41
40
Geavanceerde opnametechniek
Automatische opname
De Auto-stand wordt ingesteld met de belichtingskeuzeknop. Gebruik
deze belichtingsstand wanneer u bij het fotograferen niets wilt
instellen. Er wordt gebruik gemaakt van de programma-automatiek
(net als in de P-stand), maar bovendien worden de meeste andere
instellingen teruggezet op hun standaardinstelling. In de Auto-stand
zijn niet alle functies beschikbaar, zoals de Kleurinstelling (Color Mode)
en de Regeling Digitale Effecten.
De functies worden teruggezet op: invulflits of rode-ogen-reductie, meerveldsmeting, Auto AF
scherpstelstand, breed AF-veld, enkelbeeldtransport, flits- en belichtingscorrectie worden
teruggezet op 0, ADI flitsregeling, Auto ISO, beeldformaat Large, beeldkwaliteit Fine, AF-prioriteit,
ruisonderdrukking.
Digitale onderwerpsprogramma’s
Digitale onderwerpsprogramma’s optimaliseren de camera-instellingen
voor belichting en witbalans plus de beeldverwerkingssystemen voor
specifieke omstandigheden en onderwerpen. Kies met de belichtings-
knop het gewenste onderwerpsprogramma.
Sport/actie – voor het vangen van snelle acties met zo kort mogelijke sluitertijden. Let er bij
gebruik van flitslicht op dat het onderwerp binnen het flitsbereik ligt (blz. 55). Continu
autofocus (blz. 58) en continu transport (blz. 50) zijn actief. Bij een verslag van een
gebeurtenis is een eenbeenstatief veel makkelijker in het gebruik dan een gewoon statief.
Zonsondergang – speciaal ontwikkeld om bij een zonsondergang de rijke, warme kleuren
te behouden. Pas op dat u niet recht in de zon kijkt wanneer die nog boven de horizon is; u
kunt er uw gezichtsvermogen permanent mee aantasten.
Nachtportret – voor gedetailleerde nachtopnamen. Bij gebruik van de flitser worden
belichting voor onderwerp en achtergrond met elkaar in evenwicht gebracht. Gebruik een
statief om onscherpte door cameratrilling te voorkomen. Het flitslicht heeft alleen effect
wanneer de persoon niet te ver weg staat. Vraag uw onderwerp bij flitsopnamen om na de
flits goed stil te blijven staan: voor de belichting van de achtergrond wordt mogelijk een
lange sluitertijd gebruikt.
Niet alle functies zijn bij gebruik van de Digitale Onderwerps-
programma’s beschikbaar, zoals de Kleurinstelling en de Regeling
Digitale Effecten. Werken met de automatische witbalans (AWB) wordt
aanbevolen bij gebruik van de Digitale Onderwerpsprogramma’s
(blz. 64).
Portret – speciaal afgestemd op het bereiken van een zachte huidtoonweergave en een
lichte onscherpte in de achtergrond. Portretten worden vaak het mooist met een lange
brandpuntsafstand (telestand); door de grotere opname-afstand worden de verhoudingen in
het gezicht niet overdreven, terwijl de beperkte scherptediepte de achtergrond onscherp
houdt. Gebruik de ingebouwde flitser bij sterk gericht zonlicht of tegenlicht om harde
schaduwen op te helderen.
Landschap – speciaal afgestemd op het produceren van scherpe, kleurrijke
landschapsopnamen. Te gebruiken voor buitenopnamen onder normale
lichtomstandigheden.
Programma-automatiek - P
De programma-automatiek wordt ingesteld met de belichtingskeuze-
knop (blz. 39. Net als de Auto-stand regelt de programma-automatiek
zowel de sluitertijd als het diafragma. Deze instelling is gelijk aan de
instelling die werd beschreven bij de basis-opnamehandelingen op blz.
28. In tegenstelling tot het volautomatische programma worden
functies die werden ingesteld niet op standaard gezet wanneer deze
stand wordt gekozen. De standaard gevoeligheidsinstelling voor de P-
stand is ISO 100.
Program shift
Met de Program shift kunt u de sluitertijd/diafragmacombinatie
wijzigen, in stappen van 1/3 LW (lichtwaarde), zonder dat het
belichtingsresultaat wijzigt. Door inschakeling van de flitser vervalt de
Program shift.
Druk de ontspanknop half in totdat sluitertijd en diafragma verschijnen.
Draai aan het instelwiel (1) om de sluitertijd/diafragmacombinatie te
wijzigen; als belichtingsstand verschijnt Ps. De programma-shift kan
worden gewijzigd in diafragma of sluitertijdvoorkeuze in sectie 1 van
het Custom-menu (blz. 92, 95).