7-9
7
Onderhoud
DOOR DE EIGENAAR UIT TE VOEREN ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN
Onderstaande controles dienen vol-
gens het aangegeven interval te wor-
den uitgevoerd om een veilige en
betrouwbare werking van de auto te
garanderen.
Negatieve omstandigheden dienen
zo snel mogelijk bij de dealer gemeld
te worden.
Eventuele werkzaamheden die uit
deze controles voortvloeien, vallen
doorgaans niet onder de fabrieks-
garantie en zullen, samen het arbei-
dsloon en eventuele onderdelen en
smeermiddelen, in rekening geb-
racht worden.
Schema voor door
de eigenaar uit te voeren
onderhoudswerkzaamheden
Als u stopt voor het tanken van
brandstof:
• Controleer het motoroliepeil.
• Controleer het koelvloeistofniveau
in het expansievat.
• Controleer het niveau van de
ruitensproeiervloeistof.
• Controleer of de bandenspanning
in orde is.
Tijdens het rijden:
• Let op veranderingen in het uitlaat-
geluid en let erop dat u in het
interieur geen uitlaatgassen ruikt.
• Controleer op trillingen in het stuur-
wiel. Controleer of het sturen niet
zwaarder of lichter gaat dan normaal
en of de rechtuitstand niet is gewi-
jzigd.
• Controleer of de auto niet naar één
kant trekt op een vlakke, rechte weg.
• Controleer bij het remmen op
vreemde geluiden, naar één kant
trekken, een grotere slag van het
rempedaal of een moeilijk in te trap-
pen rempedaal.
• Controleer als de transmissie slipt of
niet normaal werkt het niveau van de
automatische-transmissievloeistof.
• Controleer de werking van stand P
(Park) van de automatische trans-
missie/Double clutch-transmissie.
• Controleer de parkeerrem.
• Controleer onder uw auto op lekkage
(tijdens of na het gebruik van de air-
conditioning kan er een plasje water
onder uw auto ontstaan; dit is een
normaal verschijnsel en duidt niet op
lekkage).
Wees voorzichtig bij het con-
troleren van het koelvloeistof-
peil wanneer de motor warm is.
Hete koelvloeistof en stoom
kunnen onder druk naar buiten
spuiten. Hierdoor kunnen
brandwonden of ernstig letsel
ontstaan.
WAARSCHUWING