37
NL
D
% Run-Time-functie:
Besproeiingsduur van alle kanalen tussen 10 - 200% instelbaar.
E
Prog. Off
Besproeiingsprogramma niet actief (% Run-Time-functie: 0%).
F
Weergave batterijtoestand:
Als de Batt.-weergave knippert, is de batterij bijna leeg en moet
vervangen worden.
Wanneer de batterij-indicatie stilstaat, is de batterij leeg of is er
geen batterij geplaatst.
De Batt.-weergave wordt door het vervangen van de batterij
teruggezet.
G
Sensorweergave:
Bij ingestoken sensor en bij situatiemelding vochtig wordt de
sensorweergave getoond.
H
Weekdagen /besproeiingscycli:
Voor weergave van de actuele dag of van de geprogrammeerde
besproeiingsdagen en besproeiingscycli (3
rd
iedere 3
e
dag /
2
nd
iedere 2
e
dag).
I
Foutweergave of aanwijzing:
om een fout te melden of een aanwijzing te geven.
4. Ingebruikname
Voor de programmering moet de besproeiingscomputer van een
9 V batterij voorzien worden zodat bij het uitvallen van de elektri-
citeit de programmagegevens bewaard blijven.
1. Deksel
1
oplichten en naar beneden trekken.
2. Kabel van de adapter in de 24VAC klemmen steken en
vastschroeven.
Het aansluitschema bevindt zich in het deksel
1
.
3. Kabels voor de ventielen (bijv. 7-aderige GARDENA
verbindingskabel art. 1280 voor maximaal 6 ventielen)
in de klemmen met de cijfers en C steken en vastschroeven.
(zie ook
„Ventielen aansluiten”
).
4. Indien nodig kabel van de sensor (bijv. GARDENA vochtigheids-
sensor art. 1187) in de sensoraansluiting
3
steken.
5. Indien nodig kabel (bijv. art. 1273) voor het masterkanaal in de
klemmen M en C (pomp) steken en vastschroeven (zie
„Masterkanaal”
).
6. Batterij in het batterijvak
2
plaatsen.
Let daarbij op de juiste polariteit.
7. Deksel op het aansluitvak drukken.
8. Netstekker van de 24V (AC) adapter in een 230V stopcontact
steken.
Dan moet tussen 24 of 12 pm urenweergave gekozen
worden en moet de tijd worden ingesteld (zie 5. Bediening
„Tijd instellen”
).
Besproeiingscomputer
aansluiten:
1
HI G F E
B C
D
9 0 A
0
2
3