40
De Bremer Stadsmuzikanten
Er was eens een ezel die door zijn baas was weggejaagd omdat
hij niet meer geschikt was om te werken. Daarom ging de ezel op
weg naar Bremen om daar stadsmuzikant te worden. Onderweg
kwam hij een jachthond tegen die jammerlijk zat te janken daar
hij te oud en zwak voor de jacht geworden was. De hond sloot
zich bij de ezel aan en gezamenlijk vervolgden ze hun weg. Het
duurde niet lang of ze zagen een kat langs de kant van de weg
zitten met een gezicht dat op drie dagen onweer stond. De kat
was te oud geworden om voor zijn bazin nog muizen te vangen.
De ezel en de hond slaagden erin om ook de kat te overtuigen
om met hen mee naar Bremen te gaan en stadsmuzikant te
worden. Een tijdje later liepen de drie langs een boerderij waar
ze uit alle macht een haan hoorden huilen. De haan zou de
volgende zondag in de soep op tafel moeten komen. Daarom was
de haan snel van het muzikantenbestaan overtuigd en met z’n
vieren trokken ze verder in de richting van Bremen.
In één dag konden ze de stad Bremen echter niet bereiken en zo
kwamen ze ’s avonds in een bos terecht. De ezel en de hond
gingen onder een boom liggen om te slapen. De kat klom op een
dikke tak en de haan vloog tot in de top van de boom waar het
hem het veiligst leek. Van boven zag hij in de buurt het schijnsel
van een huis en de vier begaven zich op weg in de hoop een
betere herberg en ook wat te eten te kunnen vinden.
Bij het huis aangekomen, keek de ezel dapper door het venster
en zag een gedekte tafel met eten en drinken staan. Maar aan
die tafel zat een roversbende. De dieren overlegden met elkaar
hoe ze de rovers zouden kunnen verjagen. Plotseling kregen de
vier een idee: de ezel ging met zijn voorpoten tegen het venster