Blz. 6
4
Instellen van het referentiepunt
4.1 4.2
4.1
Na het bedraden zoals aangegeven in het aparte aansluitschema, allereerst proefdraaien:
De deur m.b.v. de noodhandkettingtakel tot de helft omhoog hijsen of bij de uitvoering snel-ontkoppeling de aandrijving van
de deur ontkoppelen en de deur met de hand tot de helft omhoog trekken. Vervolgens drukknop Open indrukken. De deur
moet nu verder omhoog gaan. Indien de draairichting van de aandrijving verkeerd is kan dit veranderd worden door de fasen
te verwisselen.
Nu de deur met de hand in de eindpositie Dicht zetten. Het doorzichtige kapje van de aandrijving verwijderen en de rode
nullasthendel (A) omhoog klappen (stand X) en de meeneemflens (B) zijdelings wegtrekken in de richting van de schakelnok.
Draai het kartelwiel (C) van de schakelspindel net zo lang rond, met de wijzers van de klok mee, totdat de schakelnok (G)
ca. 5 mm stopt voor de afgeschuinde borst van de messing spindel.
4.2
Vergrendel de meeneemflens door deze terug te schuiven en borg deze met behulp van de rode hendel zodanig dat duidelijk
een klik te horen is (stand Z).
De deur moet nu met de hand helemaal geopend worden.Met behulp van het kartelwiel (E), de instelspindel van de referentie-
puntschakelaar (F) zolang ronddraaien, totdat de referentiepuntschakelaar door de schakelnok (G) aangesproken wordt. Draai
vervolgens het gekartelde wiel (E) nu éen tot twee keer rond, tegen de wijzers van de klok in.
Monteer aansluitend het doorzichtige kapje weer op de aandrijving.
A Nullasthendel E Kartelwiel instelspindel
B Meeneemflens F Referentiepuntschakelaar
C Kartelwiel schakelspindel G Schakelnok