■ Pers gebundelde kabels nooit samen en zorg ervoor dat ze niet
in contact komen met de leidingen en scherpe randen. Let erop
dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de terminale
aansluitingen.
■ De veldbedrading en componenten moeten worden aangelegd
door een gediplomeerd technicus en dient te voldoen aan
plaatselijke en nationale wetten en regelgeving.
■ De veldbedrading dient te worden uitgevoerd in
overeenstemming met het bedradingsdiagram die bij het toestel
is geleverd en onderstaande instructies.
■ Gebruik een daarvoor bedoelde stroomtoevoer. Gebruik nooit
een ander stroomtoevoer die wordt gedeeld met een andere
toepassing.
■ Zorg voor een goede aarding. Aard het toestel niet aan een
elektriciteitspaal, overspanningsafleider of telefoonaardingspunt.
Onvolledige aarding kan leiden tot elektrische ontlading.
■ Installeer een aardlekschakelaar (30 mA). Dit nalaten kan leiden
tot elektrische ontlading.
■ Installeer de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
5.6.1
Voorzorgsmaatregelen voor de elektrische bedrading
■ Maak de kabels vast, zodat zij niet in contact komen de leidingen
(vooral aan de kant van de hoge druk).
■ Maak de elektrische bedrading vast met kabelbinders, zoals
getoond in de afbeelding, zodat zij niet in contact komen de
leidingen, vooral aan de kant van de hoge druk.
■ Let erop dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de
terminale aansluitingen.
■ Let er op dat bij de installatie van de aardlekschakelaar deze
compatibel is met de omvormer (bestand tegen elektrische ruis
met hoge frequentie) om het onnodig openen van de
aardlekschakelaar te voorkomen.
OPMERKING
De aardlekschakelaar moet een onderbreker van het
hogesnelheidstype zijn van 30 mA (<0,1 s).
■ Dit toestel is uitgerust met een omvormer. Het installeren van een
fasebevorderende condensator zal niet alleen het
verbeteringseffect van de vermogensfactor verminderen, maar
kan tevens abnormale verwarming van de condensator
veroorzaken vanwege hoogfrequente golven. Installeer nooit een
fasebevorderende condensator, dit kan leiden tot ongelukken.
5.6.2
Voorzorgsmaatregelen bij bedrading van
stroomtoevoer
■ Gebruik een ronde krimpterminaal voor de aansluiting op het
stroomtoevoerterminaalbord. In het geval deze om onafwendbare
redenen niet kan worden gebruikt, volg dan de volgende
instructies:
- Sluit geen draden met verschillende diktes aan op dezelfde
stroomtoevoerterminaal. (Losse aansluitingen kunnen
oververhitting veroorzaken.)
- Wanneer u draden met dezelfde dikte aansluit, sluit e dan aan
volgens onderstaande afbeelding.
■ Gebruik de correcte schroevendraaier om de terminaalschroeven
aan te draaien. Kleine schroevendraaiers kunnen de kop van de
schroef beschadigen en juiste aandraaisterkte verhinderen.
Het te strak aandraaien van de terminaalschroeven kan de
schroeven beschadigen.
■ Verbind een aardlekschakelaar en zekering aan de
stroomtoevoerdraad.
Zorg er bij de aanleg van de bedrading voor dat de voorgeschreven
draden worden gebruikt, maak volledige aansluitingen en bevestig
de draden zodat externe krachten de terminalen niet kunnen
beïnvloeden.
5.6.3
Elektrische aansluiting
De unitaire minikoelers verlaten de fabriek voorzien van
bedrading en vereisen de installatie van een meerpolige
thermische overbelastingsschakelaar, een vergrendelbare
scheidingsschakelaar voor de aansluiting op de
hoofdstroomtoevoer, en de aansluiting van de stroomschakelaar
op de overeenkomstige terminalen. Alle bovenstaande
handelingen moeten worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
technicus volgens de actuele regelgeving.
Raadpleeg de diagrammen voor elektrische bedrading in deze
handleiding voor het elektrische werk. Aanbevolen wordt te
controleren of de kenmerken van de hoofdstroomtoevoer geschikt
zijn voor de absorptie die aangegeven staat in onderstaande
tabel van elektrische kenmerken, rekening houdend met het
mogelijke gebruik van andere apparaten op hetzelfde moment.
BELANGRIJK
• De stroom mag pas worden aangeschakeld als het
installatiewerk (hydraulisch en elektrisch) is afgerond.
• Alle elektrische aansluitingen moeten worden uitgevoerd
door gekwalificeerd personeel volgens de van toepassing
zijnde regelgeving in het betreffende land.
• Respecteer de instructies voor de aansluitingsfase, neutraal
en aardgeleidingen.
• De stroomkabel dient bovenaan te worden geplaatst met
een geschikt apparaat dat beschermt tegen kortsluitingen
en aardlekken, en de installatie dient geïsoleerd te zijn van
andere apparaten.
• De spanning moet zich binnen een marge van +10% van de
nominale stroomtoevoer van het toestel bevinden (voor 3-
fasige toestellen mag de onbalans niet hoger zijn dan 3%).
Als deze parameters niet worden aangehouden, neem dan
contact op met het elektriciteitsbedrijf.
• Gebruik voor elektrische installatie dubbel geïsoleerde
kabels volgens de actuele regelgeving in het betreffende
land..
• Een meerpolige thermische overbelastingschakelaar en
een vergrendelbare scheidingsschakelaar, die voldoen aan
de CEI-IN-normen (contactopening ten minste 3 mm) met
de juiste schakelaars- en aardlekschakelaarscapaciteiten
op basis van de elektrische gegevens in onderstaande
tabel, moeten zo dicht mogelijk bij het apparaat worden
geïnstalleerd..
• De apparaten op het toestel moeten vergrendelbaar zijn.
Een efficiënte aardingsverbinding is verplicht. Het niet
aarden van het apparaat vrijwaart de fabrikant van alle
aansprakelijkheid.
• Gebruik geen waterleidingen om het toestel te aarden.
Aansluitterminaal klant
5kW/7kW (1-fase)
10kW/12kW (1-fase)
12kW/14kW/16kW (3-fase)