Spel in het kort:
Deze bordspelversie van Eén tegen 100 wordt ongeveer net zo
gespeeld als de TV quiz.
Een speler is spelleider. Die speler kan verder gewoon meespelen.
Een andere speler is kandidaat. De spelleider en de overige spelers
vertegenwoordigen de 100 tribunespelers. De 100 publieksfiches
staan voor de 100 tribunespelers. De spelleider leest de vragen
voor, betaalt het geld uit en houdt de stand van de weggespeelde
fiches bij op het speelbord. De kandidaat moet proberen zoveel
mogelijk van de 100 publieksfiches ‘weg’ te spelen. Iedere keer als
de kandidaat alle 100 publieksfiches heeft weggespeeld of als hij
een vraag fout heeft beantwoord, wisselen de spelers van rol.
Als alle spelers een keer kandidaat zijn geweest is het spel
afgelopen. De speler die als kandidaat alle publieksfiches wegspeelt,
wint Eén tegen 100.Als meer spelers hierin slagen of als niemand
erin slaagt, wint de speler met het meeste geld.
Voorbereiding:
Bij de eerste keer spelen moeten de vragenkaarten heel goed
geschud worden. De vragen met hetzelfde onderwerp zitten
namelijk allemaal bij elkaar. Let erop dat de vraagzijde van
de kaartjes naar dezelfde kant blijft wijzen.
Bepaal wie de eerste spelleider en de eerste kandidaat is.
De overige spelers vertegenwoordigen ‘het publiek’. De spelleider
speelt ook mee met het publiek. Die heeft dus een dubbelrol.
De spelleider legt de stapel vragenkaartjes met de vraagzijde naar
boven voor zich neer. Leg de stapel zo neer dat de kandidaat de
stapel niet kan zien. Hij mag (nog) niet weten welk onderwerp er
aan komt. Het speelgeld ligt gesorteerd binnen handbereik. Leg het
speelbord midden op tafel en zet de pion op de grote rose cirkel
met het pijltje.
De kandidaat neemt de drie losse stemkaartjes, de drie
escapekaartjes (met percentages) en het verdubbelaarskaartje (2x).
De 100 publieksfiches worden verdeeld onder de overige spelers