23
N
5. Schuif de andere aansluitnippel
van de seriedruppelaar 3op
het eind van de vrije verdeel-
buis 4(Afb. C, boven).
6. Markeer de inbouwplaatsen
van alle verdere seriedruppe-
laars en installeer de serie-
druppelaar zoals onder 4. en
5. beschreven is.
7. Steek de buishouders 5in de
gekozen posities in de bloem-
bakken en klem de verdeel-
buis 4in de ingestoken buis-
houders (Afb. D).
Tip: Wij raden aan 3 buishou-
ders per bloembak van 1 m
lengte in te plannen.
8. Bij gebruik van de GARDENA
bodemvochtigheidssensor
(art. nr. 1187) moet deze in een
te besproeien bloembak gezet
worden. Bij aansluiting van
de GARDENA regensensor
(art. nr. 1189) moet deze zo
aangebracht worden dat deze
(zoals ook de bloembakken)
door de natuurlijke neerslag
bereikt kan worden. Lees hier-
voor de gebruiksaanwijzing van
de GARDENA bodemvochtig-
heidssensor c.q. de GARDENA
regensensor.
9. Sluit de vrije aansluitnippel
van de laatste seriedruppelaar
af met de meegeleverde afsluit-
dop D.
6.2 Opstellen van het water-
voorraadvat / Niveau (afb. D)
Belangrijk! Bij het uitkiezen
van de plaats voor het water-
voorraadvat moet er absoluut
op gelet worden dat het niveau
van de waterspiegel onder de
bloembak ligt. Daardoor wordt
voorkomen dat water na het
beëindigen van het water geven
spontaan nadruppelt!
Als de bloembakken toch be-
neden de waterspiegel worden
aangebracht, raden wij aan,
direct boven de waterspiegel
van het voorraadvat de eerste
seriedruppelaar aan te bren-
gen.
Hierdoor wordt de installatie
ontlucht en wordt een even-
tueel nadruppelen van water
voorkomen.
7.1 Ingebruikname van de
installatie (Afb. A/E)
Voor de ingebruikname van de
installatie als volgt te werk gaan:
1. Vul het voorraadvat minstens
met de benodigde hoeveelheid
water. (Houdt rekening met
verdamping.)
2. Sluit de pomp aan op de trans-
formator (Afb. E).
AGebruik uitsluitend
de meegeleverde
GARDENA transformator
en sluit de pomp nooit direct
op het elektriciteitsnet aan!
AZet de transformator
op een veilige, droge
plaats neer.
3. Plaats de pomp in het met
water gevulde voorraadvat.
Aanwijzing: Let er op dat de
pomp vlak op de bodem van
het voorraadvat staat.
4. Als U de GARDENA bodem-
vochtigheidssensor (art. nr.
1187) c.q. de GARDENA
regensensor (art. nr. 1189)
gebruikt, dient U deze op de
transformator op de aansluit-
bus „Sensor” Caan te sluiten,
afbeelding A.
5. Zet de instelknop 9op positie
0en steek de stekker in het
stopcontact.
6. Stel het gewenste bewaterings-
programma in met de instel-
knop 9op de transformator.
De installatie wordt conform
het ingestelde bewaterings-
programma in bedrijf genomen.
Het watergeven wordt her-
haald conform het ingestelde
programma (zie hiervoor ook
punt 7.2).
7. Controleer als de pomp in
werking is alle verbindingen
op lekkages.
AOm beschadigingen aan
de pomp te voorkomen
mag de pomp nooit zonder
water gebruikt worden.
7. Ingebruikname