13
N
12
N
Lees deze gebruiksaanwijzing
zorgvuldig door en houdt u zich
aan de aanwijzingen. Maakt u
zichzelf aan de hand van deze
gebruiksaanwijzing vertrouwd
met het juiste gebruik van het
apparaat en de veiligheidsvoor-
schriften.
AUit veiligheidsoverwe-
gingen mogen personen
jonger dan 16 jaar evenals
personen die niet bekend zijn
met deze gebruiksaanwijzing
geen gebruik maken van deze
bodemvochtigheidssensor.
De bodemvochtigheidssensor
mag alleen voor de aansturing
van door de fabrikant aanbe-
volen componenten gebruikt
worden.
Bewaar deze gebruiksaanwij-
zing zorgvuldig.
GARDENA bodemvochtigheidssensor
1. Aanwijzingen bij de gebruiksaanwijzing
1Aansluitkabel
2Kabelbus
3Draaiknop met schaalverdeling
4Draaiknop stand 1 en 2
5Deksel met onderdrukregelaar
6Waterreservoir met kijkvenster
7Keramische meetvoeler
8Houder voor GARDENA
Micro-Drip-System
druppelaar
3. Onderdelen (Afb. A)
De GARDENA bodemvochtig-
heidssensor is alleen bestemd
voor buitenshuis gebruik in parti-
culiere huis- en hobbytuinen
en dient voor de aansturing van
sproeiers en besproeiingssyste-
men via een besproeiingscom-
puter1), waarbij rekening ge-
houden wordt met de bodem-
vochtigheid.
ADe bodemvochtigheids-
sensor mag niet gebruikt
worden voor industrieel gebruik
of in combinatie met chemica-
liën, levensmiddelen, licht ont-
vlambare of explosieve stoffen.
De inhoud van de door de fabri-
kant bijgevoegde gebruiksaan-
wijzing is een voorwaarde voor
het juiste gebruik van de bodem-
vochtigheidssensor.
In de gebruiksaanwijzing staan
ook de gegevens over het ge-
bruik, onderhoud en opslag van
het apparaat.
2. Juiste gebruik
1) Besproeiingscomputer 1030 en 1060, elektronische watertimer T14 en T1030, besproeiingscomputer C 1030 Plus en C 1060
Profi, GARDENA magneetventieldoos, GARDENA automatische regelklep, GARDENA Pomprelais en de GARDENA bloembak-
besproeiingsset
De GARDENA bodemvochtig-
heidssensor houdt rekening met
de bodemvochtigheid in de be-
sproeiingsbesturing:
4.1 Draaiknop 4op stand 1
De bodemvochtigheidssensor
registreert de bodemvochtigheid
en sluit bij het bereiken van de
ingestelde, gewenste bodem-
vochtigheid het ventiel van de be-
treffende besproeiingscomputer.
Als de gewenste bodemvochtig-
heid te laag is, wordt de besproei-
ing bij de volgende geprogram-
meerde besproeiingsstarttijd vrij-
gegeven. Als tijdens het verloop
van de geprogrammeerde be-
sproeiingsduur de ingestelde,
gewenste bodemvochtigheid be-
reikt wordt, wordt het besproeien
beëindigd.
Aanwijzing: In verbinding met
de magneetventieldoos van de
besproeiingsbesturing 6030 kan
de bodemvochtigheidssensor
de besproeiing binnen een ge-
programmeerde besproeiingsduur
bij droogte ook weer activeren.
4.2 Draaiknop 4op stand 2
Als de bodemvochtigheidssensor
samen met de GARDENA
bloembakbesproeiing gebruikt
wordt en het automatische pro-
gramma 14 is gekozen, dan wordt
de besproeiing automatisch en
afhankelijk van de bodemvochtig-
heid in- en uitgeschakeld.
Aanwijzing: Deze automatische
in- en uitschakelfunctie is alleen
met de GARDENA bloembak-
besproeiing en keuze van be-
sproeiingsprogramma 14 moge-
lijk.
4.Werking
5.1. Keuze opstelplaats
De vochtigheidsvoeler moet op
een plek in het te besproeien ge-
bied gezet worden, waar hij aan
dezelfde klimatologische voor-
waarden (zon, wind, regen, etc.)
wordt blootgesteld als de planten.
De bodemvochtigheidssensor
mag niet door planten afgedekt
worden. Niet in de schaduw plaat-
sen. Om verkeerde reacties, die
door opstuwing van vocht plaats-
vinden, uit te sluiten, mag de
bodemvochtigheidssensor niet
in holtes in de bodem geplaatst
worden.
Bij gebruik van het GARDENA
Micro-Drip-System moet een ver-
deelbuis 4,6 mm (3/16”)met
druppelaar aan de druppelhouder
8van de bodemvochtigheids-
sensor aangebracht worden.
De door deze druppelaar afge-
geven waterhoeveelheid wordt
door de keramische meetvoeler
7geregistreerd.
5.2. Opstellen en vullen van
het apparaat
Aanwijzing: Om een verkeerde
reactie van de bodemvochtig-
heidssensor na het inbouwen
te voorkomen, mag deze alleen
bij droog weer en opgedroogde
grond ingebouwd worden.
1. Nadat de geschikte plaats is
uitgekozen, moet de grond
voorbereid worden voor het
plaatsen van de bodemvochtig-
heidssensor. De bodem moet
over een oppervlak van ca.
10 cm doorsnede en ca.10 cm
diepte losgemaakt worden.
Eventueel stenen verwijderen,
zodat de slaggevoelige kera-
mische meetvoeler 7niet
kapot gaat of beschadigd
wordt.
2. Voordat de GARDENA bodem-
vochtigheidssensor in de grond
gestoken wordt, moet de water-
containter 6met water gevuld
worden. Schroef daartoe de
deksel met onderdrukregelaar
5er af en vul de watercon-
tainer 6tot aan de schroef-
draad (Afb. B) met schoon
water.
3. De deksel 5wordt dan op de
watercontainer 6geplaatst
en dichtgedraaid tot hij niet
verder kan.
Aanwijzing: Let er bij het
sluiten van de bodemvoch-
tigheidssensor op dat de
schroefdraden en afdicht-
ring vrij van vuil zijn.
4. De met water gevulde bodem-
vochtigheidssensor ca.10 cm
diep in de aarde steken
(Afb. C). De bodem rondom
de bodemvochtigheidssen-
sor aandrukken (er mag
geen lucht bij de keramische
punt komen).
5. De bodemvochtigheidssensor
wordt nu met de GARDENA
bespoeiingsbesturing via de
meegeleverde kabel 1ver-
bonden.
Belangrijk: De kabel moet
zo gelegd worden, dat hij niet
beschadigd kan worden of
dat er over gestruikeld kan
worden. Bij aanleg onder de
grond wordt aanbevolen de
kabel in een zandbed te leg-
gen.
Let op: De bodemvochtig-
heidssensor mag niet los zit-
ten; nadat de kabel is aange-
sloten en de vochtigheidsgraad
is ingesteld (zie punt 5.3.),
voor alle zekerheid de aarde
rondom de bodemvochtigheids-
sensor nog een keer vast aan-
drukken.
5.3. Instellen van de bodem-
vochtigheidssensor
Algemeen
Het waterverbruik van planten
hangt van veel factoren af: water-
behoefte van de planten, bodem-
soort, zonnestraling, wind en
veel meer.
Om het juiste schakelpunt te
vinden (= juiste vochtigheidsgraad
om de planten optimaal te ver-
zorgen), moet de bodemvochtig-
heidssensor gedurende een
bepaalde tijd (1-2 weken) in de
gaten gehouden worden en
eventueel bijgesteld worden.
Instellen van de
bewateringsduur
De besproeiingsduur kan via de
draaiknop 3beïnvloed worden.
De draaiknop 3kan met een
schroevendraaier of een munt
als volgt ingesteld worden:
Door te draaien in de richting (–)
wordt de vochtigheid en daarmee
de besproeiingsduur verlaagd,
door te draaien in de richting (+)
wordt deze verhoogd c.q. langer.
Instellen van de
besturingssoort
Stand 1
Bij gebruik van de bodemvochtig-
heidssensor samen met één
van de genoemde GARDENA
besproeiingscomputers of één
van de programma’s 1-13 van de
GARDENA bloembakbesproei-
ingsset moet de draaiknop 4
aan de bovenkant van het appa-
raat op stand 1gezet worden.
Stand 2
Bij gebruik van de bodemvochtig-
heidssensor met de bloembak-
besproeiingsset en keuze van
het automatische programma 14
wordt de draaiknop 4op stand 2
gezet.
5. Ingebruikname