Inbedrijfname
VOORZICHTIG!
Storingen van de verwarmingsinstallatie
bij verkeerde instelling van de regelaar .
De verwarmingsinstallatie kan
beschadigd raken.
Laat het verwarmingssysteem alleen
door de vakman instellen.
Bij de inbedrijfstelling van de regelaar moet het
verwarmingstype worden ingesteld.
■ In het basisscherm op
drukken.
In de functie-indicatie (8) verschijnt kort MENU.
Op de onderste displayrand wordt een helptekst
als lichtkrant getoond.
■ T oets
/
zo vaak indrukken,
tot INST ALLA TEUR INSTELLINGEN wordt
getoond.
■ INST ALLA TEUR INSTELLINGEN kiezen
met
.
CODE wordt getoond, en het codecijfer 0 knippert.
■ Met
/
codecijfer 7 kiezen en met
bevestigen.
H1 en de lichtkrant APPLICA TIE wordt getoond.
■
indrukken.
RUIMTE
is vooringesteld. Bij het omschakelen van
het verwarmingstype worden alle gebruikers- en
installateurinstellingen naar de fabrieksinstellingen
teruggezet.
■ Met
/
de gewenste applicatie instellen
en met
bevestigen.
De applicatie is ingesteld.
Meer instellingen onder "Installateurinstellingen".
Installateur instellingen
Overzicht 3
Een lichtkrant op de onderste displayrand toont
informatie over de afzonderlijke menuopties
genaamd H1 t/m H1 1.
Bepaalde menuopties staan afhankelijk van
het onder H1 ingestelde regelgedrag niet ter
beschikking.
In de tabel is voor elke menuoptie de afkorting van
het betreffende regelgedrag aangegeven.
Deze betekenen:
R = kamerthermostaat
F = vloertemperatuurregelaar
L = kamerthermostaat met begrenzingsfunctie
(menu-indicaties en instelbare waarden in
HOOFDLETTERS, voorinstellingen v et)
H1 APPLICA TIE R F L
Keuze van het regelgedrag afhankelijk van de
applicatie:
–
RUIMTE
= kamerthermostaat met instelling,
of een afstandssensor is aangesloten:
EXT SENSOR = YES/
NO
– VLOER = vloertemperatuurregelaar
– BEGRENZER = kamerthermostaat met begrenzer
Kiezen met
/
, bevestigen met
.
H2 BEDIENINGSWIJZE R F L
Keuze van het regelgedrag:
–
PBM
= pulsbreedtemodulatie met instelling van
de cyclustijd in minuten:
10
, 15 ... 30.
V oor snelle verwarmingssystemen korte
cyclustijd, voor langzame verwarmingssystemen,
lange cyclustijd kiezen. De minimale in-/
uitschakeltijd is 10% van de cyclustijd.
– AAN/UIT = tweepuntsregeling met
instelmogelijkheid van de hysterese (
OFF
, 0.1 °C,
0.2 °C … 5.0 °C) en de minimale in-/uitschakeltijd
van de relais in minuten (1, 2 …
10
... 30).
Wanneer geen hysterese wordt ingesteld, dan
schakelt het relais ook bij zeer kleine tempera-
tuurverschillen met de ingestelde minimale in-/
uitschakeltijd.
Kiezen met
/
, bevestigen met
.
H3 MIN/MAX VLOER TEMP L
Instelling van de bovenste en onderste grens voor
de vloertemperatuur:
– VLOER TEMP ONDER LIMIET : de vloer mag niet
kouder worden dan de hier ingestelde temperatuur
(
OFF
, 10.0 °C, 10.5 °C … 35.0 °C).
– VLOER TEMP BOVEN LIMIET : de vloer mag niet
warmer worden dan de hier ingestelde temperatuur
(10.0 °C, 10.5 °C …
35.0
°C
... 40.0 °C, OFF).
T emperatuur instellen met
/
, bevestigen met
.
Om de bovenste of onderste grens uit te
schakelen moet met
/
de onderste
temperatuurgrens < 10 °C of de bovenste
temperatuurgrens > 40 °C worden ingesteld.
OFF wordt getoond.
H4 VERW ARMEN OF KOELEN R
Omschakeling van de regelaar tussen
verwarmingsbedrijf en koelbedrijf:
–
VERW ARMEN
– KOELEN
V oorwaarde voor omschakeling naar koelbedrijf:
H2 - BEDIENINGSWIJZE = AAN/UIT
H4 = V erwarmen: bij alle fouten wordt met
30 % van de tijd verwarmd.
H4 = Koelen: bij alle fouten is het relais uit.
Bij het omschakelen naar koelbedrijf worden
automatisch H6 - VORST BEVEILIGING op OF
en H7 - OPTIMALE ST AR T op NO ingesteld.
De schakeltijden en temperaturen van het
verwarmingsbedrijf worden gebruikt.
Kiezen met
/
, bevestigen met
.
H5 KLEP BEVEILIGING R L
Bescherming van de klep tegen vastzitten bij langere
periode zonder regeling. De klep wordt elke 24 uur ,
gerekend vanaf het laatste inschakelen van de
spanning of RESET (H1 1), voor de hier ingestelde
tijd in minuten geopend: OFF , 1, 2,
3
… 10.
Openingstijd instellen met
/
, bevestigen met
.
H6 VORST BEVEILIGING R F L
Instellen van de temperatuur voor de vorstbeveiliging:
– V oor H1 = RUIMTE of BEGRENZER:
OFF ,
5.0 °C
, 5.5 °C … 30.0 °C
– V oor H1 = VLOER:
OFF ,
10.0 °C
, 10.5 °C … 40.0 °C
T emperatuur instellen met
/
, bevestigen met
.
Bij onderschrijding van de ingestelde vorstbeveili-
gingstemperatuur wordt verwarmd.
Kies met de toets
de instelling OFF onder
de laagste temperatuurwaarde om de vorstbe-
veiliging uit te schakelen.
Het vorstbeveiligingsbedrijf is allen
bij uitgeschakelde regeling mogelijk,
zie gebruikersinstellingen:
G4 - CONST ANT VER WARMEN UIT = YES
H7 ECO INSTELLEN R F L
V ooraf instellen van de ECO-temperatuur:
– V oor H1 = RUIMTE of BEGRENZER:
OFF , 5.0 °C, 5.5 °C …
18.0 °C
… 30.0 °C
– V oor H1 = VLOER:
OFF , 10.0 °C, 10.5 °C …
18.0 °C
… 40.0 °C
T emperatuur instellen met
/
, bevestigen
met
.
De hier ingestelde temperatuur wordt alleen bij
geactiveerde ECO-ingang gebruikt (zie ...).
H8 THERMOMOT OREN NORMAAL
OPEN
R L
Omkering van het relaisschakelgedrag voor het
gebruik van aandrijvingen spanningsloos geopend:
– YES = geactiveerd
–
NO
= gedeactiveerd
YES/NO kiezen met
/
, bevestigen met
.
H9 ENERGIE TELLER RESET R F L
Resetten van de onder G8/G9 (zie gebruikersinstel-
lingen) ingestelde energiekostenmeter naar nul.
– YES = resetten
–
NO
YES/NO kiezen met
/
, bevestigen met
.
H10 VLOER TEMP DISPLA Y L
Weergave van de actuele vloertemperatuur voor
servicedoeleinden.
H1 1 RESET ALLES R F L
Resetten van alle in de menu's voor installateur
en gebruiker uitgevoerde instellingen naar de
fabrieksinstellingen.
– YES = resetten
–
NO
YES/NO kiezen met
/
, bevestigen met
.
Overzicht 3: installateurinstellingen
Instelmenu oproepen en instellingen uitvoeren
de display toont in weergave (8) de menu-identicatie
H1 en onder als lichtkrant APPLICA TIE.
■ Kies met
/
het gewenste menu.
Menu-identicatie en een helptekst worden aan
de onderste displayrand (7) en (1 1) getoond.
■ Met
bevestigen.
De eerste instelbare waarde knippert in
de display .
■ Met
/
de gewenste waarde instellen.
■ Met
bevestigen.
'De tweede instelbare waarde knippert.
■ De bovengenoemde stappen herhalen tot alle
waarden zijn ingesteld.
De weergave schakelt terug naar het hogere
niveau en toont weer de menu-identicatie.
Bijlage
Dit product mag niet met het huisvuil
worden afgevoerd. Alleen via speciale
verzamelpunten voor elektronisch schroot
afvoeren. Informeer bij de plaatselijke
autoriteiten naar recycling-mogelijkheden.
Het symbool bevestigt de conformiteit van
het product met de geldende richtlijnen.
T echnische gegevens
Bedrijfsspanning: AC 230 V ~
Netfrequentie: 50 Hz
Uitgang: relais maakcontact, potentiaalgebonden
Schakelstroom
- als kamerthermostaat
of kamerthermostaat met begrenzer:
10 mA ... 10 (4) A, 230 V~
- als vloertemperatuurregelaar:
10 mA ... 16 (4) A, 230 V~
Opgenomen vermogen: ~ 1,2 W
Beschermingsklasse IP30
V eiligheidsklasse: II (bij overeenkomstige installatie)
V ervuilingsgraad: 2
Omgevingstemperatuur:
- Bedrijf: 0 °C tot 40 °C (zonder condensvorming)
- Opslag: -20 °C tot 70 °C (zonder condensvorming)
T emperatuurinstelbereik (in 0,5 °C stappen):
- als kamerthermostaat: 5 °C ... 30 °C
- als vloertemperatuurregelaar: 10 °C ... 40 °C
T emperatuurindicatie: in 0,1 °C stappen
Uitgangssignaal: pulsbreedtemodulatie (PBM)
of tweepuntsregeling (aan/uit)
PBM-cyclustijd: instelbaar (10 ... 30 min)
Hysterese: instelbaar (bij tweepuntsregeling)
Minimale schakeltijd: instelbaar (1 ... 30 min)
Nominale piekspanning: 4 kV
T emperatuur voor de kogeldruktest: 75 ± 2 °C
Spanning en stroom voor de
EMC-storingsemissietesten: 230 V , 0,1 A
Softwareklasse: A
Loopnauwkeurigheid: < 4 min/jaar
Gangreserve: ~ 10 jaar (lithiumcel)
Hulp in geval van problemen
In de overzichten 4 en 5 zijn enkele foutmeldingen
en problemen plus mogelijke oorzaken en
oplossingen opgesomd.
Foutmelding/probleem
Mogelijke oorzaak
– V oorstel tot oplossen van de fout/probleem
Weergave van apparaatfouten
Fouten in de hardwareconguratie kunnen via de
display worden weergegeven. In dat geval wordt
ERR en een aanvullend fouttype als lichtkrant
getoond.
ERR CONFIGURA TIE
Bedieningsdeel en eenheid passen niet bij elkaar .
– Gebruik alleen componenten die bij elkaar horen.
– Spanning uit- en weer inschakelen.
ERR COMMUNICA TIE
Communicatie tussen bedieningsdeel en eenheid
gestoord.
– Bedieningsdeel afnemen en opnieuw plaatsen.
– Spanning uit- en weer inschakelen.
ERR EXT SENSOR
Breuk/kortsluiting/uitvallen van de externe sensor .
– Controleer of de afstandssensor is aangesloten.
Over-/onderschrijding van het weergavebereik.
– Oorzaak bepalen en oplossen.
Overzicht 4: weergave van apparaatfouten
Overige problemen/bedieningsfouten
De ruimte wordt te langzaam warm.
De vloertemperatuur wordt door de maximum
begrenzer beperkt.
– Bovengrens aanpassen (H3).
De kamertemperatuur wordt te warm.
De vloertemperatuur wordt door de minimum
begrenzer verhoogd.
– Ondergrens aanpassen (H3).
Er zijn geen instellingen mogelijk.
T oetsenblokkering is actief.
– T oetsenblokkering opheffen (G6).
De gewenste temperatuur kan niet worden
ingesteld.
T emperatuurbegrenzing verhindert de gewenste
instelling.
– T emperatuurbegrenzing aanpassen (G7).
T emperatuurindicatie verandert niet.
Aanwijzing van de insteltemperatuur is geactiveerd.
– Aanwijzing van de kamertemperatuur
activeren (G10).
Overzicht 5: overige problemen/bedieningsfouten
T oebehoren
Afstandssensor (niet meegeleverd)
T ype: FF 7.8
Lengte: 4 m (tot 50 m verlengbaar)
Kabel: exibel, soepel
Gestript uiteinde: 8 mm
Afb. 7: externe sensor
Weerstands-/temperatuurtabel voor
afstandssensor FF 7.8
T emperatuur [°C] Weerstand [kW ]
10 66,8
20 41,3
25 33
30 26,3
40 17,0
50 1 1,3
T abel 1: weerstands-/temperatuurtabel voor
afstandssensor FF 7.8
Garantie
Wij behouden ons het recht voor technische en
formele wijzigingen aan het product aan te brengen,
voor zover deze de technische vooruitgang dienen.
Wij bieden garantie in het kader van de wettelijke
bepalingen.
V erzend a.u.b. uw apparaat met een beschrijving
van de fout naar ons centrale Service Center:
ALBRECHT JUNG GMBH & CO. KG
Service-Center
Kupferstr . 17-19
44532 Lünen
Duitsland
(7)
(22)
(23)
(21)
Afb. 5: montage
Montage van de temperatuurregelaar alleen
in een niet-geleidende kunststof inbouwdoos
Ø 60 mm!
■ Eenheid (7) in de apparatuurdoos (22) uitlijnen.
■ Eenheid met bevestigingsschroeven (23)
vastzetten. Eenheid zodanig monteren, dat de
kunststof lip (21) als isolatie ten opzichte van de
bevestigingsschroef werkt (afb. 5).
(7)
(5)
(1)
Afb. 6: plaatsen van het bedieningsdeel
■ Designframe (5) plaatsen en door opsteken van
het bedieningsdeel (1) xeren.
Externe afstandssensor aansluiten
V oor de meting van de kamertemperatuur kan in
plaats van de interne sensor een externe sensor
worden gebruikt. Onder menuoptie H1 kan worden
geselecteerd of de externe sensor moet worden
gebruikt.
V oor het regelgedrag "Vloertemperatuurregelaar"
en "Kamerthermostaat met begrenzer" is een
externe afstandssensor nodig. De kabel van de
afstandssensor geleidt netspanning en kan met
geschikte bekabeling worden verlengd tot 50 m.
Om signaalstoringen te voorkomen, kabel van
de afstandssensor niet samen met netkabels
installeren. Geadviseerd wordt, de afstandssensor in
een beschermbuis te installeren.
■ Externe sensor (Bild 4, Pos. (20)) gemäß
Anschlussplan anschließen.
■ V oor het invoeren en verwijderen van de
aansluitkabel met geschikt gereedschap de
losmaaktoetsen (afb. 4, pos. (24)) indrukken.
Externe schakelaar op de ECO-ingang aansluiten
Om de temperatuur automatisch op een vooraf
ingestelde temperatuur te regelen, is de aansluiting
van een externe schakelaar , bijv . een schakelklok,
noodzakelijk.
■ Aansluitkabel van de externe schakelaar
volgens het aansluitschema aansluiten.
■ V oor het invoeren en verwijderen van de
aansluitkabel met een geschikt gereedschap de
losmaaktoets (afb. 4, pos. (25)) indrukken.
Informatie voor elektrotechnici
Montage en elektrische aansluiting
GEV AAR!
Elektrische schok bij aanraken van
onderdelen die onder spanning staan.
Elektrische schokken kunnen dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Schakel de aansluitkabels van het
apparaat spanningloos voor aanvang van
werkzaamheden aan het apparaat en dek
onderdelen in de omgeving die onder
spanning staan af!
Montageplaats
De regelaar moet op een plaats in de ruimte
worden gemonteerd, die voor de bediening goed
toegankelijk is.
Bij gebruik van de interne temperatuursensor moet
voor een optimale kamertemperatuurregeling op de
gekozen montageplaats
– vrije luchtcirculatie mogelijk zijn
– geen tocht optreden (bijv . geopende ramen/deuren)
– geen gordijnen, kasten, schappen enz.
aanwezig zijn.
– geen directe zonnestralen aanwezig zijn
– geen directe invloed van warmtebronnen bestaan
– niet tegen buitenmuren liggen
– ca. 1,5 m boven de vloer liggen
Regelaar aansluiten en monteren
(7)
(1)
Afb. 3: bedieningsdeel van eenheid afnemen
■ Bedieningsdeel (1) van eenheid (7) afnemen.
■ Aansluitkabels max. 8 mm strippen.
Sen sor
N N L
TRD .. 23 1..
AC 23 0V ~ 50 Hz
10(4)A
/ -R,-L
T40
16(4)A / -F
RTR mit Display
Mad e in German y
ECO
L
N
(17)
(18)
(25)
(24)
(20)
Afb. 4: aansluitschema
De aansluitklemmen (18) voor net en schakelstroom
zijn geschikt voor massieve of soepele aders met
diameters 1 tot 2,5 mm
2
.
■ Sluit de regelaar aan conform het
aansluitschema (afb. 4).
■ Eventueel een externe afstandssensor (20)
aansluiten (zie "Externe afstandssensor
aansluiten").