29
Het verdient aanbeveling, het apparaat voor ingebruikneming te
reinigen, meer hierover in de paragraaf "Reinigen".
Schakel het apparaat met het vriesvak ongeveer 2 uur voordat
u de eerste levensmiddelen erin plaatst in.
Apparaat in- en uitschakelen,
temperatuur instellen
W Draai de temperatuurregelaar 1 rechtsom van "0" op "4".
- De binnenverlichting brandt, de koeling
begint, het apparaat is ingeschakeld.
W In de stand "0" is het apparaat uitgeschakeld;
de binnenverlichting is uit.
W De standen van de pijl betekenen:
Stand "1" = kleinste koelcapaciteit,
hoogste temperatuur
Stand "7" = grootste koelcapaciteit,
laagste temperatuur
W Wij adviseren de middelste stand.
Bij apparaten met een vriesvak geldt:
W Worden diepvriesproducten bewaard en moeten de lage
vaktemperaturen gewaarborgd zijn, dan verdient een instel-
ling tussen "4" en "7" de aanbeveling.
Houd er a.u.b. rekening mee dat de temperaturen in de koelru-
imte beïnvloed worden door het aantal malen dat de apparaat-
deur geopend wordt, de inhoud van het apparaat en de tempe-
ratuur van de plaats waar het apparaat staat. Afhankelijk van de
gewenste temperatuur moet de regelaar worden bijgesteld.
Door de natuurlijke luchtcirculatie ontstaan verschillende
temperatuurzones, die voor het bewaren van de verschillende
levensmiddelen gunstig zijn.
- Direct boven de groenteladen en tegen de achterwand is het
het koudste - gunstig voor bijv. worst- en vleeswaren.
- In het bovenste voorste bereik en in de deur is het het
warmste - gunstig voor bijv. smeerbare boter en kaas. Be-
waar daarom de levensmiddelen volgens het "indelingsvoor-
beeld", afb. A.
Tips voor het koelen
W Plaats levensmiddelen zodanig dat de lucht goed kan circu-
leren, dus niet te dicht bij elkaar.
W Bewaar ze altijd in gesloten verpakkingen; bewaar produc-
ten met een hoog percentage alcohol alleen goed afgesloten
en staande.
W Als verpakkingsmateriaal zijn recyclebare kunststof, me-
talen, aluminium, glazen verpakkingen en vershoudfolie
geschikt.
W Ethyleengasproducerende en -gevoelige levensmiddelen
zoals fruit, groente en sla, altijd gescheiden bewaren of ver-
pakken, om de houdbaarheid niet te reduceren; bijv. toma-
ten niet met kiwi's of kool bewaren.
Ingebruikneming
Koelen
Indeling aanpassen
W Het conservenblikkenvak* kunt u ver-
plaatsen en alle opbergvakken zijn voor
het reinigen uitneembaar,
afb. C1/2: schuif het opbergvak om-
hoog en neem het er naar voren uit.
W Door het verschuiven van de fles-
sen- en conservenhouder kunt u
flessen beveiligen tegen omvallen bij
het openen en sluiten van de deur. Bij
een uitvoering als in afb. C1 neem de
houder altijd bij het fixeerdeeltje van
kunststof.
- Voor het reinigen kan de houder wor-
den weggenomen: Bij een uitvoering
- als in afb. C1: de onderste rand van de
houder naar voren trekken en losma-
ken;
- als in afb. C2: de voorste rand van de
houder omhoog schuiven en losmaken.
W De draagplateaus* (roosters of
glasplaten) kunt u afhankelijk van de
hoogte van de producten verplaatsen.
Draagplateaus er volgens afb. D1-3
uitnemen.
- Schuif de draagplateaus altijd met de
aanslagrand achter naar boven wijzend
terug, daar de levensmiddelen anders
aan de achterwand vast kunnen vrie-
zen.
- De glasplaten* zijn door uittrekstops
beveiligd tegen ongewild uittrekken,
afb. D2.
W Hebt u ruimte voor grote flessen nodig,
dan kunt u
- de voorste halve glasplaat* zacht
omhoog heffen en voorzichtig onder de
achterste plaat schuiven tot de uittrek-
stops* in de openingen klikken, afb. E1,
of
- een half* plateau eruithalen.
Binnenverlichting
Wanneer de binnenverlichting niet brandt, kan de gloeilamp
defect zijn.
Type gloeilamp: max. 15 W, de stroomsoort en spanning mo-
eten
met de gegevens op het typeplaatje overeenstemmen, fitting:
E 14.
Vervangen van de gloeilamp: Schakel het apparaat uit.
● Trek de stekker uit het stopcontact of schakel de zeke-
ring in de meterkast uit.
- De gloeilamp bereikt u via de
achterkant van de afdekkap.
Draai het lampje eruit en
vervang het door een nieuw
exemplaar.
Interieur
NL