15
N
14
N
7.1 Opslag
Voor het invallen van de vorst-
periode moet de bodemvochtig-
heidssensor van de aansluitkabel
1losgemaakt en uit de grond
gehaald worden. Als de aansluit-
kabel buiten of in de grond blijft
liggen, moet de kabelbus met
een afdekkap (op de kabel) afge-
sloten worden. Nadat de bodem-
vochtigheidssensor uit de grond
gehaald is, moet de watercon-
tainer 6onder stromend water
ook van binnen grondig gereinigd
worden.
Bewaar de bodemvochtigheids-
sensor tijdens de winter droog en
stofvrij in een vorstvrije ruimte.
Plaatschroeven in de behuizing
en in de deksel mogen niet los-
geschroefd worden.
7.2 Onderhoud
In principe moet de bodemvoch-
tigheidssensor ca. elke 4 maan-
den schoongemaakt worden en
zoals onder punt 5.2. beschreven
opnieuw geplaatst worden.
Aanwijzing: Geen scherpe huis-
houdreinigers of schuurmiddelen
gebruiken. Keramische meet-
voeler 7voorzichtig behandelen.
7. Onderhoud, opslag
De bodemvochtigheidssensor
heeft een zogenaamde „veilig-
heidsschakeling“. Als al het
water uit de waterreservoir
wegloopt (bijvoorbeeld bij be-
schadigde keramisch meet-
voeler), wordt op stand 1 een
schakelpunt ingesteld waarbij
de ingegeven besproeiings-
programma’s onbeïnvloed ver-
der kunnen werken. Op stand 2
volgt er geen besproeiing, als
al het water uit de waterreser-
voir verdwenen is.
De bodemvochtigheidssensor
meet de bodemvochtigheid bij de
wortels van de planten. De tijd tot
een voldoende bodemvochtigheid
is bereikt c.q. tot het tijdstip waar-
op de waterdoorloop wordt afge-
sloten door de besproeiingscom-
puter, hangt daarom af van de
intensiteit van de neerslag
c.q. van de besproeiing. In het
ongunstigste geval kan het ge-
beuren, dat besproeiing en regen
elkaar zolang overlappen tot de
gewenste bodemvochtigheid
bereikt is.
Het verkorten van de reactietijd
van de bodemvochtigheidssensor
wordt bereikt door het apparaat
minder diep in te bouwen. Let
er daarbij op dat de keramische
meetvoeler 7nog voldoende
contact met de bodem heeft (er
mag geen lucht bij de keramische
meetvoeler komen – zie punt 5.2).
6. Aanwijzingen voor het gebruik
Als de aansluitkabel op de bo-
demvochtigheidssensor te kort is,
kan deze verlengd worden met
de 10-m-verlengkabel, GARDENA
art.-nr. 1186, tot max. 105 m.
8. Accessoires
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing
Besproeiing wordt in- Plaats is ongunstig (bodem- Bodemvochtigheidssensor in het
geschakeld, hoewel er vochtigheidssensor krijgt geen te besproeien gedeelte zetten.
voldoende vocht is. water).
Schakelpunt is niet correct Instelling via draaiknop 3
ingesteld. bijstellen (zie punt 5.3).
Defecte c.q. losgelaten aansluit- Steekverbinding controleren,
kabel. kabel op beschadigingen contro-
leren en eventueel vervangen
(reservekabel kan via de
GARDENA dealer besteld wor-
den).
9. Storingen
Bij storingen verzoeken wij u
contact op te nemen met uw
GARDENA dealer. U kunt het
defecte apparaat ook voldoende
gefrankeerd met een korte om-
schrijving van de klacht en in
geval van garantie compleet met
de garantiebescheiden recht-
streeks opsturen.
Wij wijzen er nadrukkelijk op,
dat wij op grond van de wet
aansprakelijkheid voor pro-
ducten niet aansprakelijk zijn
voor schade ontstaan door
onze apparaten, indien deze
door onvakkundige reparatie
veroorzaakt zijn, of er bij het
uitwisselen van onderdelen
geen gebruik gemaakt werd
van onze originele GARDENA
onderdelen of door ons vrij-
gegeven onderdelen en de re-
paratie niet door de GARDENA
technische dienst of de be-
voegde vakman uitgevoerd
werd. Ditzelfde geldt voor extra-
onderdelen en accessoires.
Besproeiing wordt Geen water in bodemvochtig- Bodemvochtigheidssensor met
ingeschakeld, hoewel er heidssensor. schoon water vullen. Deksel
voldoende vocht is. correct dichtdraaien (zie punt
5.2).
De keramische meetvoeler 7De bodem rond de bodemvoch-
heeft niet voldoende contact tigheidssensor vast aandrukken
met de bodem. (zie punt 5.2).
Besproeiing wordt niet Schakelpunt is niet correct Instelling via draaiknop 3
ingeschakeld hoewel het ingesteld. bijstellen (zie punt 5.3).
droog is. Plaats is ongunstig, uitzakkingen Andere plaats kiezen.
in de grond, ophoping van vocht,
teveel schaduw, etc.
Bodemvochtigheidssensor Behuizing met water vullen
heeft geen water en (Afb. B) en deksel correct dicht
draaiknop 4draaien.
staat op stand 2.
Batterijspanning op het bestu- Batterij van het besturings-
ringsapparaat is niet voldoende. apparaat vervangen.
Bodemvochtigheidssensor O-ring op de deksel 5is vuil. O-ring reinigen.
verliest water.
Bodemvochtigheidssensor Afdichting is beschadigt. Bodemvochtigheidssensor naar
verliest het water ondanks de GARDENA-Service sturen.
een schoongemaakte O-ring.
Bloembakbesproeiingsset Draaiknop 4bodemvochtig- Draaiknop 4op stand 2
loopt voortdurend in prog. 14, heidssensor staat op stand 1. zetten.
hoewel de bodem vochtig is.