6.3 Tanken
• Ten minste 3 meter verwijdert zijn van de plaats waar u gaat tanken!
• Tankdop (13) opendraaien.
• Brandstofmengsel met behulp van een trechter in de tank gieten.
Houd rekening met het uitzetten van brandstof, dus de tank niet volledig vullen.
• Tankdop (13) weer goed vastschroeven en eventuele gemorste brandstof direct
verwijderen
6.4 Motor starten
• Onder de choke knop zit een kunststof doorzichtig bolletje (15) welke zich vult met
brandstof als u er met uw duim opdrukt. Druk hier 3 tot 5 maal op en de vlotterkamer vult
zich met brandstof. Duw de decompressie knop in (14) waardoor de start eenvoudiger
wordt.
• In een koude motor toestand de chokehendel (A) op „OFF“ zetten.
• In een warme motor toestand de chokehendel (A) op „ON“ zetten.
• De gashendel licht inknijpen (door 1 van de twee personen!)
• Zachtjes aan de trekstarter (11) trekken, tot u een weerstand voelt, dan 2-3 keer
krachtig aan de trekstarter trekken tot de motor kort aanslaat.
• Chokehendel (A) op „ON“ zetten.
• De trekstarter opnieuw 2-3 keer aantrekken tot de motor aanslaat en in de stationaire
stand loopt.
Bij een warme start: Laat de choke op “ON” staan, eventueel wel 3 tot 5 maal op het
kunststof bolletje drukken. LETOP! De “ON”stand is dus ook altijd de stand die u
tijdens het boren moet gebruiken.
6.5 Motor uitschakelen
• Stopknop (2) in de voorste positie drukken. Als u de machine opnieuw wilt starten de
stopknop (2) in de off positie zetten.
6.6 Gebruik
Controleer voor de start van de motor:
De brandstofhoeveelheid – de tank moet minimaal half gevuld zijn.
De toestand van de brandstofleidingen.
Zitten de zichtbare schroef/bout verbindingen goed vast.
De grondboormachine moet onbelemmerd kunnen ronddraaien.
1) Zorg ervoor dat u stabiel en veilig staat.
2) De grondboormachine met beide handen vasthouden om eventuele terugslag tegen te
gaan.
3) Plaats de boor op de grond en verplaats de gasregeling hendel (4). Het gas instellen
afhankelijk van te boren bodemsituatie.