ontstoken. Deze voorflits draagt niet bij tot
de opname, maar is bedoeld voor de
belichtingsmeting. De flitser wordt ontstoken kort
voordat de sluiter dicht gaat.
Draadloos flitsen - de camera stuurt een of meer los van de camera geplaatste flitsers,
zonder dat er een flitskabel nodig is. Zie blz. 76.
Invulflits
Eind-
synchronisatie
DIRECTE WEERGAVE (INSTANT PLAYBACK)
Tijdens de periode van directe weergave zijn de diverse weergave-
functies beschikbaar. De weergegeven beelden kunnen met de
wistoets worden gewist (blz. 36). Een beeld kan worden vergroot
met de vergrotingstoets (blz. 38). De informatieweergave kan
worden uitgeschakeld met de weergavetoets, en het histogram kan
worden weergegeven met de op-toets van de stuureenheid (blz.
35). Bij het gebruik van continu-transport of continutransport-
bracketing gebruikt u de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
of draait u aan het instelwiel om de beelden in de serie weer te
geven; de weergavestand is actief, alle beelden op de
geheugenkaart kunnen worden weergegeven en het
weergavemenu kan worden geopend.
Na te zijn opgenomen wordt het beeld op de monitor twee, vijf of
tien seconden vertoond voordat het wordt opgeslagen. Het laatste
beeld van een continu-serie of een continu-bracketingserie wordt
weergegeven. Directe weergave en de duur van het afspelen
worden ingesteld met de optie Instant Playback in sectie 1 van het
opnamemenu (blz. 70).
Deze functie vermindert het effect van ruis (dark noise) als gevolg
van belichtingstijden van 1 s of langer. De beeldbewerking wordt
toegepast nadat het beeld is opgenomen. De monitor blijft blanco
tijdens de bewerking, maximaal 30 seconden lang. Dit kan worden
uitgeschakeld in sectie 1 van het opnamemenu (blz. 70). De
ruisonderdrukking gebruikt de methode van dark frame
substraction. Ruisonderdrukking wordt niet toegepast op een serie
continu-opnamen.
RUISONDERDRUKKING
Image size L: 3008x2000
Quality Fine
Inst.Playback 2 sec.
Noise reductn On
Vergrotingstoets
Wistoets
Image size L: 3008x2000
Quality Fine
Inst.Playback 2 sec.
Noise reductn On
Informatietoets
Druk de ontspanknop half in of druk op de weergavetoets om terug te keren naar de opnamestand.
76
Opnamemenu
Draadloos flitsen (Wireless/Remote flash)
Met de draadloze flitstechniek kan de camera los van de
camera opgestelde Program 5600HS (D) en 3600HS (D)
flitsers aansturen zonder dat daarvoor een kabelverbinding
nodig is. U kunt met een enkele maar ook met meerdere
flitsers werken en zo vele soorten van verlichting creëren.
De flits die afkomstig is van de ingebouwde flitser van de
camera stuurt de los geplaatste flitser(s) aan, maar verlicht
het onderwerp niet.
Flitser op
camera
Flitser los
van de
camera
1. Verwijder het kapje van de flitsschoen (blz. 112) en schuif de Program 5600HS (D) of 3600HS (D)
flitser op het flitsschoentje totdat hij vastklikt.
2. Zet camera en flitser aan.
3. Zet de camera in de stand voor draadloos flitsen (Wireless) in sectie 2 van het opnamemenu
(blz. 70). Hiermee wordt de flitser ook meteen op draadloos flitsen ingesteld en wordt de
camera op het flitskanaal van de flitser afgestemd.
4. Druk de ontgrendeling van de flitsvoet in en schuif de flitser van de camera.
77
Klap de ingebouwde flitser uit en rangschik camera en flitser.
Het bereik vindt u op de volgende bladzijde.
Let op dat er zich niets tussen camera en flitser bevindt. De flitsers kunnen worden getest door op
de AEL-toets van de camera te drukken. Via “AEL button setup” in sectie 1 van het custom-menu
dient een van de hold-opties te worden gekozen. Wordt de flitser niet ontstoken, verander dan de
stand van camera, de flitser of van beide. Flitsen met lange sluitertijden is actief in de stand Auto en
de belichtingsstanden P, A en de digitale onderwerpsprogramma’s (blz. 47).
Zijn de 5600HS (D) en/of de 3600HS (D) geladen, dan zal het AF-hulplicht aan de voorzijde van de
flitser knipperen. Het flitssignaal in de zoeker geeft de status van de flitser aan (blz. 31). Maak een
foto zoals is beschreven bij de basistechniek opname op blz. 28).
Draadloos flitsen werkt het beste bij gedempt licht buiten of interieurverlichting. Bij heldere lich-
bronnen is de flitser mogelijk niet in staat de flitssignalen van de ingebouwde flitser waar te nemen.
Werkt u niet met los van de camera opgestelde flitsers, zet dan de draadloze flitsfunctie uit in sectie
2 van het opnamemenu, anders zal een verkeerde flitsbelichting het resultaat zijn. De 5600HS (D) en
3600HS (D) flitsers kunt u simultaan met de camera terugzetten. Schuif simpelweg de flitser in de
flitsschoen van de camera en kies een andere flitsstand dan draadloos flitsen.
High speed flitsen is beschikbaar, zie blz.112. De Draadloze Flitsregelaar (accessoire) is niet com-
patible met deze camera.
Flash mode Fill-flash
Flash control Red eye
Bracket order Rear sync.
WirelessReset
78
Opnamemenu
AFSTANDSBEREIK DRAADLOOS FLITSEN
Afstand flitser -
onderwerp
Afstand camera -
onderwerp afstand
De camera en de flitser moeten
zich binnen 5 m van het onderwerp
bevinden.
1,4 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 2,5 m1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 3,5 m
1 ~ 5 m
Specificaties met Program flitser 5600HS (D) bij ISO 100.
1 ~ 2,5 m
1 ~ 1,7 m
1 ~ 1,2 m
79
FLITSREGELING (FLASH CONTROL)
ƒ/2,8
ƒ/4,0
ƒ/5,6
ƒ/2,8
ƒ/4,0
ƒ/5,6
Specificaties met Program flitser 3600HS (D) bij ISO 100
1
1,4 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 2 m1 ~ 5 m
1 ~ 5 m
1 ~ 3 m
1 ~ 4 m
1 ~ 2 m
1 ~ 1,5 m
1. De synchronisatietijd van de camera is 1/125 s bij ingeschakelde Anti-Shake, 1/160 met uitgeschakelde Anti-
Shake. U kunt ook langere sluitertijden gebruiken.
2. Verdubbel de maximale afstand wanneer u met een gevoeligheid van 400 ISO werkt. De maximum afstand
mag niet langer zijn dan 5 m.
ADI, voorflits DDL (preflash TTL) en handmatige flitsregeling zijn
beschikbaar. De flitsregeling kan worden ingesteld in sectie 2 van
het opnamemenu (blz. 70). Welke flitsregeling wordt gebruikt is
afhankelijk van de combinatie met objectief en flitser.
ADI flitsmeting - Advanced Distance Integration. Deze stand
combineert de afstandsinformatie van objectieven uit de D-serie
met de informatie van een voorflits. ADI laat zich minder misleiden
door lichte objecten, sterke lichtbronnen of reflecties.
De camera gaat automatisch over van ADI-meting naar Preflash TTL-meting wanneer het
autofocussysteem niet goed kan scherpstellen. Gebruikt u de Macro Twin Flash 2400, Macro
Ringflitser 1200 of een via draadloos flitsen aangestuurde flitser, dan wordt de flitsregeling ingesteld
op Preflash TTL.
Gebruikt u de Program Flash 2500 (D), stel dan zowel de flitser als de camera in op ADI.
Pre-flash TTL - Hier wordt alleen de voorflits gebruikt, niet de afstandsinformatie. Gebruik deze
methode bij het gebruik van voorzetlenzen en filters die de hoeveelheid licht die de camera
binnenkomt verminderen, denk aan grijsfilters. Pre-flash TTL moet ook worden gebruikt wanneer de
ingebouwde flitser is voorzien van een diffusor, wanneer de Program Flash 3600HS (D) is voorzien
van de groothoekadapter, bij indirect flitsen met de Program Flash 2500 (D) of bij gebruik van een
externe flitser.
Flash mode Fill-flash
Flash control ADI flash
Reset
Bracket order
Diafragma
Afstand camera -
onderwerp
Afstand flitser - onderwerp
2
1/250 secondeFlitssynchr. tot
1
1/1000 seconde
80
Opnamemenu
81
TERUGZETTEN OPNAMESTAND (RESET)
De functies van de opnamestand worden ingesteld in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 70). Na
selectie verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” zet de functies terug in onderstaande standen,
“No” heft de bewerking op.
Belichtingscorrectie ±0.0 blz. 48
Flitscorrectie ±0.0 blz. 60
AF-veld Breed AF-veld blz. 57
Scherpstelveldselectie Spot AF-veld blz. 57
AF-stand AF-A blz. 58
blz. 59
Lichtmeetmethode Meerveldsmeting
blz. 50Transportstand Enkelvoudig
blz. 65Vooringestelde witbalans Daglicht 0
blz. 67
1. De flitsstand wordt teruggezet op de laatste gebruikte van deze twee standen.
De volgorde van de belichtingsbracketing-opnamen kunt u kiezen
in sectie 2 van het opnamemenu (blz. 70). Meer informatie over
lichtbronnen op blz. 52.
BRACKETINGVOLGORDE (BRACKETING ORDER)
Flash mode Fill-flash
Flash control ADI flash
Reset
Bracket order
Regeling Digitale Effecten Volledige reset, alle kleurinstellingen
blz. 61
Flitsstand (Flash mode) Invulflits of rode-ogen-reductie
1
blz. 63
Flitsregeling (Flash control)
blz. 75
Kleurinstelling (Color mode) Natural
blz. 79
Kleurtemperatuur 5500K, 0 Groen/Magenta-compensatie
De complete versie van DiMAGE Master geeft u
alle hulpmiddelen voor het organiseren,
beoordelen en bewerken van uw opnamen. Met
het Organizer-venster kunt u uw opnamen snel in
vier zelf op te geven classificaties indelen.
Bepaalde beelden kunt u eenvoudig verbergen
zonder dat u ze hoeft te wissen of uit de map
hoeft te verwijderen.
Is het moeilijk om te bepalen welke opname u de
beste vindt? In het Examiner-venster kunt u tot
vier opnamen vergelijken op het gebied van kleur,
belichting, witbalans en scherpte door in elk beeld
hetzelfde gedeelte te beoordelen.
Het Photofinisher-venster heeft veel functies voor
het snel verwerken van grote aantallen opnamen.
Taken kunnen voor specifieke toepassingen
worden aangemaakt en op andere beelden
worden toegepast en voor serieverwerking (batch)
worden gebruikt. Bewerkingen kunnen makkelijk
van het ene beeld op het andere beeld worden
overgebracht.
Het is mogelijkheid in het histogram een
helderheidsgrens op te geven en in een opname
te laten zien welke pixels het zwart- en witniveau
benaderen. De scherptecontrole (focus checker)
geeft een sterke detailvergroting voor beoordeling
van het beeld. Deze hulpmiddelen zijn
beschikbaar in de Organizer, Examiner en de
Photofinisher.
Meer over de andere mogelijkheden van DiMAGE
Master vindt u op internet:
Noord-Amerika:
http://kmpi.konicaminolta.us/
Europa:
http://www.konicaminoltasupport.com
Organizer
Scherptecontrole
Photofinisher:
aanduiding helderheidsoverschrijding
OVER DIMAGE MASTER
Over DiMAGE Master
Normaal Onder Over
Normaal OverOnder
ADI
Slide show
Off
DPOF set
Date imprint
Index print
Cancel print
82
Weergavemenu
NAVIGEREN DOOR HET WEERGAVEMENU
83
Opnamen automatisch afspelen (blz. 88)
Map voor weergave selecteren (blz. 85)
Opnamen voor DPOF printen selecteren (blz. 89)
Datum van opnamen op elke foto printen (blz. 90)
Indexprint voor DPOF-opdracht aanmaken (blz. 90)
Delete
Format
View folder
Lock
Index format 9 frames
All folders
Folder name 100KM028
Foto’s van de geheugenkaart wissen (blz. 84)
Geheugenkaart formatteren (blz. 85)
Kiezen voor weergave van een of alle mappen (blz. 85)
Foto’s tegen wissen beschermen (blz. 86)
Instelling voor indexweergave (blz. 87)
DPOF-printopdrachten op de geheugenkaart opheffen (blz. 90)
WEERGAVEMENU
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt
geselecteerd verandert het menu.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de op/neer-toetsen om door
de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen te zien; de huidige
instelling wordt met een pijl aangegeven. Om terug te keren naar de menu-opties moet
u op de links-toets te drukken.
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren. Verschijnt ‘Enter’, druk dan
op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te
selecteren.
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe
instelling wordt getoond. Veranderingen blijven mogelijk. Druk op de menu-toets om terug te keren
naar de weergavestand.
Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenin
het menu wordt gemarkeerd.
Druk in de weergavestand op de menu-toets om het menu te openen of te sluiten. Met de
vierwegtoetsen van de stuureenheid (2) verplaatst u de cursor door het menu. Druk op de centrale
toets van de stuureenheid om een instelling te openen.
BEELDSELECTIESCHERM
Wanneer u in een menu een instelling hebt gekozen waarbij beelden moeten worden gemarkeerd,
verschijnt het beeldselectiescherm. Het indexformaat kunt u veranderen in sectie 1 van het
weergavemenu (blz. 87).
Met de op-toets selecteert u het beeld; wanneer het
beeld is gekozen verschijnt op de thumbnail een
aanduiding. Met de neer-toets maakt u de selectie
ongedaan en verdwijnt de aanduiding.
Met de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
verplaatst u het gele kader om een foto te selecteren.
Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien. Met de menutoets laat u het
selectiescherm verdwijnen en stopt u de instelling.
:move
:sel. :enter
Alleen de beelden in mappen die werden gekozen in de optie
“View folder” in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 82) kunnen
worden bekeken of via weergave worden bewerkt. Er zijn twee
opties:
All folders - bekijken en bewerken van alle beelden op de
geheugenkaart.
Single folder - bekijken en bewerken van beelden in een bepaalde
map. De map wordt geselecteerd met de optie “Folder name”
onder de optie “View folder”.
Meer informatie over het werken met mappen vindt u op blz. 120. Mappen kunnen worden
aangemaakt en geselecteerd in sectie 2 van het setup-menu (blz. 104, 105).
84
Weergavemenu
85
WISSEN (DELETE)
Wissen verwijdert een bestand permanent. Een eenmaal gewist beeld kan niet worden
teruggeroepen. Let dus goed op wanneer u beelden wist.
Marked frames - voor het wissen van een aantal beelden tegelijk. Kiest u deze instelling, dan
verschijnt het beeldselectiescherm (blz. 83). Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid
om het eerste beeld te markeren (laten oplichten) dat moet worden gewist. Met de op-toets
markeert u de thumbnail met een wisaanduiding. Wilt u een beeld toch niet wissen, markeer het dan
met het gele kader en druk op de neer-toets van de stuureenheid: de wisaanduiding verdwijnt dan.
Ga door tot al de te wissen beelden zijn gemarkeerd. Druk op de stuureenheid om verder te gaan
(het bevestigingsscherm verschijnt), of druk op de menu-toets om de handelingen op te heffen en
naar het weergavemenu terug te keren. Markeer en bevestig “Yes” in het bevestigingsscherm om de
gemarkeerde beelden te wissen.
All in folder - om alle niet vergrendelde beelden te wissen in de map die werd opgegeven met de
optie “View folder”.
All on card - alle niet vergrendelde beelden op de kaart worden gewist.
De wisfunctie wist alleen niet vergrendelde opnamen. Is een beeld vergrendeld, dan moet u eerst de
vergrendeling opheffen voordat u het kunt wissen.
Het wissen van een groot aantal bestanden van een geheugenkaart met grote capaciteit kan enkele
minuten in beslag nemen. Gebruik in zo’n geval de formatteerfunctie van de camera of wis de
bestanden vanuit de computer. Formatteer de kaart niet vanuit de computer.
In het weergavemenu kunt u enkele beelden wissen, maar ook
meedere beelden tegelijk of alle beelden uit een map. Voordat een
beeld wordt gewist verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes” voert
het wissen uit, met “No” ziet u ervan af. Alleen de beelden in de
optie “View folder” in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 85)
kunnen worden bekeken en gewist met de opties “Marked frames”
en “All in folder”. Er zijn drie wismogelijkheden:
Delete
Format
View folder
Lock
Index format 9 frames
All folders
Folder name 100KM028
FORMATTEREN (FORMAT)
Met de formatteerfunctie in sectie 1 van het weergavemenu kunt u alle informatie op een
geheugenkaart wissen. Kopieer voordat u de kaart formatteert de bestanden op een computer of
opslagmedium. Vergrendelen van beeldbestanden geeft geen bescherming tegen verlies bij
formatteren. Formatteer de kaart altijd met de camera, nooit via een computer.
Wanneer de formatteer-functie wordt geselecteerd en geopend verschijnt een bevestigingsscherm.
Door “Yes” te kiezen laat u de kaart formatteren, met “No” heft u de handelingen op. Verwijder nooit
de kaart als het formatteren nog in gang is. Er verschijnt een melding dat de kaart geformatteerd is.
Bij het formatteren van een geheugenkaart wordt alle informatie op de kaart gewist.
MAP BEKIJKEN (VIEW FOLDER)
Delete
Format
View folder
Lock
Index format 9 frames
Single folder
Folder name 100KM028
86
Weergavemenu
87
INDEXWEERGAVEVERGRENDELEN (LOCK)
:select folder
Met de optie “Index format” in sectie 1 van het weergavemenu
krijgt u vier, negen of zestien beeldjes in indexweergave (blz. 37) en
het beeldselectiescherm (blz. 83. In plaats van de indexweergave
kunt u ook een bestandsbrowser (file browser) gebruiken; voor de
selectieschermen wordt een 9-beelds weergave gebruikt.
9-beelds index
Na het selecteren van de optie “File browser” drukt u op
de weergavetoets in de weergavestand om de
bestandsbrowser te openen.
Met de op/neer-toetsen van de stuureenheid wisselt u
tussen de map-tabs en de beelden; een tab of een
opname worden gemarkeerd.
Met de links/rechts-toets van de stuureenheid selecteert
u de map-tabs of beelden.
Het is mogelijk een map met inhoud of een enkele beeld
te wissen. Markeer de tab “Folder” (map) of een
beeldminiatuur en druk op de wistoets.
Druk op de stuureenheid om het commando in het
bevestigingscherm uit te voeren. Bevat een map
vergrendelde beelden, dan worden de map en de
vergrendelde beelden niet gewist.
Gebruik in het bevestigingsscherm de links/rechts-
toetsen om “Yes” te markeren. “No” heft de instelling op.
Wistoets
Informatietoets
Delete this frame?
Yes No
Delete folder
and its contents?
Delete
Format
View folder
Lock
Index format 9 frames
All folders
Folder name 100KM028
U kunt een, een aantal of alle beelden op de geheugenkaart (in een
map die werd opgegeven met de optie “View folder”) vergrendelen.
Een vergrendeld beeld kan niet worden gewist. Het is verstandig
belangrijke opnamen te vergrendelen. De beelden worden
vergrendeld in sectie 1 van het weergavemenu (blz. 82).
Er zijn vijf mogelijkheden:
Marked frames - voor het vergrendelen of ontgrendelen van een
aantal beelden tegelijk. Kiest u deze instelling, dan verschijnt het
beeldselectiescherm (blz. 83. Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het beeld te
markeren dat moet worden vergrendeld. Met de op-toets markeert u de thumbnail met een
vergrendelingsaanduiding. Wilt u een beeld ontgrendelen, markeer het dan met het gele kader en
druk op de neer-toets: de vergrendelingsaanduiding verdwijnt dan. Ga door tot u alle gewenste
beelden hebt gemarkeerd. Druk op de stuureenheid om de geselecteerde beelden te vergrendelen,
of druk op de menu-toets om de handelingen op te heffen en naar het weergavemenu terug te
keren.
All in folder - om alle beelden te beveiligen in de map die werd opgegeven met de optie “View
folder”.
All on card - alle beelden op de kaart worden vergrendeld.
Unlock folder - om alle beelden te ontgrendelen in de map die werd opgegeven met de optie “View
folder”.
Unlock card - alle beelden op de kaart worden ontgrendeld.
Vergrendelen beveiligt een beeldbestand tegen wissen. Met
formatteren wordt echter alle informatie op een geheugenkaart
gewist, ook vergrendelde bestanden.
Vergrendelde beelden worden bij weergave gemarkeerd.
Vergrendelingsaanduiding
NoYes
88
Weergavemenu
89
In sectie 2 van het weergavemenu start u de diashow-functie.
Hiermee worden beelden op de kaart of in de map die werd
opgegeven bij de optie “View folder” (in sectie 1 van het menu)
automatisch weergegeven, 5 seconden per beeld.
Markeer “Enter” in de optie “Diashow” in sectie 2 van het
weergavemenu en druk op de centrale toets van de stuureenheid
om de diashow te starten.
DIASHOW
Druk op centrale toets van de stuureenheid om de
presentatie te pauzeren en te herstarten.
Druk op de neer-toets van de stuureenheid om de
presentatie te stoppen.
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om
naar het volgende of vorige beeld te gaan.
OVER DPOF
Deze camera wordt ondersteund door DPOF™ versie 1.1. DPOF (Digital Print Order Format) maakt
het mogelijk direct vanuit de camera prints van foto’s te (laten) maken. Na het vormen van een
DPOF orderbestand kunt u de geheugenkaart simpelweg inleveren bij een foto-afwerkadres, of u
steekt de kaart in de kaartsleuf van een DPOF-compatible printer.
De optie “DPOF setup” wordt gebruikt om een opdracht voor
standaardprints aan te maken van digitale beelden. Een, een
aantal of alle beelden op de geheugenkaart (opgegeven met de
optie “View folder”) kunnen worden geprint (blz. 85).
DPOF setup heeft drie mogelijkheden:
DPOF SETUP
Marked frames - hiermee kiest een aantal beelden dat u wilt laten printen, of wanneer u van een
aantal beelden verschillende aantallen wilt hebben. Kiest u deze instelling, dan verschijnt het beel-
selectiescherm (blz. 83). Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om het beeld te
markeren dat u wilt printen. Met de op-toets markeert u het beeld met een printer-aanduiding. Het
getal naast de printer-aanduiding is het aantal prints dat van het beeld zal worden gemaakt. Druk
op de op-toets van de stuureenheid om het aantal te verhogen, op de neer-toets om het te
verlagen. U kunt per opname maximaal negen prints bestellen. Wilt u een beeld toch niet laten
printen, druk dan op de neer-toets van de stuureenheid totdat het aantal op nul staat en de
printeraanduiding verdwijnt. Ga door tot al de te printen beelden zijn gemarkeerd. Druk op de
stuureenheid om het DPOF bestand aan te maken, of druk op de menu-toets om de handelingen op
te heffen en naar het weergavemenu terug te keren.
All in folder - om alle beelden te printen in de map die werd opgegeven met de optie “View folder”.
All on card - alle beelden op de kaart worden geprint.
Kiest u “All in folder” of “All on card”, dan verschijnt een scherm waarin gevraagd wordt hoeveel
prints er van elke opname moeten worden gemaakt; het maximum is negen prints per beeld.
Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureenheid om het aantal in te stellen. Werd de optie “All on
card” gebruikt om een printopdracht te maken, dan worden opnamen die daarna aan de map
worden toegevoegd niet in de opdracht opgenomen.
DPOF-bestanden die met andere camera’s zijn gemaakt worden gewist wanneer er een DPOF-
bestand wordt aangemaakt.
Slide show Enter
DPOF set
Date imprint
Index print
Cancel print
Slide show
Off
DPOF set
Date imprint
Index print
Cancel print
Print-aanduiding
Wordt een DPOF-bestand aangemaakt, dan wordt er op de
geheugenkaart automatisch een ‘misc.’ map aangemaakt om het
in op te slaan (blz. 120). DPOF-printbestanden kunnen niet worden
gemaakt van RAW en Embedded RGB beelden. Beelden die zijn
gemaakt met een Adobe RGB kleurinstelling worden mogelijk niet
natuurgetrouw weergegeven (blz. 61).
Beelden die voor printen zijn geselecteerd worden bij weergave
gemarkeerd. Het aantal afdrukken verschijnt naast de aanduiding.
Met het instelwiel verplaatst u de cursor naar links en
rechts in de menu’s.
De optie “Menu section memory” in sectie 3 van het
setup-menu onthoudt de laatst geopende menu-sectie en
keert terug naar die sectie wanneer er op de menutoets
wordt gedrukt (blz. 106).
Image size L: 3008x2000
Quality Fine
Inst.Playback 2 sec.
Noise reductn On
90
Weergavemenu
91
Nadat een printopdracht is verwerkt blijft het DPOF-orderbestand gewoon op de geheugenkaart
aanwezig; u moet het zelf wissen. De optie Cancel print in sectie 2 van het weergavemenu wist
DPOF bestanden. Wanneer de instelling is geselecteerd verschijnt een bevestigingsscherm; “Yes”
voert de handeling uit en heft de print- en indexprint-opdracht op. Er zijn twee opties:
All frames C - Heft alle printopdrachten op de geheugenkaart op.
All frames F - Heft het printbestand op in de map die werd opgegeven met de optie “View folder”.
PRINTEN STOPPEN (CANCEL PRINT)
INDEXPRINT
Wilt u een indexprint van alle opnamen in de map, zet dan
de optie aan. Wilt u een indexprint opheffen, zet de
instelling dan eenvoudigweg op “Off”.
Is er een order voor een indexprint gemaakt, dan worden in
de map opgeslagen opnamen niet in de indexprint
verwerkt. Het aantal beelden per vel verschilt per printer.
Welke informatie wordt geprint verschilt per printer.
DATUM IN BEELD (DATE IMPRINT)
Wilt u de datum van opname in elk beeld printen (met een
compatible DPOF printer), zet dan de menu-optie aan (ON). Wilt u
deze functie opheffen, schakel hem dan eenvoudigweg uit (OFF).
Hoe de datum wordt geprint varieert per printer. Niet alle printers
ondersteunen deze functie.
MENU PERSOONLIJKE INSTELLINGEN EN SETUP-MENU’S OPENEN
De custom- en setup-menu’s kunnen zowel vanuit de opname-
als de weergavestand worden geopend. De knoppen in de
rechterbovenhoek van de menu’s zijn links naar andere
cameramenu’s. Kijk op blz. 92 voor informatie over het custom-
menu en blz. 98 voor het setup-menu.
Custuo
Setup-menu
Open het menu en gebruik de links/rechts-toetsen van
de stuureenheid om de custom- en setup-knoppen te
selecteren.
Druk op de centrale toets om het menu op te roepen.
Herhaal de procedure om terug te keren of druk op de
menu-toets om het menu te sluiten.
Slide show
Off
DPOF set
Date imprint
Index print
Cancel print
Camera-info
Priority setup AF
Focus hold
Ambient&flash
AF illuminator On
AE hold
Shutter speed
FocusHoldButt.
AEL button
Ctrl dial set
Exp. comp. set
93
92
Persoonlijke instellingen (Custom-menu)
PERSOONLIJKE INSTELLINGEN (CUSTOM-MENU)
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt
geselecteerd verandert het menu.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de
op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de
optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen te zien; de huidige
instelling wordt met een pijl aangegeven. Om terug te keren naar de menu-opties moet
u op de links-toets te drukken.
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te
selecteren.
Met het custom-menu regelt u de gebruiksvoorkeuren. Kijk voor het openen van het custom-menu
op blz. 91.
AF- of ontspanprioriteit (blz. 93).
Werking van focus hold toets op objectief regelen (blz. 94).
Werking van de AEL-toets instellen (blz. 94).
Belichtingsinstellingen met de instelwielen (blz. 95).
Bij belichtingscorrectie flitsdosering ook corrigeren (blz. 95).
AF hulplicht in- en uitschakelen (blz. 96).
Sluitervergrendeling wanneer geen objectief op de camera (blz. 96).
AF-veld-verlichting in zoeker regelen (blz. 97).
Oriëntatie opname-informatie regelen (blz. 97).
Regelen hoe monitor wordt in- en uitgeschakeld (blz. 97).
Shutter lock On: no card
On: no lens
Auto rotate
Play. display Auto rotate
0.3s. display
Automatic
Shutter lock
AF area setup)
Monitor disp.
Rec. display
Met het instelwiel verplaatst u de cursor naar links en
rechts in de menu’s.
Camera-info
Sluitervergrendeling wanneer geen kaart in de camera (blz. 96).
Oriëntatie weergave-informatie regelen (blz. 97).
Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
AF - AF-prioriteit (AF priority). Er kan pas een foto worden gemaakt
als de scherpstelling in orde is.
Release - Ontspanprioriteit (release priority). Ook als de scherpte
niet in orde is kan er een foto worden gemaakt. De RP-aanduiding
verschijnt op de monitor wanneer deze optie wordt geselecteerd.
AF/ONTSPANPRIORITEIT (PRIORITY SETUP)
Aanduiding ontspanprioriteit
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug
naar de menu-opties en de nieuwe instelling wordt getoond.
Veranderingen blijven mogelijk.
95
94
Persoonlijke instellingen (Custom-menu)
FOCUS-HOLD TOETS (FOCUS HOLD BUTT.)
De werking van de AEL-toets (blz. 46) kan in sectie 1 van het custom-menu worden veranderd (blz.
Deze persoonlijke functie heeft vier opties:
AE-hold - de belichting is vergrendeld zolang de AEL-toets ingedrukt wordt gehouden. De gekozen
lichtmeetmethode wordt gebruikt (blz. 59).
AE toggle - kort indrukken van de AEL-toets vergrendelt de belichting. De belichting blijft
vergrendeld, ook na de opname. Druk opnieuw even op de knop om de belichting te ontgrendelen.
De gekozen lichtmeetmethode wordt gebruikt (blz. 59).
Spot AE hold - het spotmeetveld wordt gebruikt, ongeacht de gekozen lichtmeetmethode (blz. 59).
Druk op de AEL-toets om de belichting te vergrendelen, laat hem los om te ontgrendelen.
Spot AE toggle - het spotmeetveld wordt gebruikt. Druk kort op de AEL-toets om de belichting te
vergrendelen. De belichting blijft vergrendeld, ook na de opname. Druk opnieuw even op de knop
om de belichting te ontgrendelen.
AEL-TOETS (AEL BUTTON)
Priority setup AF
Focus hold
Ambient&flash
AF illuminator On
AE hold
Shutter speed
FocusHoldButt.
AEL button
Ctrl dial set
Exp. comp. set
Een aantal Konica Minolta objectieven is uitgerust met een toets
voor scherpstelvergrendeling (focus hold). De werking van deze
toets kan in sectie 1 van het custom-menu worden veranderd (blz.
92). Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
Focus hold - indrukken van de focus hold toets vergrendelt de
scherpstelling.
D.O.F. preview - indrukken van de toets geeft visuele scherpte-
dieptecontrole (blz. 49). Bij niet-D-objectieven is dit mogelijk
wanneer het diafragma en de sluitertijd worden weergegeven.
FUNCTIE INSTELWIELEN (CTRL DIAL SET)
De werking van het instelwiel in de Auto-stand, de P-stand en handmatige belichtingsregeling (blz.
39) kan in sectie 1 van het custom-menu worden veranderd (blz. 92). Deze persoonlijke functie heeft
twee opties:
Shutter speed - Sluitertijd: dit is de standaard instelling. Omschrijvingen in deze gebruiksaanwijzing
zijn hierop gebaseerd.
Gebruikt u Program shift (blz. 41), dan verschijnt Ps als belichtingsstand, en de gekozen sluitertijd
wordt aangehouden. Verandert het licht, dan blijft de gekozen tijdwaarde gehandhaafd, het
diafragma past zich aan.
Bij handmatige belichtingsregeling (blz. 44) regelt u de sluitertijd met het instelwiel. Druk de
belichtingscorrectietoets in en draai aan het instelwiel om het diafragma te wijzigen.
Aperture - Diafragma. Gebruikt u Program shift (p. 41), dan verschijnt Pa als belichtingsstand, en
het gekozen diafragma wordt aangehouden.
Verandert de verlichting, dan blijft het diafragma ongewijzigd, en de sluitertijd wordt aangepast voor
een goede belichting.
Bij handmatige belichtingsregeling (blz. 44) regelt u het diafragma met het instelwiel. Druk de
belichtingscorrectietoets in en draai aan het instelwiel om de sluitertijd te wijzigen.
WERKING BELICHTINGSCORRECTIE (EXP. COMP. SET)
De werking van de belichtingscorrectie kan worden ingesteld in sectie 1 van het opnamemenu (blz.
92. Deze persoonlijke functie heeft twee opties:
Ambient & flash - Omgevingslicht en flitslicht. Gebruikt u de belichtingscorrectie met flitslicht, dan
worden zowel de belichting voor het omgevingslicht als de flitsdosering gecorrigeerd.
Ambient only - Alleen omgevingslicht. De flitsbelichting wordt niet gecorrigeerd, de gewone
belichtingsinstellingen (sluitertijd, diafragma, cameragevoeligheid) wel.
97
96
Persoonlijke instellingen (Custom-menu)
AF-HULPLICHT (AF ILLUMINATOR)
KAART-SLUITERVERGRENDELING
De kaart-sluitervergrendeling voorkomt dat de sluiter kan worden
ontspannen als er geen geheugenkaart in de camera zit. De
sluitervergrendeling kan worden aan- en uitgezet in sectie 2 van
het custom-menu (blz. 92).
De ingebouwde flitser wordt gebruikt als AF-hulplicht. Is het te
donker om goed te kunnen scherpstellen, klap dan de flitser uit.
De flitser geeft een paar korte flitsseries om de scherpstelling bij te
lichten. Wordt een externe flitser bevestigd, dan wordt die als
hulplicht gebruikt. Het AF-hulplicht kan worden aan- en uitgezet in
sectie 1 van het custom-menu (blz. 92).
Het bereik van het AF-hulplicht is circa 1 tot 5 m. Het wordt niet
geactiveerd bij continu autofocus. Het AF-hulplicht werkt mogelijk
niet bij brandpuntafstanden van 300 mm of langer of met de 3x-1x
Macro Zoom.
Priority setup AF
Focus hold
Ambient&flash
AF illuminator On
AE hold
Shutter speed
FocusHoldButt.
AEL button
Ctrl dial set
Exp. comp. set
OBJECTIEF-SLUITERVERGRENDELING
Als er geen objectief op de camera zit zorgt de sluitervergrendeling ervoor dat de sluiter niet kan
worden geopend, om te voorkomen dat er stof op de CCD komt. Zet de sluitervergrendeling uit
wanneer u de camera op een telescoop of microscoop bevestigt. De sluitervergrendeling kan
worden aan- en uitgezet in sectie 2 van het custom-menu (blz. 92).
AF-VELD INSTELLING (AF AREA SETUP)
De Spot-AF-velden of locale AF-velden lichten bij de scherpstelling
op. U kunt de duur van het oplichten instellen op 0,3 of 0,6
seconden, in sectie 2 van het custom-menu (blz. 97). Het activeren
van de verlichting van het AF-veld kan ook worden uitgeschakeld.
AF-veld-verlichting
MONITORWEERGAVE (MONITOR DISP.)
De keuze tussen automatische en handmatige monitorweergave
kan worden gemaakt in sectie 2 van het custom-menu (blz. 92). De
optie “Automatic” zorgt ervoor dat de oogsensors van de zoeker
de monitor uitschakelen wanneer de zoeker wordt gebruikt. Bij de
optie “Manual” dient u de monitor zelf uit te schakelen met de
informatietoets (blz. 33).
OPNAME-INFORMATIE (REC. DISPLAY)
De keuze tussen automatisch roteren en horizontale weergave kan
worden gemaakt in sectie 2 van het custom-menu (blz. 92). De
optie “Auto rotate” past de weergave van de opname-informatie
automatisch aan als de camera verticaal wordt gehouden. Bij de
optie “Horizontal” blijft de horizontale weergave gehandhaafd.
SETUP AFSPEELWEERGAVE
Shutter lock On: no card
On: no lens
Auto rotate
Play. display Auto rotate
0.3s. display
Automatic
Shutter lock
AF area setup
Monitor disp.
Rec. display
Shutter lock On: no card
On: no lens
Auto rotate
Play. display Auto rotate
0.3s. display
Automatic
Shutter lock
AF area setup
Monitor disp.
Rec. display
De keuze tussen automatisch roteren of horizontale weergave kan
worden gemaakt in sectie 3 van het custom-menu (blz. 92). De
optie “Auto rotate” registreert hoe de camera werd gehouden in de
beeldinformatie, zodat het beeld in de camera en in DiMAGE
Master Lite in de goede positie komt te staan. De optie “Manual”
voegt geen registratie-informatie toe. Is de handmatige optie
(manual) geselecteerd, dan worden eerder opgenomen beelden
niet gewijzigd en kunnen bij weergave worden geroteerd.
Met het instelwiel verplaatst u de cursor naar links en
rechts in de menu’s.
Camera-info
LCD backlight 5 sec.
3 min.
Reset default
Off
“No”
Power save
MenuSec.Memory
Delete conf.
Clean CCD
File # memory Off
Std. form
100KM028
Folder name
Select folder
New folder
LCDbrightness
Data storage
English
Date/Time set
NTSC
On
Transfer mode
Video output
Audio signals
Language
99
98
Setup-menu
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren. Verschijnt ‘Enter’, druk dan
op de centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Monitor-helderheid (blz. 100).
Instelling voor werking camera met computer (blz. 100).
Video-output instellen op NTSC of PAL (blz. 101).
Menutaal instellen (blz. 102).
Geheugen bestandsnummers activeren (blz. 103).
Formulering mapnaam bepalen (blz. 104).
Nieuwe map aanmaken (blz. 104).
Bestemmingsmap voor opgenomen foto’s selecteren (blz. 104).
Klok en kalender van de camera instellen (blz. 103).
Camerafuncties terugzetten (blz. 108).
Audiosignalen aan- of uitzetten (blz. 102).
Wachtduur automatische spaarschakeling instellen (blz. 105).
Verlichtingsduur monitor instellen (blz. 105).
Onthouden laatst geopende menu-sectie (blz. 106).
Lees reinigingsinstructies voor gebruik (blz. 106).
Standaardinstelling voor bevestigingsscherm wijzigen (blz. 106).
SETUP-MENU
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt
geselecteerd verandert het menu.
Wordt het gewenste menudeel weergegeven, gebruik dan de
op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de
optie oplichten waarin u iets wilt veranderen.
Druk nu op de rechts-toets van de stuureenheid om de instellingen te zien; de huidige
instelling wordt met een pijl aangegeven. Om terug te keren naar de menu-opties moet
u op de links-toets te drukken.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te
selecteren.
Met het setup-menu regelt u de bediening van de camera. Kijk voor het openen van het setup-menu
op blz. 91).
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug
naar de menu-opties en de nieuwe instelling wordt getoond.
Veranderingen blijven mogelijk.
101
100
Setup-menu
LCD-HELDERHEID
U kunt de monitor-helderheid instellen in sectie 1 van het setup-
menu. Markeer “Enter” en druk op de centrale toets om het
instelscherm voor LCD-helderheid te openen.
De helderheidsinstelling kent elf niveaus. Gebruik de
links/rechts-toetsen om de helderheid in te stellen; de
monitor past zich direct aan.
OVERSPEELSTAND (TRANSFER MODE)
De overspeelstand moet worden ingesteld op basis van wat er met het beeld gaat gebeuren:
overspelen naar een computer of beelden printen met een PictBridge compatible printer. Selecteer
de gewenste optie:
Data storage - beeldinformatie naar een computer overspelen. Deze optie moet worden
geselecteerd wanneer beelden naar een computer worden overgespeeld of wanneer de DiMAGE
Master Lite software wordt gebruikt.
PTP - voor het printen van beelden met een PictBridge compatible printer. Kijk op blz. 126 voor
meer informatie over PictBridge.
LCDbrightness Enter
Date/Time set
Transfer mode
Video output
Audio signals
Language
Set LCD brightness
:enter:adjust
High
Low
Druk op de centrale toets om het niveau te bevestigen
en de instelling te voltooien. Druk op de menutoets
om het scherm te sluiten zonder iets te veranderen.
VIDEO OUTPUT
U kunt de beelden van de camera op een televisie weergeven. U kunt het video-signaal afstemmen
op de PAL en de NTSC televisie-norm. Noord-Amerika gebruikt de NTSC standaard, Europa
gebruikt de PAL standaard. Controleer welke standaardinstelling nodig is in de regio waar u verblijft.
1. Schakel televisie en camera uit.
2. Schuif het deurtje van de kaartruimte naar de achterzijde van de
camera om de vergrendeling los te maken en het te openen.
3. Steek de kleine stekker van de videokabel in de video-uitgang van
de camera.
4. Steek het andere einde van de videokabel in de video-ingang van
de televisie.
5. Zet de televisie aan.
6. Zet de televisie op het videokanaal.
7. Zet camera aan en druk op de weergavetoets. Wanneer de camera
op een televisie is aangesloten wordt de monitor niet gebruikt. Het
scherm van de weergavestand is op het tv-scherm te zien.
8. Bekijk de opnamen zoals beschreven bij de instructies over
weergave. Als gevolg van de standaard die voor televisie wordt
gebruikt lijken beeldkwaliteit en resolutie lager dan bij vertoning op
een computer-monitor.
FOTO’S OP TELEVISIE BEKIJKEN
Het is mogelijk gemaakte opnamen op uw televisie weer te geven. De camera heeft een video-
uitgang, waarmee u hem met behulp van de meegeleverde videokabel kunt aansluiten.
Japanese Svenska
Russian
Korean
Italiano
Chinese (CS)
Chinese (CT)
English
Deutsch
Français
Español
103
102
Setup-menu
TAAL (LANGUAGE)
U kunt de taal van de menu’s wijzigen. Markeer de huidige taal en
druk op de centrale toets van de stuureenheid om het taalscherm
te openen.
AUDIOSIGNALEN
Wanneer u de ontspanknop half indrukt klinkt een audiosignaal als
de scherpstelling in orde is. Het audiosignaal kan worden
uitgeschakeld in sectie 1 van het setup-menu (blz. 98).
English
LCDbrightness
Date/Time set
Transfer mode
Video output
Audio signals
Language
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om
de menutaal te selecteren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de
instelling te voltooien. Druk op de menutoets om het
scherm te sluiten zonder iets te veranderen.
Language
:select :enter
DATUM EN TIJD INSTELLEN (DATE/TIME SET)
Het is belangrijk dat u de klok goed gelijk zet. Wanneer u een foto opneemt worden datum en tijd bij
de beeldinformatie opgeslagen; bij weergave worden ze afgebeeld. Ook kunt u datum en tijd
oproepen met behulp van de DiMAGE Master Lite software. Na het selecteren van de optie
“Date/Time set” in sectie 1 van het setup-menu verschijnt het scherm voor datum en tijd.
Gebruik de links/rechts-toetsen of het achterste instelwiel
om het onderdeel te selecteren dat u wilt veranderen.
Gebruik de op/neer-toetsen of het voorste instelwiel om
het onderdeel te veranderen.
Druk op de centrale toets om de instelling te voltooien.
2005 . 10 . 23
13 : 14
Date/Time set
:enter:sel. :adj.
YYYY/MM/DD
GEHEUGEN BESTANDSNUMMERS (FILE # MEMORY)
Wanneer het geheugen voor bestandsnummering is geselecteerd
dan krijgt na het aanmaken van een nieuwe map het eerstvolgende
nieuwe bestand een nummer dat 1 hoger is dan het laatst
opgeslagen bestand. Zo kunt u verschillende mappen aanmaken;
de bestandsnummers blijven in de volgorde van opname. Wordt
het geheugen voor bestandsnummers uitgeschakeld, dan krijgt
elke nieuwe opname een nummer dat 1 hoger is dan het laatst
opgeslagen nummer in de map.
Is het geheugen voor bestandsnummers actief en wordt de
geheugenkaart gewisseld, dan zal het eerste bestand dat op de
nieuwe kaart wordt opgeslagen 1 hoger zijn dan het laatste
bestand dat op de vorige kaart werd opgenomen, mits de nieuwe
kaart geen beeld met een hoger bestandsnummer bevat. Is dat
laatste het geval, dan zal het bestandsnummer van het nieuwe
beeld 1 hoger zijn dan het hoogste bestandsnummer op de nieuwe
kaart.
File # memory Off
Std. form
100KM028
Folder name
Select folder
New folder
LCDbrightness
Data storage
English
Date/Time set
NTSC
On
Transfer mode
Video output
Audio signals
Language
104
Setup-menu
MAPNAAM (FOLDER NAME)
100KM028
10150801
(Standaard)
(Datum)
105
SELECTEER MAP (SELECT FOLDER)
Met deze optie geeft u op in welke map de foto’s worden
opgeslagen. U kunt alleen mappen met een standaard-naam
selecteren. Wordt de map-optie “Date” gebruikt, dan worden de
foto’s in een map met de corresponderende opnamedatum
geplaatst. “Select folder” vindt u in sectie 2 van het setup-menu
(blz. 98).
Alle beelden worden op de geheugenkaart opgeslagen in mappen. Mapnamen
zijn er in twee uitvoeringen: standaard en met datum.
Standaard-mappen hebben namen van acht tekens. De eerste map krijgt de
naam 100KM028. De eerste drie tekens zijn het serienummer van de map, wat
met 1 wordt verhoogd als er een nieuwe map wordt aangemaakt. De nu
volgende drie letters hebben betrekking op Konica Minolta, en de laatste drie
nummers staan voor de gebruikte camera; 028 is de Dynax 5D.
De naam van een datum-map begint ook met het driecijferige volgnummer; dat
wordt gevolgd door één teken voor het jaar, twee voor de maand en twee voor
de dag: 101YMMDD. De map 10150801 werd aangemaakt op 1 augustus 2005.
Is er voor datummappen gekozen, dan wordt er voor elke dag dat er wordt
gefotografeerd een nieuwe map gemaakt. Alle beelden die die dag zijn gemaakt
zitten dan in die map. Beelden die op een andere dag worden gemaakt worden
geplaatst in een nieuwe map met de corresponderende datum. Wordt er een
nieuwe map gemaakt, dan wordt het serienummer in de bestandsnaam teruggezet op 0001, tenzij
het geheugen voor bestandsnummers actief is. Kijk voor meer informatie over mapstructuur en
bestandsnamen op blz 120.
NIEUWE MAP (NEW FOLDER)
Met deze functie maakt u nieuwe mappen aan. Met de optie
“Folder nam” in sectie 2 van het setup-menu geeft u aan hoe de
naam van de map moet worden samengesteld. Zijn er meerdere
datummappen aangemaakt, kan alleen de laatste map worden
gebruikt voor de opslag van foto’s.
Markeer “Enter” en druk op de centrale toets van de stuureenheid
om een nieuwe map aan te maken.
De nieuwe mapnaam wordt kort weergegeven. Elke keer dat er een
nieuwe map wordt aangemaakt zal automatisch een mapnummer
worden gekozen dat 1 hoger is dan het hoogste nummer op de
geheugenkaart.
File # memory
Enter
Folder name
Select folder
New folder
101KM028 folder created.
LCD-VERLICHTING
De verlichting van de LCD-monitor wordt na een bepaalde tijd
uitgeschakeld om stroom te sparen. Druk op een toets van de
camera om de weergave weer in te schakelen. Deze periode kan
worden ingesteld op 5, 10, 30 of 60 seconden in sectie 3 van het
setup-menu (blz. 98).
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING (POWER SAVE)
De camera schakelt zich uit als hij enige tijd niet werd gebruikt, om stroom te sparen. Deze periode
is instelbaar op 1, 3, 5, 10 of 30 minuten. Druk de ontspanknop half in om de camera weer te
activeren. Is de camera op de computer aangesloten, dan vindt automatische uitschakeling plaats
na tien minuten. Deze periode is niet instelbaar.
File # memory Off
Std. form
100KM028
Folder name
Select folder
New folder
LCD backlight 5 sec.
3 min.
Reset default
(Off
“No”
Power save
MenuSec.Memory
Delete conf.
Clean CCD
106
107
Setup-menu
GEHEUGEN MENUSECTIE (MENU SECTION MEM.)
De camera kan onthouden welke menusectie het laatste geopend
was. Is de geheugenfunctie ingeschakeld, dan verschijnt na
indrukken van de menutoets de laatst geopende menusectie. Is de
menufunctie uitgeschakeld, dan verschijnt na indrukken van de
menu-toets sectie 1 van het weergavemenu.
Elke keer dat u een wisopdracht geeft verschijnt er een
bevestigingsscherm, waarin u wordt gevraagd of de wisopdracht
moet worden uitgevoerd. Als dit scherm verschijnt is de “No” knop
gemarkeerd. Met de hier beschreven functie kunt u er voor zorgen
dat “Yes” is gemarkeerd, om een wisactie sneller te laten verlopen.
Denk eraan dat eenmaal gewiste beelden niet meer kunnen
worden teruggehaald.
WISBEVESTIGING (DELETE CONF.)
Delete?
Yes
No
CCD REINIGEN (CLEAN CCD)
Bij het verwisselen van objectieven kan er stof in de camera komen. Er dient altijd een objectief of
een bodydop op de camera te zitten. Controleer of de bodydop aan de achterzijde stofvrij is
voordat u hem op de camera plaatst.
Reinig de CCD in een stofvrije omgeving. Verwijder stof met een blaaskwastje - gecomprimeerde
lucht kan tot schade aan de camera leiden.
Reinig de CCD alleen als het nodig is. Door verkeerd reinigen kan de CCD beschadigen.
Met de DiMAGE Master software kunt u de gevolgen van stof uit RAW beelden verwijderen.
Dat gebeurt aan de hand van een ‘lege’ referentie-opname, waarop de stofdeeltjes worden
gelokaliseerd. Meer informatie over de complete versie van DiMAGE Master op blz. 81, of
bezoek ons op internet.
Accessoire-info
LCD backlight
Enter
Reset default
Power save
MenuSec.Memory
Delete conf.
Clean CCD
LCD backlight
Reset default
After cleaning CCD,
turn camera off. Continue?
Yes
No
Voordat u de CCD reinigt moet de batterij geheel zijn geladen. Is
de batterij niet vol genoeg, dan kunt u deze functie niet gebruiken.
Gebruik van de als extra leverbare lichtnetadapter is hier aan te
bevelen boven het gebruik van de batterij. Reinigen van de CCD
als er te weinig stroom is leidt tot permanente schade.
Markeer “Enter” en druk op de centrale toets van de stuureenheid
om de reinigingsroutine te starten.
Voordat de CCD wordt vrijgegeven verschijnt een
bevestigingsscherm; “Yes” opent de sluiter en klapt de spiegel op,
met “No” gaat u niet verder met de reiniging.
Verwijder objectief of bodydop.
Gebruik een blaaskwastje om de CCD te reinigen. Houd de
camera voorover gekanteld, om te voorkomen dat weggeblazen
stof terugvalt in de camera. Raak het binnenwerk van de camera
niet aan. Laat de camera een piepsignaal horen, dan is er te weinig
stroom. Stop direct met schoonmaken en zet de camera uit.
Zet de camera uit om de handelingen te voltooien. Plaats objectief
of bodydop terug.
LCD backlight 5 sec.
3 min.
Reset default
Off
“No”
Power save
MenuSec.Memory
Delete conf.
Clean CCD
109
108
Setup-menu
Weergavemenu
TERUGZETTEN OP STANDAARD (RESET DEFAULT)
Met deze optie worden alle standen en menu’s teruggezet op standaard. Na selectie verschijnt een
bevestigingsscherm; “Yes” zet de functies terug in onderstaande standen, “No” heft de bewerking
op.
Opname- en weergavestand
Opnamemenu
Schermbeeld bij opname Volledige weergave blz. 33
AF-stand AF-A
blz. 37
blz. 50
blz. 48
blz. 60
blz. 57
Cameragevoeligheid ISO 100 (niet in de Auto-opnamestand) blz. 54
Weergave Enkelbeeld
blz. 58
blz. 59
blz. 61Kleurinstelling (Color mode) Natural
blz. 63Regeling Digitale effecten Terugzetten
blz. 65
blz. 66
blz. 67
blz. 72
blz. 72
Directe weergave (Instant playback) 2 seconden blz. 74
Ruisonderdrukking (Noise reduction) Aan (On) blz. 74
blz. 75
blz. 80
Custom-menu (Persoonlijke instellingen)
Setup-menu
blz. 100
blz. 100
blz. 102
blz. 103
blz. 104
blz. 105
blz. 105
blz. 106
blz. 106
blz. 85
blz. 87
blz. 90
blz. 93
blz. 95
blz. 95
blz. 96
blz. 96
blz. 96
blz. 97
blz. 97
blz. 97
blz. 97
blz. 94
blz. 94
AF-veld Breed AF-veld
Transportstand Enkelbeeld
Belichtingscorrectie ±0.0
Flitscorrectie ±0.0
Lichtmeetmethode Meerveldsmeting
Vooringestelde witbalans Daylight ±0
Eigen witbalansinstelling Terugzetten (Daglicht)
Kleurtemperatuur 5500K, groen/magenta-compensatie
Beeldgrootte (Image size) L: 3008 x 2000
Beeldkwaliteit (Image quality) Fine
Flitsstand (Flash mode) Invulflits
Flitsregeling (Flash control) ADI
Bracketingvolgorde (Backeting order) Normaal - onderbelichting - overbelichting
Map bekijken (View folder) Alle mappen (All folders)
Indextype (Index format) 9 beelden
Datum in beeld (Date imprint) Uit (Off)
blz. 79
AF/ontspanprioriteit (priority) AF-prioriteit (AF priority)
Focus-hold toets (Focus Hold Butt.) Focus hold
AEL-toets (AEL button) AE hold
Werking belichtingscorrectie (Exp. comp. set) Omgevingslicht & flitslicht
AF-hulplicht (AF illuminator) Aan (On)
Kaart-sluitervergrendeling Aan (On)
AF-veld instelling (AF area setup) 0,3 seconde
Monitorweergave (Monitor disp.) Automatisch
Opname-informatie (Rec. display) Automatisch roteren
Functie instelwielen (Ctrl dial set) Sluitertijd
LCD-helderheid (LCD brightness) Terugzetten
Overspeelstand (Transfer mode) Data-opslag (Data storage)
Audiosignalen (Audio signals) Aan (On)
Geheugen bestandsnummers (File # memory) Uit (Off)
Mapnaam (Folder name) Standaard (Standard form)
Duur LCD-verlichting (LCD backlight) 5 seconden
Duur automatische spaarschakeling 3 minuten
Geheugen menusectie (Menu section mem.) Uit (Off)
Wisbevestiging (Delete conf.) “No”
Setup afspeelweergave Automatisch roteren
Objectief-sluitervergrendeling Aan (On)
111
110
Accessoire-info
ACCESSOIRE-INFO
Hier vindt u informatie over het gebruik van accessoires en compatibiliteit. Lees de informatie goed
door, zodat uw camera optimaal gebruikt.
AFSCHERMING FLITSLICHT DOOR OBJECTIEF
Lichtafscherming komt voor wanneer het objectief of de zonnekap een deel van het flitslicht
tegenhoudt. Het is herkenbaar als een halfronde schaduwzone onderin beeld (horizontale opnamen)
of aan de zijkant van het beeld (verticale opnamen). Verwijder de zonnekap als u gaat flitsen. De
opnameafstand moet 1m of meer zijn. De ingebouwde flitser kan niet worden gebruikt in combinatie
met de AF 600mm f/4 Apo G(HS).
OBJECTIEF-COMPATIBILITEIT
Alle Konica Minolta AF-objectieven zijn met deze camera compatible. MD- en MC-objectieven
kunnen niet worden gebruikt. Uw handelaar kan u meer informatie over het huidige
objectievenpakket geven.
De AF Macro Zoom 3X - 1X f/1.7-2.8 kan niet worden gebruikt met Anti-Shake (blz. 32); zet Anti-
Shake uit. Is een objectief uitgerust met een macro-ontgrendeling, dan kan deze stand niet worden
gebruikt in combinatie met Anti-Shake. Scherpstelbegrenzers (limiters) dienen niet te zijn ingesteld
op een bereik dat niet tot oneindig gaat. De scherpstelbegrenzer van de SSM-serie of D-serie
macro objectieven kunnen met elke bereiksinstelling worden gebruikt. Anti-Shake zal mogelijk niet
werken met producten van andere fabrikanten.
OMREKENEN BRANDPUNTSAFSTANDEN
Omdat de CCD kleiner is dan het kleinbeeldformaat geeft een bepaalde brandpuntsafstand een
andere beeldhoek dan op een conventionele fotocamera. Vermenigvuldig de brandpuntafstand met
1,5 om de vergelijkbare beeldhoek te bepalen. Een 100 mm objectief geeft op deze camera
ongeveer de beeldhoek van een 150 mm op kleinbeeld.
CCD-POSITIE
Voor bepaalde technische fotografie-toepassingen is het
nodig de positie van de CCD binnen de camera te kennen.
De illustratie toont de globale positie van de ccd.
Het meegeleverde oculairkapje voorkomt dat er bij gebruik van de zelfontspanner of het maken van
lange tijdopnamen licht via de zoeker binnentreedt en de belichtingsmeter beïnvloedt of het beeld
sluiert.
Verwijder voorzichtig de oogschelp door hem aan beide
zijden beet te pakken en omhoog te schuiven.
Schuif het oculairkapje voor de zoeker. Bevestig het kapje
aan de camerariem om verlies te voorkomen. Plaats na de
opname de oogschelp weer terug.
Op deze camera kunt u de Hoekzoeker Vn en de Zoekerloep Vn plaatsen. Met de Hoekzoeker kunt
u makkelijker vanaf een laag standpunt werken. De Zoekerloep vergroot het midden van het
zoekerbeeld, zodat u extra kritisch kunt scherpstellen, belangrijk voor onder meer macrofotografie.
Deze accessoires worden als boven beschreven op het oculair geplaatst. Neem voor meer
informatie over deze en andere accessoires contact op met uw Konica Minolta dealer.
OCULAIRKAPJE BEVESTIGEN
ZOEKERACCESSOIRES (APART LEVERBAAR)
AFSTANDSBEDIENINGSKABEL AANSLUITEN
U kunt de als extra leverbare afstandsbedieningskabels (RC-1000S en RC-
1000L) gebruiken om te voorkomen dat aanraking van de camera bij lange
sluitertijden tot trillingsonscherpte leidt. Het deksel is ter voorkoming van
verlies vast aan de camera bevestigd. Pas op dat u de stekker niet forceert.
Steek de stekker van de afstandsbedieningskabel in de aansluiting (1).
De kabel kan aan de camerariem worden bevestigd. Open de clip
voor de afstandsbediening op de riem en druk de kabel in de groef.
Sluit de clip totdat hij vastklikt (2).
113
112
Accessoire-info
Deze camera is compatible met de High Speed Sync (HSS)
functie van de Program Flash 5600HS (D) en 3600HS (D) flitsers.
Hiermee kan de camera alle sluitertijden voor flitsen gebruiken,
dus tot 1/4000 s. HSS kan niet worden gebruikt met de 2-
seconden-zelfontspannerstand of de stand voor
eindsynchronisatie.
Plaats daarvoor een compatible flitser op de camera. Stel de
flitser in op HSS. Komt de sluitertijd uit op een hogere waarde
dan de normale synchronisatietijd, dan verschijnt de aanduiding
voor High Speed flitsen (H) op de monitor en in de zoeker.
HIGH SPEED FLITSEN (HSS)
Met een extra flitser (apart leverbaar) geeft u deze camera veelzijdiger flitsmogelijkheden. Is de
camera niet in gebruik, verwijder dan altijd de externe flitser. Schuif het beschermkapje op de
flitsschoen om de contacten te beschermen.
EXTERNE FLITSER BEVESTIGEN
Schuif het kapje van de camera als aangegeven.
Schuif de externe flitser in de flitsschoen totdat
hij vastklikt.
FLITSER-COMPATIBILITEIT
De volgende flitsers zijn met de camera compatible.
Program Flash 2500 (D)
Program Flash 3600HS (D)
Program Flash 5600HS (D)
Macro Ring Flash 1200 met Macro Flash Controller
Macro Ring Flash 2400 met Macro Flash Controller
OVER DE KABEL VAN HET LAADAPPARAAT
De meegeleverde kabel is geschikt voor de regio waarin de camera werd verkocht. Gebruik de
kabel uitsluitend in de regio van aankoop
Continentaal Europa, Korea, Singapore (220-240V)
Groot-Brittannië, Hong Kong (220V-240V)
Verenigde Staten, Canada, Japan, Taiwan (100V-120V)
APC-150
APC-160
APC-170
Regio Productcode
Het External High-Power Battery Pack Kit EPB-100 is niet compatible met deze camera.
Accessoire-info
Australië (220-240V)
APC-230
Aanduiding high speed flitsen
PC FLITSADAPTER PCT-100
Met de PC Flitsadapter PC-100 kunt u een studio- of reportageflitser op de camera aansluiten, door
middel van een standaard flitskabel. De adapter is compatible met zowel centrumpositieve (normale
polariteit) als centrumnegatieve (positieve polariteit) flitsers met een voltage van 400 V of lager. De
software-upgrade die bij de PCT-100 wordt geleverd dient niet te worden gebruikt.
Voor een goede belichting dient u de handmatige belichtingsregeling te gebruiken. Stel de sluitertijd
in op een tijd die gelijk is aan of korter dan de flitsduur van de flitser; kijk daarvoor in de gebruiks-
aanwijzing van de flitser. De stand van de flitscorrectie van de camera heeft geen invloed op de
flitsbelichting. Om een belichtingsbracketingreeks te maken waarbij het diafragma varieert in plaats
van de sluitertijd, houdt u de AEL-toets ingedrukt tijdens de bracketingreeks.
Gebruik van de eigen witbalansinstelling (custom) wordt aangeraden. Gebruik bij het ijken de
sluitertijd- en diafragma-instelling die u voor de definitieve foto gaat gebruiken. Het kan nuttig zijn
een grijskaart als meetobject te gebruiken. Door de grijze tint wordt de intensiteit van het flitslicht
wat getemperd. Is het niet goed mogelijk zelf een witbalansinstelling aan te maken, gebruik dan de
vaste daglicht- of flitslichtinstelling, of stel de kleurtemperatuur in als die van de gebruikte flitser
bekend is; het gebruik van de automatische witbalans wordt niet aanbevolen.
China (220-240V)
APC-151
114
115
Overspeelstand
OVERSPEELSTAND
Lees dit hoofdstuk goed door voordat u de camera met een computer verbindt. Deze
gebruiksaanwijzing geeft geen informatie over de beginselen van het werken met computers en hun
besturingssysteem. Kijk daarvoor in de gebruiksaanwijzing van uw computer.
Wilt u de camera direct op de computer aansluiten en gebruiken als een mass storage device
(apparaat voor massa-opslag) dan moet de computer zijn uitgerust met een USB-aansluiting als
standaard interface. De computer en het besturingssysteem moeten gegarandeerd goed werken
met USB interface. De volgende besturingssystemen zijn compatible met de camera:
Compatibiliteit met Windows XP is alleen met de home of professional edities. Kijk op de Minolta
website voor de meest recente informatie aangaande compatibiliteit:
Noord-Amerika: http://www.konicaminolta.us/
Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
Gebruikers van Windows 98 of 98 second edition moeten de driver-software van de meegeleverde
Digital Camera Software CD-ROM (blz. 116) installeren. Voor oudere Windows of Macintosh
besturingssystemen is geen speciale driver-software vereist.
Gebruikers die in het bezit zijn van een eerdere DiMAGE of Dynax digitale camera en de Windows
98 driver-software hebben geïnstalleerd, moeten deze installatieprocedure herhalen. De updated
versie van de driver-software die op de meegeleverde Digital Camera Software CD-ROM staat is
noodzakelijk om deze camera goed met de computer te laten werken. De nieuwe software heeft
geen gevolgen voor het werken met eerdere camera’s.
Een remote camera driver wordt meegeleverd met de Windows editie van de Digital Camera
Software CD-ROM. Deze driver is niet compatible met deze camera.
Windows 98, 98SE, Me, 2000 Professional en XP
Macintosh OS 9.0 ~ 9.2.2 en Mac OS X 10.1.3 ~ 10.1.5, 10.2.1 ~ 10.2.8, 10.3 ~ 10.3.9, 10.4 ~ 10.4.1
SYSTEEMEISEN
CAMERA OP DE COMPUTER AANSLUITEN
1. Controleer of de overspeeloptie (data transfer) in sectie 1 van het
setup-menu op “Data storage” staat (blz. 98). Zet de camera uit.
2. Start de computer op. De computer moet aan staan voordat u de
camera aansluit.
3. Schuif het deurtje van de kaartruimte naar de achterzijde van de
camera om de vergrendeling los te maken en het te openen.
Bevestig de kleine stekker van de USB-kabel op de USB-
aansluiting van de camera. Let er op dat de stekker stevig vast zit.
4. Steek het andere eind van de USB-kabel in de USB-aansluiting van
de computer. Let er op dat de stekker stevig vast zit. De camera
moet rechtstreeks op de USB-aansluiting van de camera zijn
aangesloten. Gebruik van een USB-hub kan een correcte werking
mogelijk belemmeren.
5. Zorg ervoor dat er een geheugenkaart in de camera zit, en zet de
camera aan. Er verschijnt een scherm dat aangeeft dat de
verbinding tot stand wordt gebracht. Als de verbinding is gemaakt
worden de zoeker en monitor van de camera uitgeschakeld. Wilt u
de kaart verwisselen terwijl de camera op de computer is
aangesloten, kijk dan op blz. 124.
Is de camera goed verbonden met Windows XP of Mac OS X, dan
wordt er mogelijk een venster geopend voor het downloaden van
beeldinformatie; volg de instructies in het venster. Een drive-icoon of
volume verschijnt in Deze computer of op het bureaublad; de
volumenaam varieert per geheugenkaart en besturingssysteem. Herkent
de computer het volume niet, ontkoppel dan de camera, herstart de
computer, en herhaal de procedure.
Gebruik wanneer u de camera op de computer aansluit een volledig geladen batterij. Het gebruik
van een netstroomadapter (apart verkrijgbaar) is overigens te prefereren boven batterijvoeding.
Gebruikers van Windows 98 dienen voordat ze de camera op de computer aansluiten eerst de tekst
te lezen over de computeraansluiting bij hun besturingssystemen.
Deze computer: Windows
Bureaublad: Mac OS
Initializing USB connection.
116
117
Overspeelstand
VERBINDING MET WINDOWS 98/98 SECOND EDITION
De driver hoeft maar eenmaal te worden geïnstalleerd. Hij kan automatisch worden geïnstalleerd,
met de DiMAGE installer, of handmatig met de wizard voor nieuwe hardware van het
besturingssysteem. Tijdens de installatie vraagt het besturingssysteem om de Windows 98 CD-
ROM; plaats die in de CD-ROM drive en volg de verdere instructies op het scherm. Voor andere
Windows besturingssystemen is geen speciale driver-software nodig.
Automatische installatie
Voordat u de camera op de computer
aansluit dient u de Digital Camera
Software CD-ROM in de CD-ROM drive te
plaatsen. Het Digital Camera Software
installatieprogramma wordt geopend. Klik
om de Windows 98 USB driver
automatisch te installeren op de knop”
Install the Windows 98 USB mass-storage
driver”. Er verschijnt een venster dat
bevestigt dat de driver dient te worden
geïnstalleerd; klik op “Yes” om verder te
gaan.
Als de driver goed is geïnstalleerd
verschijnt een melding. Klik dan op “OK”.
Herstart de computer voordat u de
camera aansluit (zie blz. 115).
Kies de aanbevolen optie voor het zoeken naar een
geschikt stuurprogramma. Klik op Volgende.
Kies de optie waarbij u zelf een locatie voor de driver op-
geeft. U kunt het bladervenster gebruiken om de locatie op
te geven. De driver is te vinden in de CD-ROM drive onder
:\Win98\USB. Wordt de driver-locatie weergegeven, klik
dan op Volgende.
Handmatige installatie
Wilt u de Windows 98 driver handmatig installeren, volg
dan eerst de instructies voor het aansluiten van de camera
op de computer op blz 115.
Wanneer de camera op de computer is aangesloten merkt
het besturingssysteem dat er nieuwe hardware is aan-
gesloten en de wizard voor nieuwe hardware wordt
geopend. Plaats de Digital Camera Software CD-ROM in
de CD-ROM drive. Klik op Volgende.
118
119
Overspeelstand
De wizard voor nieuwe hardware zal de locatie van de
driver bevestigen. Klik om te vervolgen met de installatie
van de driver in het systeem. Een van deze drie drivers zal
worden gevonden: MNLVENUM.inf, USBPDR.inf of
USBSTRG.inf. De letter van de CD-ROM drive kan per
computer verschillen. Klik op Volgende om de driver in het
systeem te installeren.
Het laatste venster zal de installatie van de driver
bevestigen. Klik op Voltooien om de wizard voor nieuwe
hardware af te sluiten. Herstart de computer.
Als het venster “Deze computer” is geopend ziet u een
nieuw symbool voor een verwisselbare schijf. Dubbelklik
erop om toegang te krijgen tot de geheugenkaart van de
camera; zie blz. 120.
AUTOMATISCHE SPAARSCHAKELING (OVERSPEELSTAND)
Krijgt de camera niet binnen tien minuten een lees- of schrijfopdracht, dan schakelt hij zich uit om
stroom te sparen. Schakelt de camera zichzelf uit, dan kan een waarschuwing voor een incorrecte
afsluiting op de computer-monitor verschijnen. Klik dan op “OK”. Camera en computer ondervinden
hier geen schade van.
Ontkoppel de USB-kabel en zet de camera uit. Herstel de USB-verbinding door de kabel opnieuw
aan te sluiten en de camera weer aan te zetten.
Op 20 februari 1962 maakte John Glenn als eerste Amerikaan een ruimtereis rondom de aarde.
Hij had een Minolta Hi-matic camera aan boord van zijn Friendship 7 ruimtecapsule meegeno-
men om deze historische gebeurttenis vast te leggen. Tijdens de 4 uur, 55 minuten en 23
seconden durende vlucht maakte hij drie omwentelingen om de
aarde met een gemiddelde snelheid van 28.000 km/u.
John Glenn bezocht onze Sakai camerafabriek op 23 mei 1963, en
als herdenkingssymbool plantte hij er een palmboom. De boom
staat er nog steeds, op de binnenplaats van de fabriek; hij is nu
meer dan acht meter hoog.
De camera? Die is er ook nog. De camera wordt nu
tentoongesteld in het Smithsonian Institution’s Natio-
nal Air and Space Museum in Washington D.C. Hij is
samen met andere artikelen van John Glenns
Friendship 7 Mercury-vlucht te vinden in gallery 210,
“Apollo to the Moon”.
Konica Minolta historie
120
121
Overspeelstand
WERKEN MET MAPPEN OP DE GEHEUGENKAART
Is de camera eenmaal aangesloten op de computer, dan kunt u
beeldbestanden openen door er simpelweg dubbel op te klikken.
Beeldmappen vindt u in de DCIM map. U kunt beelden overzetten door
bestanden met de muis naar de computer of een map te slepen.
Beeldbestandsnamen beginnen met “PICT,” gevolgd door een viercijferig bestandsnummer plus een
mrw, jpg, jpe of thm extensie. De thumbnailbeelden (thm) worden door de camera en DiMAGE
Master Lite gebruikt. Als een RAW of JPEG beeld de kleurinstelling Adobe RGB zonder een
aangehecht profiel heeft, dan begint de bestandsnaam met “_ICT”.
Wordt er een nieuwe map aangemaakt, dan zal het getal van de eerste drie tekens 1 hoger zijn dan
het hoogste mapnummer op de kaart. Komt het indexnummer in de bestandsnaam boven 9.999,
dan wordt er een nieuwe map aangemaakt met een nummer dan 1 hoger is dan het hoogste
mapnummer op de geheugenkaart: bijv. van 100KM028 naar 101KM028.
Het bestandsnummer van het beeldbestand zal soms niet overeenstemmen met het nummer van
het beeldbestand zelf in de camera. Worden beelden in de camera gewist, dat zal de opnameteller
zich aanpassen om het aantal opnamen in de map aan te geven en zal de nummering voor nieuwe
opnamen daaraan aanpassen. De indexnummers van de beeldbestanden veranderen niet wanneer
een beeldbestand wordt gewist. Wordt er een nieuw beeld opgenomen, dan krijgt het een nummer
dat 1 hoger is dan het hoogste indexnummer in de map. Bestandsnummers kunt u regelen met de
instelling voor het geheugen voor de bestandsnummering (file number memory) in sectie 2 van het
setup-menu (blz. 103).
Beeldbestanden bevatten exif tag data. Deze informatie bevat de tijd en datum van opname,
plus de gebruikte camera-instellingen. U kunt deze informatie via de camera bekijken, maar
ook met de DiMAGE Master en de DiMAGE Master Lite software.
Wordt een beeld van de camera geopend in een beeldbewerkingsprogramma dat Exif tags niet
ondersteunt, en wordt het beeld vervolgens opnieuw opgeslagen door de oorspronkelijke
beeldinformatie te overschrijven, dan wordt de Exif tag informatie gewist. Sommige Exif com-
patible programma’s herschrijven de Exif data, waardoor de DiMAGE Master Lite ze niet kan
lezen. Gebruikt u andere software dan de DiMAGE Master en DiMAGE Master Lite, sla bestan-
den dan eerst op onder een andere naam om de exif tag informatie te kunnen behouden.
Om de beelden correct op uw computer te zien moet de kleurruimte van uw computer moge-
lijk worden bijgesteld. Kijk in de instructies van uw computer hoe u het scherm voor de vol-
gende parameters moet kalibreren: sRGB, een kleurtemperatuur van 6500 K, een gamma van
2.2.
Camera-info
Drive-icoon
Dcim
Extra fine,
fine of stan-
daard beeld
Misc
De map Misc. bevat
DPOF printbestan-
den (blz. 88)
PICT0003.JPE
Extra fine, fine of
standaard
Embedded Adobe
RGB beeld
100KM028 10150801
Van links naar rechts: standaardmap en datum-map (blz. 104).
PICT0001.THM
PICT0001.MRW
RAW beeld
Bestanden en mappen op de geheugenkaart
kunt u via de computer wissen.
Bestandsnamen veranderen of andersoortige
bestanden op de kaart zetten kan ertoe leiden
dat de camera niet goed functioneert.
_ICT0004.JPG
Extra fine,
fine of stan-
daard
Adobe RGB
beeld
PICT0002.JPG
PICT0003.THM
CAMERA VAN DE COMPUTER LOSKOPPELEN
122
123
Overspeelstand
Controleer dat het toegangslampje niet brandt. Zet de camera uit en ontkoppel de USB-kabel. Is
Kodak EasyShare geïnstalleerd, rechts-klik dan op de EasyShareicoon in de taakbalk en verlaat het
programma voordat u de camera ontkoppelt.
Ontkoppel de camera nooit wanneer het toegangslampje brandt; de bestanden
of de geheugenkaart kunnen mogelijk permanente schade oplopen.
Controleer of het toegangslampje niet brandt en sleep het
opslagsymbool van de camera naar de prullenbak. Ontkoppel de
USB-kabel.
Windows 98/98 second edition
Macintosh
Windows XP, 2000 Professional en Me
Wilt u de camera ontkoppelen, klik dan eenmaal op de icoon voor hardware ontkoppelen
of uitwerpen in de taakbalk. Er verschijnt een klein venster met het te stoppen apparaat.
Klik op het kleine venster om het apparaat te stoppen; de boodschap verschijnt dat u de hardware
veilig kunt verwijderen. Ontkoppel de USB-kabel.
Er wordt weergegeven welke apparaten op het systeem zijn
aangesloten. Klik op het vakje voor weergave van de apparaat-
componenten. Markeer het apparaat door erop te klikken en klik
op “Stop”.
Er verschijnt een bevestigingsscherm, met daarin de af te sluiten
apparaten. “OK” zal het apparaat stoppen.
Het venster voor veilig verwijderen van hardware verschijnt.
Ontkoppel de USB-kabel.
Is er meer dan één apparaat op de computer aangesloten, herhaal
dan bovenstaande procedure, behalve de rechter muisklik op het
symbool voor het ontkoppelen of uitwerpen van hardware.
125
124
Overspeelstand
GEHEUGENKAART VERWISSELEN (OVERSPEELSTAND)
Pas goed op wanneer u geheugenkaarten verwisselt terwijl de camera met de computer
verbonden is. Bij verkeerde handelingen kan er beeldinformatie verloren gaan. Kijk altijd
goed of het toegangslampje niet rood brandt voordat u de geheugenkaart verwijdert.
Windows 98/98 Second edition
1. Zet de camera uit.
2. Verwissel de geheugenkaart.
3. Zet de camera aan om de USB-verbinding weer tot stand te brengen.
Is Kodak EasyShare geïnstalleerd, rechts-klik dan op de EasyShareicoon in de taakbalk en verlaat
het programma voordat u de camera ontkoppelt.
Windows Me, 2000 Professional en XP
Macintosh
1. Stop de USB-verbinding met de procedure voor ontkoppelen of uitwerpen van hardware
(blz.122).
2. Zet de camera uit.
3. Verwissel de geheugenkaart.
4. Zet de camera aan om de USB-verbinding weer tot stand te brengen.
1. Stop de USB-verbinding door het symbool van de drive naar de prullenbak te slepen (blz. 123).
2. Zet de camera uit.
3. Verwissel de geheugenkaart.
4. Zet de camera aan om de USB-verbinding weer tot stand te brengen.
1. Plaats een geheugenkaart in de camera en verbind hem met een USB-kabel met de computer.
Tijdens deze procedure moeten andere apparaten niet zijn aangesloten.
2. Rechts-klik op Deze Computer. Selecteer “Eigenschappen” uit het menu.
Windows XP: ga van het Start-menu naar het Configuratiescherm. Klik op Prestaties en
onderhoud. Klik op “Systeem” om het venster met eigenschappen te openen.
3. Windows 2000 en XP: selecteer de hardware-tab in het eigenschappen-venster en klik op de
knop voor Apparaatbeheer.
Windows 98 en Me: klik op de tab Apparaatbeheer in het Eigenschappen-menu.
4. Het driver-bestand zal te vinden zijn bij de universal-serial-bus-controller of de andere
apparaten in het overzicht van Apparaatbeheer. Klik op de locaties om de bestanden weer te
geven. De driver is te vinden onder Konica Minolta, de cameranaam of “USB Apparaat voor
massa-opslag”. Onder bepaalde omstandigheden kan de driver soms niet deze cameranamen
dragen. De driver zal dan echter worden gemarkeerd met een vraag- of uitroepteken.
5. Klik op de driver om hem te selecteren.
6. Windows 2000 en XP: klik op de actie-knop om het menu te laten verschijnen. Selecteer
verwijderen (uninstall). Er verschijnt een bevestigingsscherm. Op “Yes” klikken verwijdert de
driver uit het systeem.
Windows 98 en Me: klik op de knop voor verwijderen. Er verschijnt een bevestigingsscherm. Op
“Yes” klikken verwijdert de driver uit het systeem.
7. Ontkoppel de USB-kabel en zet de camera uit. Herstart de computer.
OVERSPEELSTAND DRIVER-SOFTWARE VERWIJDEREN - WINDOWS
127
126
Overspeelstand
PICTBRIDGE
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om
het beeld te markeren dat moet worden geprint.
Totaal aantal afdrukken.
Aantal exemplaren
Gebruik de op/neer-toetsen om het aantal exemplaren
te selecteren dat u wilt printen. Wilt u een beeld voor
printen deselecteren, druk dan op de neertoets om het
aantal afdrukken op nul te zetten. Het maximum aantal
is 50.
Herhaal de vorige stappen totdat alle beelden zijn
geselecteerd. Druk op de centrale toets van de
stuureenheid om verder te gaan.
Het aantal prints in de print-run verschijnt, samen met de print-
parameters die met het menu werden geselecteerd. Kijk in de tekst
over navigeren door het menu op blz. 128 voor meer informatie.
Druk op de stuurtoets om het printen te starten, of druk op de
menu-toets om terug te keren naar het PictBridge scherm.
Is het printen eenmaal begonnen, dan kan het worden gestopt
door op de stuurtoets te drukken. De melding “Printing finished”
meldt het einde van de procedure; zet de camera uit om te
stoppen.
Met de informatietoets wisselt u tussen enkelbeeldweergave en indexweergave van het PictBridge
scherm. Vergrote weergave, geactiveerd met de vergrotingstoets (blz. 38), kan worden gebruikt om
beelden op het scherm nader te onderzoeken.
Is de batterij leeg voordat de printopdracht is voltooid, dan wordt het printen gestopt. Gebruik een
volle batterij of de als extra leverbare netstroomadapter.
Doet zich tijdens het printen een klein probleem voor, zoals het op raken van het papier, volg dan de
voor de printer aanbevolen procedure; op de camera hoeft u niets te doen. Doet zich een
ingrijpender printerfout voor, druk dan op de stuurtoets om de printroutine af te breken. Kijk in de
gebruiksaanwijzing van de printer voor de te volgen procedure voor het probleem. Controleer de
printerinstellingen voordat u opnieuw begint en deselecteer de beelden die al waren geprint.
OPMERKINGEN OVER PRINTSTORINGEN
Printing finished.
OK
Controleer of de overspeeloptie (transfer) in sectie 1 van het setup-
menu is ingesteld op PTP. Sluit de camera aan op een PictBridge
compatible printer, met de USB-kabel van de camera. De grote
stekker moet in de printer worden gestoken. Schuif het deurtje van
de kaartruimte naar de achterzijde van de camera om de
vergrendeling los te maken en het te openen. Steek de kleine
stekker van de kabel in de camera. Zet de camera aan; het
PictBridge scherm verschijnt automatisch.
No. of prints: 5
Print size: Printer setup
Layout: Printer setup
Print quality: Printer setup
Data print: Printer setup
:start
In het PictBridge scherm kunt u individuele foto’s voor printen selecteren; RAW en beelden met het
aangehechte Adobe RGB kleurprofiel (blz. 61) worden niet weergegeven en kunnen niet worden
geselecteerd. Adobe RGB beelden zonder aangehecht profiel (embedded) kunnen worden
geselecteerd, maar de kleurweergave is mogelijk niet natuurgetrouw, als gevolg van de onvolkomen
compatibiliteit van de printer met de kleurruimte. Kijk voor andere printopties bij Navigatie door het
menu op blz. 128.
PictBridge scherm
:move
:select :print
Controleer om printfouten te voorkomen voorafgaand aan een print-run altijd de printer- en
camera-instellingen. Het instellen van de print-parameters met het PictBridge-menu (blz. 128)
heeft als voordeel dat u de printer niet voor elke sessie opnieuw hoeft in te stellen, zeker als
de printer voor verschillende toepassingen wordt gebruikt.
Print-info
129
128
Overspeelstand
NAVIGEREN DOOR HET PICTBRIDGE MENU
Is een instelling eenmaal geselecteerd, dan keert de cursor terug naar de menu-opties en de nieuwe
instelling wordt getoond. Druk op de menu-toets om terug te keren naar het PictBridge scherm.
Lees de nu volgende informatie over de menu-opties.
Serie-printen (Batch print)
Batch print in sectie 1 van het menu selecteert alle foto’s op de geheugenkaart om te worden
geprint. Er zijn twee opties:
All-frames - print alle beelden op de geheugenkaart. Er wordt een scherm geopend waarin het
aantal afdrukken kan worden opgegeven. Het totale aantal is maximaal vijftig.
Reset - heft veranderingen op die zijn ingesteld met de batch print optie of het printselectiescherm.
Indexprint
Het is mogelijk een indexprint van alle foto’s op de geheugenkaart
te maken. De kwaliteit en grootte van de indexprint kunnen worden
opgegeven in het menu van de camera. Het aantal beelden per
pagina varieert per printer. Het print-setup bevestigingsscherm
verschijnt voordat de printroutine start.
Batch print
Index print
Gebruik de links/rechts-toetsen van de stuureenheid om de
gewenste menu-tab te doen oplichten; als een andere tab wordt
geselecteerd verandert het menu.
Druk op de menu-toets om het menu te openen en te sluiten. Gebruik de vierwegtoetsen van de
stuureenheid en de instelwielen om de cursor in het menu te verplaatsen. Druk op de centrale toets
van de stuureenheid om een instelling te openen. De opties kunnen per printer verschillen.
Gebruik de op/neer-toetsen om door de menu-opties te scrollen. Laat de optie oplichten
waarin u iets wilt veranderen.
De te veranderen optie is gemarkeerd, druk op de rechts-toets; de instellingen
verschijnen, met de huidige instelling gemarkeerd. Verschijnt “Start”, druk dan op de
centrale toets van de stuureenheid om verder te gaan.
Gebruik de op/neer-toetsen om het onderdeel te markeren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de oplichtende instelling te
selecteren.
Activeer het opnamemenu met de menu-toets. Tab 1 bovenin
het menu wordt gemarkeerd.
No. of prints: 5
Print size: Printer setup
Layout: Printer setup
Print quality: Printer setup
Data print: Printer setup
:start
Paper size Printer setup
Layout Printer setup
Print quality Printer setup
Data print Printer setup
DPOF print
Index voor menufuncties
Serie-printen (Batch print), 129
Datum printen (Data print), 131
DPOF print, 131
Indexprint, 129
Layout, 130
Papiergrootte (Paper size), 130
Printkwaliteit, 131
131
130
Overspeelstand
Papiergrootte (Paper size)
De papiergrootte van de print is instelbaar in sectie 2 van het
PictBridge menu. De optie Printer setup gebruikt de grootte die op
de printer is ingesteld.
Printkwaliteit (Print quality)
De printkwaliteit is instelbaar in sectie 2 van het PictBridge menu. De optie Printer setup gebruikt de
kwaliteit die op de printer is ingesteld. De kwaliteit Fine kan met de camera worden ingesteld.
Datum printen (Data print)
U kunt instellen of er informatie met het beeld mee moet worden geprint in sectie 2 van het
PictBridge menu. De optie Printer setup gebruikt de opties die op de printer zijn ingesteld. De
opnamedatum en bestandsnaam kunnen voor printen worden geselecteerd. Data printen kan met
het menu ook worden uitgeschakeld.
Layout
De layout van de print is instelbaar in sectie 2 van het PictBridge menu. De optie Printer setup
gebruikt de layout-instellingen die op de printer zijn ingesteld. Randloos printen kan ook vanuit de
camera worden opgegeven, net als het aantal beelden per pagina.
Hier vindt u enkele printformaten, in millimeters en inches:
Print-info
L
Postcard
2L
89 x 127mm
100 x 148mm
127 x 178 mm
3.5 x 12.70 inch
3.9 x 14.99 inch
5,0 x 7,0 inch
DPOF print
De DPOF-print-optie in sectie 3 stelt u in staat foto’s en een indexprint (geselecteerd met de DPOF
print-opties in sectie 2 van het weergavemenu) te printen vanuit een DPOF compatible PictBridge
compatible printer. Selecteer de Start-optie in het menu om te starten.
Het aantal prints in de print-run verschijnt. Indexprints tellen als 1.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om het printen te
starten, of druk op de menutoets om terug te keren naar het
PictBridge scherm.
Is het printen eenmaal begonnen, dan kan het worden gestopt
door op de stuurtoets te drukken. De boodschap “Printing
finished” meldt het einde van de procedure; druk op de centrale
toets van de stuureenheid en zet de camera uit om te stoppen.
Printing finished.
OK
No. of prints: 5
Print size: Printer setup
Layout: Printer setup
Print quality: Printer setup
Data print: Printer setup
:start
Markeer de huidige grootte-instelling in het menu en
druk op de centrale toets van de stuureenheid om het
Paper size scherm te openen.
Gebruik de vierwegtoetsen van de stuureenheid om
de papiergrootte te selecteren.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid om de
papiergrootte in te stellen.
Printer setup 2” x 3” card
100mm x 150mm
Letter
4” x 6”
8” x 10”
L
Postcard
2L
A4
Paper size
:sel. :enter
Paper size Printer setup
Layout
Print quality
Data print
:enter
133
132
Overspeelstand
Deze alles-in-een software voor digitale fotografie geeft u zonder rompslomp mogelijkheden voor
het ordenen, printen en delen van uw foto’s.
Orden uw foto’s
Kodak EasyShare software ordent uw foto’s automatisch, zodat u ze snel kunt terugvinden. Of
maak zelf albums aan en sorteer uw foto’s zoals u het zelf wilt.
Maak mooie afdrukken
Maak van uw digitale opnamen prachtige afdrukken zonder rompslomp - thuis, online of bij uw
fotohandelaar.
Deel waardevolle herinneringen
Deel uw favoriete foto’s met familie en vrienden, snel en eenvoudig, zo vanuit de software.
Haal het beste uit uw digitale opnamen
Maak fraaie foto’s met eenvoudig te gebruiken bewerkingshulpmiddelen.
KODAK EASYSHARE SOFTWARE
1. Sluit alle software die op uw computer geopend is (inclusief de antivirus-software).
2. Plaats de Digital Camera Software CD-ROM in de CD-ROM drive.
3. Installeer de software:
Windows OS computer - het startscherm verschijnt. Klik op de knop Install Kodak EasyShare
software om de installatieroutine te starten. Verschijnt het installatiescherm niet, kijk dan in de
software-opmerkingen hieronder.
Mac OS X - Dubbelklik op de cd-icoon op het bureaublad en op de map Kodak EasyShare. Klik
op de icoon Install om de installatieroutine te starten.
4. Volg de instructies op het scherm om de software te installeren.
Windows OS computer - Selecteer in het Setup type scherm Typical voor het automatisch
installeren van alle programma’s. Selecteer Custom als u zelf wilt bepalen welke programma’s
worden geïnstalleerd.
Mac OS X - volg de instructies op het scherm.
5. Herstart de computer. Had u uw antivirus-software uitgeschakeld, zet die dan na de installatie
weer aan. Kijk in de gebruiksaanwijzing van de antivirus-software voor meer informatie.
Windows 98, 98SE, Me, 2000 Professional met Service
Pack 1 of later,
XP Home of Professional.
Mac OS X 10.2.3 ~ 10.2.8 of
Mac OS X 10.3 ~ 10.3.8.
Apple QuickTime 6 Safari 1.0 of later
Gebruikt u Windows 2000 of Windows XP, dan dient u toegangsprivileges te hebben om Kodak
EasyShare software te installeren. Voor service en ondersteuning kunt u bij Kodak terecht op:
www.kodak.com/go/easysharesupportsw_english
BELANGRIJK: Installeer de software van de Digitale Camera Software cd-rom voordat u de camera
op de computer aansluit. Als dat niet gebeurt wordt de software mogelijk onjuist geïnstalleerd.
Om van deze mogelijkheden te profiteren dient u Kodak EasyShare software op uw computer te
installeren. Kodak EasyShare software wordt niet in alle verkoopregio’s meegeleverd. Dit zijn de
systeemeisen voor Kodak EasyShare software:
Klik voor informatie over Kodak
EasyShare software op de Help-knop in
het hoofdvenster of gebruik het Help-
menu.
Software-opmerkingen
Start het Windows installatieprogramma niet automatisch,
gebruik dan de Uitvoeren-routine van het Start-menu. Klik
op Bladeren in het Uitvoeren-venster en selecteer het cd-
rom-station in het Bladervenster. Open de benodigde pro-
gramma-en taalmappen om het bestand Setup.exe te vin-
den. Klik op het bestand Setup.exe in het Uitvoeren-ven-
ster. Klik dan op “OK”.
135
134
Overspeelstand
DiMAGE Master Lite is een plezierige start op het gebied van digitale beeldverwerking.
Beeldbewerkingshulpmiddelen
Kleur, contrast, kleurverzadiging en verscherping kunnen worden geoptimaliseerd om uw
beelden te perfectioneren. Advanced RAW beeldverwerking voor specifieke DiMAGE camera’s
staat garant voor topklasse-resultaten.
Beeld & informatie
U kunt uitgebreide informatie bekijken over hoe en wanneer het beeld werd opgenomen en wat
de specificaties zijn.
Beeldbewerking
Download en sorteer uw opnamen snel en efficiënt op uw computer. U kunt beeldcollecties
automatisch vertonen, als een diashow.
Kleurbeheer
Het gebruik van monitor- en printer-ICC-profielen maakt accuraat weergeven en printen van
beelden mogelijk.
Dit zijn de systeemeisen voor de DiMAGE Master Lite software:
DIMAGE MASTER LITE
Kijk voor een complete beschrijving van DiMAGE Master Lite in de pdf-gebruiksaanwijzing op de
meegeleverde DiMAGE Instruction Manual cd-rom. De gebruiksaanwijzing is te vinden in de map
Manual in de map van de gewenste taal op de cd-rom. Kopieer het bestand eventueel naar de
computer.
Voor het openen van de pdf-gebruiksaanwijzing is Adobe Reader vereist. Een exemplaar van dat
programma vindt u op de DiMAGE Instruction Manual cd-rom in de taalmap van uw keuze. Om het
programma te installeren dubbelklikt u op de icoon van het installatieprogramma en volgt u de
instructies op de installatieschermen. De meest recente versie van Adobe Reader kunt u
downloaden op www.adobe.com.
1. Sluit alle software die op uw computer geopend is (inclusief de antivirus-software).
2. Plaats de Digital Camera Software cd-rom in de cd-rom drive.
3. Installeer de software:
Windows OS computer - het startscherm verschijnt. Klik op de knop Applications, vervolgens
op Install DiMAGE Master Lite, en de installatieroutine begint. Verschijnt het startprogramma
niet, kijk dan bij de software-opmerkingen op blz. 133.
Mac OS X - Dubbelklik op de cd-icoon op het bureaublad, open de map Utility, de map
DiMAGE Master Lite en vervolgens op de gewenste taalmap. Klik op de Installer icoon om de
installatieroutine te starten.
4. Volg de instructies op het scherm om de software te installeren. Kijk in de Master Lite pdf-
gebruiksaanwijzing voor gedetailleerde informatie en gebruiksinstructies.
5. Had u uw antivirus-software uitgeschakeld, zet die dan na de installatie weer aan. Kijk in de
gebruiksaanwijzing van de antivirus-software voor meer informatie.
De complete versie van DiMAGE Master geeft u alle hulpmiddelen voor het organiseren, beoordelen
en bewerken van uw opnamen, plus geavanceerde hulpmiddelen voor RAW verwerking. Meer
informatie over DiMAGE Master op blz. 81, of bezoek ons op internet:
Noord-Amerika: http://kmpi.konicaminolta.us/
Europa: http://www.konicaminoltasupport.com
Gebruikt u Windows 2000 of Windows XP, dan dient u toegangsprivileges te hebben om Kodak
EasyShare software te installeren. Compatibiliteit met Windows XP is alleen met de Home of
Professional edities. Computers met Windows 98 besturingssystemen vereisen Microsoft Internet
Explorer 5.0 of later.
Apple Macintosh computersIBM PC / AT compatible computers
PowerPC G3 of hoger
PowerPC G4 of hoger aanbevolen)
Pentium II processor of hoger
(Pentium III of hoger aanbevelen)
128 MB RAM (256 MB of meer aanbevolen)
200 MB of meer ruimte op de harde schijf (100 MB of meer voor installatie)
Een 16-bit kleurenmonitor met een minimale resolutie van 1024 X 768 (XGA) of hoger.
QuickTime 6 of later
Mac OS X: 10.1.3 ~ 10.1.5, 10.2.1 ~ 10.2.8,
10.3.0 ~ 10.3.9, 10.4 ~ 10.4.1
Windows 98, 98SE, Me, 2000 Professional, XP
2000 Professional, XP
136
137
Problemen oplossen
Foto’s zijn niet
scherp.
Scherpstelsignaal
knippert.
Onderwerp is te dichtbij.
Het onderwerp moet zich binnen het
scherpstelbereik van het objectief
bevinden.
Speciale scherpstelsituatie,
waarin camera niet goed kan
scherpstellen (blz. 29).
Gebruik de scherpstelvergrendeling om
op een ander object op gelijke afstand
scherp te stellen (blz. 30) of gebruik
handmatige scherpstelling (blz. 49).
Foto’s werden bij
weinig licht zonder
flits gemaakt.
Lange sluitertijden leiden tot
onscherpe foto’s wanneer er uit
de hand wordt gefotografeerd.
Gebruik Anti-Shake of een statief, kies
een hogere ISO-instelling (blz. 54), of
gebruik de flitser (blz. 31).
Flitser werd
gebruikt maar
foto’s zijn te
donker
Het onderwerp ligt buiten het flitsbereik (blz.55).
Ga dichter bij het onderwerp of stel de
cameragevoeligheid hoger in (blz. 54).
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
Probleem
Symptoom
Oorzaak Oplossing
De camera doet
het niet.
Er verschijnt niets
op de monitor.
De batterij is leeg.
De lichtnetadapter is niet correct
aangesloten.
Herlaad de batterij (blz. 20).
Controleer of de adapter op de camera
en het lichtnet is aangesloten (blz. 22).
Hieronder wordt een aantal eenvoudige bedieningsproblemen behandeld. Voor verdergaande
problemen of defecten, of wanneer bepaalde problemen steeds terugkeren, kunt u het beste
contact opnamen met de Technische Dienst van Konica Minolta.
De melding voor
oververhitting ver-
schijnt voordat de
camera zich uit-
schakelt.
De camera is heet geworden of
heeft in een zeer warme omge-
ving verkeerd.
Zet de camera uit en laat hem afkoe-
len.
De sluiter wordt
niet ontspannen.
“0000” verschijnt
in de opnameteller.
De geheugenkaart is vol en kan
bij de huidige instellingen voor
beeldkwaliteit en beeldgrootte
geen opname meer opslaan.
Plaats een nieuwe geheugenkaart (blz.
24), wis een paar opnamen (blz. 36) of
verander de instellingen voor beeld-
grootte en/of -kwaliteit (blz. 70).
PROBLEMEN OPLOSSEN
Zonnekap gebruikt
bij flitsopname.
Zonnekap blokkeert het licht
van de ingebouwde flitser.
Verwijder de zonnekap als u de inge-
bouwde flitser gaat gebruiken. Lees
ook over afscherming op blz. 110.
Schaduw onderin
het beeld.
——” verschijnt in
de opnameteller.
Geen geheugenkaart in de
camera.
Plaats een geheugenkaart.
Weergavestand staat uit.
Zet weergavestand op volledige weer-
gave of basisstand (blz. 33).
138
139
Problemen oplossen
Werkt de camera niet naar behoren, zet hem dan uit, verwijder en herplaats de batterij, of ontkoppel
de lichtnetadapter en sluit hem weer aan. Zet de camera altijd met de hoofdschakelaar uit, anders
kan de geheugenkaart beschadigd raken en kunnen de camera-instellingen worden teruggezet.
Probleem Symptoom Oorzaak Oplossing
Knipperende slui-
tertijd en/of dia-
fragma.
Onderwerp of tafereel buiten
belichtingsbereik van de
camera.
VERZORGING EN OPSLAG
Lees de informatie goed door, zodat uw camera optimaal kunt gebruiken. Bij een goede verzorging
zult u van deze camera vele jaren plezier beleven.
CAMERA-ONDERHOUD
Stel de camera niet bloot aan slagen of schokken.
Zet de camera tijdens transport uit.
• Deze camera is niet waterdicht of spatwaterdicht. Met natte handen plaatsen/verwijderen van de
batterijen of de geheugenkaart, of met natte handen bedienen van de camera kan tot schade leiden.
• Denk er aan het water en op het strand aan dat u de camera niet aan water en zand blootstelt.
Water, zand, stof of zout kan de camera beschadigen.
Laat de camera niet lang in de zon liggen. Richt het objectief niet rechtstreeks naar de zon; de CCD
kan erdoor beschadigd raken
Houd de camera uit de buurt van elektromagnetische velden als magneten of motoren.
REINIGEN
Is de camera vuil, veeg hem dan zachtjes schoon met een zachte, schone en droge doek. Komt de
camera in contact met zand, blaas dan eerst de losse deeltjes weg, anders kan vegen of poetsen
tot krassen leiden. Poetsen kan tot krassen leiden.
Wilt u het oppervlak van het objectief schoonmaken, blaas dan eerst stof of zand weg; veeg dan het
objectief voorzichtig schoon met een reinigingsdoek of tissue voor lenzen. Gebruik indien nodig
lensreinigingsvloeistof.
Gebruik nooit organische oplossingen voor het reinigen van de camera.
Raak het lensoppervlak nooit met uw vingers aan.
OPSLAG
Bewaar de camera op een koele, droge, goed geventileerde plaats, uit de buurt van stof en
chemicaliën. Gaat u de camera lange tijd niet gebruiken, bewaar hem dan in een luchtdichte doos
met silicagel droogmiddel.
Verwijder de batterijen en de geheugenkaart uit de camera wanneer u de camera langere tijd niet
gaat gebruiken.
Bewaar de camera niet in een ruimte waar naftaleen of mottenballen worden gebruikt.
Tijdens lange opslag is het goed de camera af en toe eens te laten werken. Gaat u hem na
langdurige opslag weer gebruiken, controleer dan eerst of alles goed functioneert.
Onderwerp of tafereel buiten
belichtingsbereik van de came-
ra.
Pas de belichting aan tot het knipperen
stopt of verander cameragevoeligheid
(blz. 54).
Mapnummer ver-
schijnt niet.
Onjuiste belich-
ting bij zeer lichte
of zeer donkere
onderwerpen.
Pijlen knipperen
aan beide zijde
van de LW-schaal.
Gebruik bij weinig licht de flitser van de
camera. Plaats bij teveel licht een grijs-
filter voor het objectief om het licht te
verminderen.
Anti-Shake-schaal
in de zoeker knip-
pert.
Anti-Shake werkt
niet.
CCD-storing.
Zet de camera uit en weer aan. Blijft de
Anti-Shake-schaal knipperen, neem
dan contact op met de technische
dienst van Konica Minolta.
Mappen wissen met bestands-brow-
sing niet mogelijk (blz. 87).
Geheugenkaart werd geopend
met een Windows besturings-
systeem.
Wis de map vanuit de computer.
Selecteer de map met het menu
(blz. 82).
Map is niet geselecteerd met de
optie View folder in sectie 1 van
het weergavemenu.
Bij weergave ver-
schijnen geen
opnamen.
140
141
Verzorging en opslag
GEBRUIKSTEMPERATUREN EN -OMSTANDIGHEDEN
Gebruikstemperaturen en -omstandigheden Deze camera is ontworpen voor gebruik in tempe-
raturen van 0°C tot 40°C.
Laat de camera nooit achter in een omgeving waarin het erg warm kan worden, zoals in een auto
die in de zon staat, of waar het erg vochtig is.
Brengt u de camera van een koude naar een warme omgeving, doe hem dan in een goed afgesloten
plastic zak om condensvorming te voorkomen. Laat de camera acclimatiseren en haal hem dan uit
de plastic zak.
VERZORGING EN GEBRUIK GEHEUGENKAART
Geheugenkaarten bevatten elektronische precisiecomponenten. Konica Minolta draagt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of beschadiging van informatie. Het is aan te bevelen een kopie te
maken van de op de kaart opgeslagen bestanden. Schade aan een geheugenkaart kan onder meer
ontstaan door:
Onjuist gebruik van de kaart.
Buigen, laten vallen, blootstelling aan stoten.
Hitte, vocht, direct zonlicht.
Statische elektrische ontlading of elektromagnetische velden in de omgeving van de kaart.
Verwijdering van de kaart of onderbreken van de stroomtoevoer wanneer er tussen camera en kaart
gegevensuitwisseling plaatsvindt (lezen, schrijven, formatteren, enz.).
Aanraking van de elektrische contacten met uw vingers of metalen objecten.
De kaart na het verstrijken van zijn levensduur gebruiken. Het kan nuttig zijn een kaart na verloop
van tijd te vervangen.
Probeer bij gebruik van een Microdrive de camera niet aan trillingen bloot te stellen.
BATTERIJ
• Batterijprestaties nemen af naarmate het kouder is. In een koude omgeving is het aan te bevelen
reservebatterijen op een warme plaats te bewaren, onder een jas bijvoorbeeld. Wanneer ze weer op
temperatuur komen kunnen batterijen zich weer herstellen.
Berg de batterij niet op wanneer hij volledig geladen is.
• Bergt u de batterij voor langere tijd op, herlaad hem dan elke zes maanden vijf minuten. Als een
batterij geheel leeg raakt is het soms niet meer mogelijk hem weer op te laden.
Een speciale ingebouwde batterij voedt de klok en het geheugen wanneer de camera uit staat of de
batterij is verwijderd. Keert de camera elke keer na uitschakeling terug naar de fabrieksinstellingen,
dan is batterij leeg. Hij dient te worden verwisseld door de Technische Dienst van Konica Minolta.
Hebt u de batterij voor het eerst geplaatst, verwijder hem dan 12 uur niet; in deze periode mag de
camera gewoon uitgeschakeld zijn. De hoofdbatterij wordt gebruikt om een ingebouwde batterij op
te laden, die de instellingen behoudt wanneer de hoofdbatterij niet in de camera zit.
Houd de contacten van camera en batterij schoon. Vuile contacten kunnen een goede lading
verhinderen. Zijn de contacten vuil, veeg ze dan schoon met een katoenen doek.
VERZORGING LCD-MONITOR
• De LCD-monitor en de zoeker zijn met high tech precisie vervaardigd; meer dan 99,99 % van de
pixels werken naar behoren. Minder dan 0,01 % van de monitorpixels verschijnen als gekleurde of
heldere punten; dat is geen defect en heeft geen invloed op het opgenomen beeld.
Oefen geen druk uit op het oppervlak van het LCD-scherm. Er kan permanente schade door
ontstaan.
Bij lage temperaturen zal het LCD-scherm tijdelijk donker worden. Bij normale temperaturen wordt
de normale weergave weer hersteld.
• Zitten er vingerafdrukken op het oppervlak van de LCD-monitor, poets hem dan zachtjes schoon
met een zachte, schone en droge doek.
COPYRIGHT
Op TV programma’s, film, videotapes, foto’s en andere materialen rust auteursrecht. Ongeoorloofd
opnemen of dupliceren van zulk materiaal kan een inbreuk op het auteursrecht zijn. Zonder
toestemming opnemen van uitvoeringen, tentoonstellingen, enzovoorts is verboden. Materialen
waarop auteursrecht rust kunnen alleen worden gebruikt wanneer aan de voorwaarden van het
auteursrecht is voldaan.
VOOR BELANGRIJKE GEBEURTENISSEN OF REIZEN
Controleer de werking van de camera, maak testopnamen en koop reservebatterijen.
Konica Minolta draagt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies als gevolg van een defect
aan de apparatuur.
VRAGEN EN SERVICE
• Vragen en service Hebt u vragen omtrent uw camera of laadapparaat, neem dan contact met uw
handelaar of neem contact op met Konica Minolta.
Neem voordat u apparatuur ter reparatie opstuurt eerst contact op met de Technische Dienst van
Konica Minolta.
142
Verzorging en opslag
FCC Compliance Statement
Declaration on Conformity
Responsible Party: Konica Minolta Photo Imaging U.S.A. Inc.
Address: 725 Darlington Avenue, Mahwah, NJ 07430
This device complies with Part 15 of the FCC Rules. Operation is
subject to the following two conditions: (1) This device may not cause harmful interference, and (2)
this device must accept any interference received, including interference that may cause undesired
operation. Changes of modifications not approved by the party responsible for compliance could
void the user’s authority to operate the equipment. This equipment has been tested and found to
comply with the limits for a Class B digital device, pursuant to Part 15 of the FCC Rules. These
limits are designed to provide reasonable protection against harmful interference in a residential
installation.
This equipment generates, uses and can radiate radio frequency energy and, if not installed and
used in accordance with the instructions, may cause harmful interference to radio communications.
However, there is no guarantee that interference will not occur in a particular installation. If this
equipment does cause harmful interference to radio of television reception, which can be
determined by turning the equipment off and on, the user is encouraged to try to correct the
interference by one of more of the following measures:
Reorient or relocate the receiving antenna.
Increase the separation between the equipment and the receiver.
Connect the equipment to an outlet on a circuit different from that to which the receiver is
connected.
Consult the dealer or an experienced radio/TV technician for help.
Do not remove the ferrite cores from the cables.
Dit teken op uw camera geeft aan dat het voldoet aan de eisen van de EU (Europese
Unie) op het gebied van apparatuur die storing kan veroorzaken. CE staat voor
Conformité Européenne (Europese Conformiteit).
This Class B digital apparatus complies with Canadian ICES-003.
Op het product kunt u de volgende merktekens tegenkomen:
Dynax 5D
143
Alleen voor lidstaten van de EU
Dit symbool betekent: Gooi dit product niet weg bij het gewone huishoudafval.
Houd u aan de plaatselijke voorschriften voor het inzamelen/verwerken van
defecte huishoudelijke en elektronische apparatuur.
Recycling van dit product draagt bij aan het behoud van natuurlijke hulpbronnen
en voorkomt mogelijke negatieve consequenties voor het milieu en de
menselijke gezondheid die het gevolg zijn van onjuiste afvalverwerking.
144
145
Technische gegevens
Voeding: Een lithium-ion batterij NP-400
Externe voeding (accessoire): Lichtnetadapter (AC-11)
Batterijprestaties (opname): Globaal aantal opgenomen foto’s: 550 beelden.
Gebaseerd op de CIPA standaard met een NP-400
lithium-ion batterij, 512 MB CompactFlash kaart.
Afmetingen: 130.5 (W) X 92.5 (H) X 66.5 (D) mm
Gewicht: circa 590 gram (zonder batterij, geheugenkaart of
body-accessoires)
(zonder batterij of geheugenkaart)
Bedrijfstemperatuur: 0° ~ 40°C
Lithium-ion batterijlader BC-400
Input-voltage: AC 100-240 V, 50-60 Hz
Gewicht: 86 gram
Afmetingen: 65,0 (B) X 90, (H) X 30,0 (D) mm
Lithium-ion batterij NP-400
Voltage: 7,4 V, 1500 mAh
Gewicht: 85 gram
Afmetingen: 56,0 (B) X 39,5 (H) X 21,0 (D) mm
Specificaties zijn gebaseerd op meest recente informatie op moment van druk en kunnen zonder
aankondiging worden gewijzigd.
TECHNISCHE GEGEVENS
Aantal pixels effectief: 6,1 miljoen
CCD: APS-C formaat (23,5 X 15,7mm ) interline primary-
color CCD met totaal 6.3 miljoen pixels
Cameragevoeligheid (ISO): Auto, 100, 200, 400, 800, 1600, 3200 ISO equivalent
Beeldverhouding: 3:2
A/D-conversie: 12-bit
Autofocus-systeem: DDL fasedetectiesysteem met CCD-lijnsensors.
AF-gevoeligheidsbereik: LW -1 ~ +18 (ISO 100)
Belichtingsmeting: 14-velds honingraatpatroon siliciumcel
Lichtmeetbereik: LW ±1 ~ +20 (Spot: LW +4 ~ +20), ISO 100, ƒ/1,4.
Sluiter: Elektronisch gestuurde, verticaal aflopende spleet-
sluiter
Richtgetal flitser: 12 (in meters bij ISO 100)
Flitssynchronisatie: 1/125 s met Anti-Shake, 1/160 s zonder Anti-Shake
Dekking ingebouwde flitser: Tot een beeldhoek van een 18mm objectief
Herlaadtijd ingebouwde flitser: Circa 3 s
Zoeker: Vaste ooghoogtezoeker met dakkant-spiegel-
systeem
Beelddekking: Circa 95 %
Oogafstand: Circa 20mm vanaf het oculair, of 16mm vanaf de
oogschelp, instelling -1 dioptrie.
Zoekervergroting: 0,83x (50 mm objectief op oneindig op -1 dioptrie).
LCD-Monitor: 2,5 inch TFT color low-temperature polysilicon
Opslagmedia: Type I en II CompactFlash kaarten, Microdrives.
Bestandsformaten: JPEG en RAW.
geschikt voor DCF 2.0, DPOF en Exif 2.21.
PRINT Image Matching III: Ja
Menu-talen: Engels, Duits, Frans, Spaans, Japans, Italiaans,
Zweeds, Russisch, Koreaans en Chinees (vereen-
voudigd en traditioneel).
Video-uitgang: NTSC en PAL
Accessoires
Afstandsbedieningskabel, 111
Flits, 79, 112, 113
Lichtnetadapter
Zoeker, 59
ADI-meting, 79
Adobe RGB, 62, 88, 120, 126
AEL-toets, 46, 94
AF/MF-schakelaar, 49
AF/ontspanprioriteit, 93
AF-hulplicht, 96
AF-standen, 56, 58
Afstandsbedieningskabel, 111
AF-velden, 17, 56, 57
Anti-Shake, 32, 110
Audiosignalen, 102
Autofocus, 48, 57, 58
Speciale scherpstelsituaties, 29
Spot AF, 47
Automatische spaarschakeling, 23, 105, 119
Auto-stand, 27, 41
Batterij
Conditie, 23
Opladen, 20, 113
Verwisseling, 21
Verzorging en opslag, 140
Beeldgrootte, 72
Beeldkwaliteit, 72
Beeldselectiescherm, 83
Belichtingscorrectie, 48, 95
Belichtingsstanden, 39 - 45
Belichtingsvergrendeling, 46
Bestandsbrowser, 37, 87
Bracketing, 50, 80
Belichting, 52
Witbalans, 53
147
146
Index
Cameragevoeligheid, 54, 55
Cameratrilling, 30, 32
CCD reinigen, 106
Continu transportstand, 50, 51
Contrast, 56, 63
Datum en tijd, 26, 103
Diafragmavoorkeuze, 42
Diashow, 88
DiMAGE Master Lite, 62, 132
DiMAGE Master, 62, 81, 106
Dioptrie-aanpassing, 19
Directe handmatige scherpstelling, 56, 58
Directe weergave, 28, 74
Display
Doorlichtend, 105
Helderheid, 100
Helderheidsgrens, 35
Histogram, 35
Opname, 16, 27, 33, 97
Setup, 97
TV, 101
Vergrote, 38
Weergave, 34, 37, 87, 97
Zoeker, 17
DPOF, 88 - 90, 131
Draadloos flitsen, 71 - 73
Eindsynchronisatie, 75
Flits, 31
Bevestigen, 112
Compatibiliteit, 112
Flitsbereik, 31, 55
Flitscorrectie, 56, 60
Flitsstanden, 75
Flitssturing, 79
Flitssynchronisatietijd, 42, 112
Flitsen met lange sluitertijden, 47
Focus hold knop, 94
Formatteren, 25, 85
Functie instelwielen, 95
Geheugen bestandsnummers, 103, 121
Geheugenkaart, 24, 140
Handmatige belichtingsregeling, 44
Handmatige scherpstelling, 49
Helderheidsgrens, 35
High speed flitsen (HSS), 112
Indexweergave, formaat, 37, 87
Invulflits, 75
ISO, 54, 55
Kleurinstelling, 56
Kleurtemperatuur, 64, 67, 69
Kodak EasyShare, 132
Map
Inzien, 85
Naam, 85, 104
Nieuw, 105
Ordening, 120
Selecteren, 104
Wissen, 87
Menu
Custom, 91, 92
Geheugen, 106
Opname, 70
Setup, 91, 98
Taal, 102
Weergave, 82
Objectief
Afscherming, 110
Bevestigen, 18
Compatibiliteit, 110
Omrekenen brandpuntsafstanden, 110
Verwijderen, 18
Oculairdop, 111
Ontspanprioriteit, 42
Opnameteller, 16, 73
Overspeelstand, 100
PictBridge, 128
Menu, 128
Printstoringen, 127
Problemen oplossen, 136
Program shift, 41
Programma, 27, 41
RAW, 62, 72, 120, 128
Regeling Digitale Effecten, 56, 63
Remote flash, zie Draadloos flitsen
Resterende opnamen, 17
Rode-ogenreductie, 75
Roteren, 34, 97
Ruisonderdrukking, 74
Scherpstelsignaal, 27, 28, 29
Scherpstelveldselectie, 57
Scherpstelvergrendeling, 30
Sluitertijden, 43
Sluitervergrendeling, 96
Terugzetten op standaard, 41, 80, 108
Tijdopnamen, 45
Toegangslampje, 22, 24, 122, 124
Transportstanden, 50
USB
Aansluiting, 115
Ontkoppelen, 122 - 124
Systeemeisen, 114
Windows 98 driver-installatie, 116
Vergrendelen, 86
Verscherping, 63
Verzadiging, 63
Video-uitgang, 101
Visuele scherptedieptecontrole, 49, 94
Voorflits DDL-meting, 76 - 79
Wissen, 36, 80, 84, 87
Witbalans, 64
Zelfontspanner, 50, 51
Zone-aanpassing, 54
INDEX
26

Hulp nodig? Stel uw vraag in het forum

Spelregels
1

Forum

Minolta-Dynax-5D

Misbruik melden

Gebruikershandleiding.com neemt misbruik van zijn services uitermate serieus. U kunt hieronder aangeven waarom deze vraag ongepast is. Wij controleren de vraag en zonodig wordt deze verwijderd.

Product:

Bijvoorbeeld antisemitische inhoud, racistische inhoud, of materiaal dat gewelddadige fysieke handelingen tot gevolg kan hebben.

Bijvoorbeeld een creditcardnummer, een persoonlijk identificatienummer, of een geheim adres. E-mailadressen en volledige namen worden niet als privégegevens beschouwd.

Spelregels forum

Om tot zinvolle vragen te komen hanteren wij de volgende spelregels:

Belangrijk! Als er een antwoord wordt gegeven op uw vraag, dan is het voor de gever van het antwoord nuttig om te weten als u er wel (of niet) mee geholpen bent! Wij vragen u dus ook te reageren op een antwoord.

Belangrijk! Antwoorden worden ook per e-mail naar abonnees gestuurd. Laat uw emailadres achter op deze site, zodat u op de hoogte blijft. U krijgt dan ook andere vragen en antwoorden te zien.

Abonneren

Abonneer u voor het ontvangen van emails voor uw Minolta Dynax 5D bij:


U ontvangt een email met instructies om u voor één of beide opties in te schrijven.


Ontvang uw handleiding per email

Vul uw emailadres in en ontvang de handleiding van Minolta Dynax 5D in de taal/talen: Nederlands als bijlage per email.

De handleiding is 4,5 mb groot.

 

U ontvangt de handleiding per email binnen enkele minuten. Als u geen email heeft ontvangen, dan heeft u waarschijnlijk een verkeerd emailadres ingevuld of is uw mailbox te vol. Daarnaast kan het zijn dat uw internetprovider een maximum heeft aan de grootte per email. Omdat hier een handleiding wordt meegestuurd, kan het voorkomen dat de email groter is dan toegestaan bij uw provider.

Stel vragen via chat aan uw handleiding

Stel uw vraag over deze PDF

Andere handleiding(en) van Minolta Dynax 5D

Minolta Dynax 5D Gebruiksaanwijzing - Deutsch - 27 pagina's


Uw handleiding is per email verstuurd. Controleer uw email

Als u niet binnen een kwartier uw email met handleiding ontvangen heeft, kan het zijn dat u een verkeerd emailadres heeft ingevuld of dat uw emailprovider een maximum grootte per email heeft ingesteld die kleiner is dan de grootte van de handleiding.

Er is een email naar u verstuurd om uw inschrijving definitief te maken.

Controleer uw email en volg de aanwijzingen op om uw inschrijving definitief te maken

U heeft geen emailadres opgegeven

Als u de handleiding per email wilt ontvangen, vul dan een geldig emailadres in.

Uw vraag is op deze pagina toegevoegd

Wilt u een email ontvangen bij een antwoord en/of nieuwe vragen? Vul dan hier uw emailadres in.



Info