56
Aansluiting
Verbreek voor het aansluiten de stroomtoevoer naar het mengpaneel en alle andere
apparaten die met het mengpaneel verbonden moeten wordent (haal de netadapter
resp. de stekker uit de contactdoos).
Gebruik voor de aansluiting van de cinchingangen en -uitgangen alleen hiervoor
geschikte, afgeschermde cinchkabels. Gebruik voor de aansluiting van de microfoonin-
gang alleen hiervoor geschikte microfoonkabels. Bij gebruik van andere kabels kunnen
storingen optreden.
Om vervormingen of onjuiste aanpassingen te voorkomen, die tot beschadiging van het
mengpaneel kunnen leiden, mogen op de cinchingangen van het mengpaneel uitsluitend
weergaveapparaten met een cinchuitgang worden aangesloten. Op de cinchuitgangen van
het mengpaneel mogen alleen apparaten met dergelijke ingangen worden aangesloten.
Let hierbij ook op de aansluitwaarden in het hoofdstuk „Technische gegevens“.
Voor alle cinchaansluitingen geldt:
• De witte cinchbus van het mengpaneel is de aansluiting voor het linkerkanaal.
• De rode cinchbus van het mengpaneel is de aansluiting voor het rechterkanaal.
Aansluiting van de ingangen
Ingangen LN-2 en LN-4:
Er staan twee stereo-cinchingangen ter beschikking, waarop u uw weergaveapparaten zoals tuner,
cd-speler, MP3 player etc. aan kunt sluiten. Deze ingangen zijn geschikt voor de aansluiting van
weergaveapparaten met line-niveau.
Deze ingangen zijn niet geschikt voor platenspelers.
Ingangen LN-1/PH-1 en LN-3/PH-2:
Bij deze ingangen gaat het om variabele ingangen; ze kunnen door de desbetreffende keuze-
schakelaars (21 resp. 23) worden beïnvloed. Afhankelijk van de schakelaarstand zijn deze ingan-
gen geschikt voor aansluiting op een platenspeler of een cd-speler (of een dergelijk line-appa-
raat).
Controleer vóór aansluiting de stand van de desbetreffende keuzeschakelaar
(21 resp. 23). Zet de schakelaar op de juiste positie. Schakel het mengpaneel vóór
het omschakelen altijd uit met de schakelaar POWER (16).
Schakelaarstand LN Op de desbetreffende ingang kan een apparaat met LINE-niveau worden
aangesloten, bijv. cd-speler, MP3-player, tuner etc.
Schakelaarstand PH Op de desbetreffende ingang kan een platenspeler met magneetsysteem
(dit systeem wordt bij bijna alle DJ-platenspelers gebruikt) worden aangesloten.
Microfooningang MIC (19):
Op deze ingang kunt u uw microfoon aansluiten.
Aansluiting van de uitgangen
Uitgang MAIN (20)
Sluit op de uitgang MAIN een vrije cinchingang van uw hoofdversterker (bijv. AUX) aan.
Uitgang REC (20)
Als u het uitgangssignaal van het mengpaneel met een opnameapparaat wilt opnemen, sluit u de
opname-ingang van het apparaat aan op de bussen REC (20) van het mengpaneel.
13
Inbetriebnahme
Nehmen Sie das Gerät nur dann in Betrieb, wenn Sie sich mit den Funktionen und mit
dieser Bedienungsanleitung vertraut gemacht haben. Überprüfen Sie nochmals alle
Anschlüsse auf Richtigkeit.
Mischpult ein- und ausschalten
Ein Nichtbeachten der nachfolgend beschriebenen Reihenfolge beim Ein- und Aus-
schalten des Mischpults könnte die Lautsprecher oder den Verstärker beschädigen.
Einschalten:
• Vergewissern Sie sich, dass alle Kanalfader (12) auf minimale Lautstärke eingestellt sind (Kanal-
fader ganz nach unten gezogen).
• Schalten Sie zuerst die an das Mischpult angeschlossenen Wiedergabegeräte ein.
• Schalten Sie das Mischpult mit dem Schalter POWER (16) ein.
• Schalten Sie den angeschlossenen Verstärker und das Aufnahmegerät (angeschlossen an den
Anschluss REC (20)) ein. Das Mischpult ist jetzt betriebsbereit.
Ausschalten:
• Drehen Sie zum Ausschalten des Mischpults zuerst die Lautstärke am Mischpult und dann am
Verstärker auf Minimum zurück.
• Schalten Sie den Verstärker aus.
• Schalten Sie dann das Mischpult mit dem Schalter POWER (16) und danach die Wiedergabe-
geräte (Plattenspieler, CD-Spieler etc.) aus.
• Sollten Sie das Mischpult für längere Zeit nicht benötigen, ziehen Sie das Netzteil aus der Steck-
dose.
Eingang auswählen
Minimieren Sie, bevor ein Eingangswahlschalter (1) betätigt wird, mit dem entspre-
chenden Kanalfader (12) die Lautstärke. Aufgrund der unterschiedlichen Pegel der
jeweiligen Wiedergabequellen könnte es beim Umschalten zwischen den Eingängen
ansonsten zu einer plötzlich überhöhten Lautstärke kommen.
Wählen Sie mit den Eingangswahlschaltern (1) die gewünschten Eingänge.
Aussteuerungsanzeigen
Die Aussteuerungsanzeige (2) gibt Auskunft über den Ausgangspegel.
Der Pegel sollte in der Aussteuerungsanzeige den „0“db-Wert möglichst nicht dauerhaft
überschreiten, da es ansonsten zu Verzerrungen des Musiksignals kommen kann. Ein
kurzes Aufblinken bzw. ein kurzer Ausschlag über den „0“db-Wert hinaus bei Signalspitzen
ist jedoch unbedenklich.
Lautstärkeregelung
• Regeln Sie die Lautstärke am angeschlossenen Verstärker auf Minimum.
• Drehen Sie die Regler MASTER (9) und GAIN (3) auf Minimum.
• Schieben Sie die Kanalfader (12) ebenfalls auf Minimum.
• Wählen Sie mit dem Eingangswahlschalter (1) den entsprechenden Kanaleingang an.
• Starten Sie das angeschlossene Wiedergabegerät, z.B. einen CD-Spieler. Sofern an diesem
Gerät eine Lautstärkeregelung vorhanden ist, stellen Sie hier etwa 75% der maximalen Laut-
stärke ein.
• Schieben Sie den entsprechenden Kanalfader (12) ganz nach oben.
• Drehen Sie den Regler MASTER (9) auf Maximum.
• Mit dem Regler GAIN (3) können Sie den Signalpegel einstellen. Der Signalpegel kann an den
Aussteuerungsanzeigen abgelesen werden. Er sollte den „0“dB-Wert nicht überschreiten.
