Schakel de messen terwijl de motor draait en
zet de motor af zonder de messen uit te scha-
kelen. Dit dient met de regelaar(1) te worden
bijgesteld totdat de juiste spanning van de veer
(2) is bereikt. Als de motor is uitgeschakeld,
ontkoppel de messen.
Na de afstelling, moet de kabel (3) bij uitge-
schakelde messen gespannen zijn, om de
doelmatigheid van de rem van de messen in
stand te houden.
Schakel de messen terwijl de motor draait en
zet de motor af zonder de messen uit te scha-
kelen. Dit dient met de regelaar (1) te worden
bijgesteld totdat de juiste spanning van de veer
(2) is bereikt.Als de motor is uitgeschakeld, ont-
koppel de messen.
Na de afstelling, moet de kabel (3) bij uitge-
schakelde messen gespannen zijn, om de
doelmatigheid van de rem van de messen in
stand te houden.
Dit dient met de regelaar (1) te worden bijge-
steld totdat de juiste spanning van de veer (2)
is bereikt.
6.3.4 B
IJSTELLEN VAN DE REM
Als de remweg langer wordt ten opzichte van de aangegeven waardes (☛ 5.3.6), dient de
remveer bijgesteld te worden. Het bijstellen dient uitgevoerd te worden met een aangetrok-
ken handrem. De toegang tot het afstellen is mogelijk door het deurtje op de gleuf onder
de stoel te verwijderen. Draai de moer (1) waarmee de staaf (2) bevestigd is los en draai
aan de moer (3) totdat een veerlengte verkregen is van:
HF2620◊••
➤
HF2417◊••
➤
HF2315HME
➤
NL 50 ONDERHOUD