Display na ingave van een calorieënverbruik van 500 kilojoule
4.3.2.3 Trainingsafstand
Het derde veld is de trainingsafstand. Het instellen gebeurt in stappen van
0,5 km, bij langer gebruik in stappen van 2,5 km in een bereik van 0 –
99,5 km.
Display voor ingave van de trainingsafstand.
Display na ingave van een trainingsafstand van 12,5 km
4.3.2.4 Trainingspolsslag
Het laatste veld is de gewenste trainingspolsslag. Het instellen gebeurt in
stappen van 1, bij langer gebruik in stappen van 5 in een bereik van 90
– 189 slagen / minuut. Standaardweergave is “…”, “niet actief”.
Display voor ingave van de polsslagwaarde
Display na ingave van een polsslagwaarde van 130 slagen/minuut
Als een trainingspolsslag voorgeprogrammeerd wordt, controleert de
computer de actuele polsslag en vergelijkt deze met de ingestelde pols-
slag. De trainingspolsslag heeft in deze modus geen invloed
op de prestatie van de ergometer. Wordt de gewenste trainings-
polsslag met 10 slagen onderschreden, verschijnt het woord “LO” in het
veld. De “LO”-controle wordt pas actief nadat voor het eerst de gewenste
trainingspolsslag bereikt wordt en een toerental geregistreerd wordt. Bij
overschrijding van de gewenste polsslag met meer als 10 slagen ver-
schijnt het woord “HI”. Nadat het toerental weer onder 20 rpm gedaald
is, moet de “LO” weergave opnieuw geactiveerd worden (door bereiken
van de gewenste polsslag). De “HI”-controle is daarentegen altijd geac-
tiveerd (toerentalonafhankelijk).
4.3.3 Polsgestuurd programma
Om de waardes voor het polsgestuurde programma in te stellen moet de
“programm”-toets 2x ingedrukt worden. Dit is herkenbaar aan het hart-
symbool boven de polsslagweergave. Het programmeren van de waar-
des voor het polsgestuurde programma is gelijk aan dat van de voorpro-
grammeermodus. Als extra kan een beginprestatie ingesteld worden.
Het enige verschil tussen de voorprogrammeermodus en het polsgestuur-
de programma is de manier van functioneren. Het verschil van doelpols-
slag en actuele polsslag is voor de ergometer een maatstaf voor de pre-
statieverandering. Aan het begin van de training wordt de prestatie con-
tinu verhoogd, tot de doelpolsslag bereikt wordt. Wordt de gewenste
polsslag overschreden, wordt de prestatie verminderd. Een prestatieve-
randering met de “+” en “-“ toetsen is niet mogelijk. Wordt geen polsslag
voorgeprogrammeerd, begint het veld in de voorprogrammeer- (waarde
ingesteld) of optelmodus (geen waarde ingegeven).
4.3.3.1 Instellen van de beginprestatie (alleen in het polsgestuurde pro-
gramma). Werd een doelpolsslag ingesteld in het polsgestuurde pro-
gramma, kan vervolgens de beginprestatie bepaald worden. Dit is de
prestatie waarmee de ergometer het polsgestuurde programma opstart.
Interval: 5 W / 25 W. De beginprestatie kan in een bereik van 25 – 100
W ingesteld worden.
4.5 Functie van de “programm”-toets
Wordt de “programm”-toets voor aanvang van de training of na een re-
set ingedrukt, vindt weergave als boven aangegeven plaats – 1x = pro-
grammeermodus, 2x = polsgestuurd programma, 3x = optelmodus, etc.
(doorloop).
Worden trainingswaarden ingegeven, start het betreffende programma
alleen met deze gegevens, als na ingave van de laatste parameter de
“set”-toets ingedrukt werd. Wordt tijdens het ingeven van de trainingsge-
gevens de “programm”-toets ingedrukt, springt het veld naar het volgen-
de programma-modus zonder de gegevens op te slaan of over te nemen.
(programma-wisseling). D.w.z. bij elke programma-wisseling worden de
ingegeven waardes gewist.
Werd een programma gestart en vervolgens onderbroken, word bij het
opnieuw indrukken van de “programm”-toets de voorprogrammeermodus
van het betreffende programma met gebruikmaking van de vooraf ge-
bruikte gegevens opgeroepen. Bijv.: Programma 3 (polsgestuurd pro-
gramma) werd gebruikt. – opnieuw drukken op de “programm”-toets
roept de programmeermodus van het polsgestuurde programma op (met
de vooraf ingevoerde gegevens). Wordt de toets een tweede keer inge-
drukt, springt het veld naar het volgende programma en worden de vo-
orgeprogrammeerde gegevens gewist (in het voorbeeld naar de optelm-
odus).
5Weergaven en berekeningen
5.1 Totaal aantal kilometers
Na het aanzetten of na een reset en de daarop volgende segmenttest toont
het veld 10 seconden het totaal afgelegde aantal kilometers van de ergo-
meter, totdat er op een toets gedrukt wordt of tot een interface-commando
volgt. De kilometerwaarde wordt in het tijdveld getoond, samen met het wo-
ord “distance/km”. In het “distance”-veld ziet u het woord “odo”.
Weergave totaal aantal kilometers: 263 km
5.2 Prestatieweergave
De prestatie wordt in Watt weergegeven. Een aanpassing is met behulp
van de “+” en “-“ toetsen steeds mogelijk (behalve in het polsgestuurde
programma). Het interval is 5 W, bij langer gebruik 25 W. Basiswaar-
de is 25 W. Het programmeerbereik ligt tussen 25 W en 400 W. De
werkelijke maximale prestatiestijging of –daling is ca. 20 W per secon-
de. De elektronica heeft ca. 5 seconden nodig om een verandering van
100 W op het display te verwerken.
5.3 Calorieënverbruik
De berekening van het calorieënverbruik (in Kilojoule) gebeurt met on-
derstaande formule:
E(KJ) = P x t x 4
1000
De prestatie wordt in Watt (actuele prestatie) en de tijd wordt in secon-
den ingevuld. De factor 4 resulteert uit het rendement van de mens van
ca. 25 %.
De weergave ligt tussen 0-9999 Kilojoule.
5.4 Pedaalomwentelingen
Het aantal pedaalomwentelingen ligt tussen 20 en 199.
20
NL