GEBRUIK MAKEN VAN DE
PARKEERHULP
WAARSCHUWING
Raadpleeg de Handleiding van uw
auto voor alle waarschuwingen en
opmerkingen.
Parkeerhulp in- en uitschakelen
N.B.: De parkeerhulp schakelt automatisch
uit wanneer u de motor start of wanneer de
rijsnelheid hoger is dan 16 km/h (10 mph).
N.B.: De sensoren aan de voor- en
achterzijde worden altijd samen in- of
uitgeschakeld.
De parkeerhulp is standaard uitgeschakeld.
Druk de schakelaar op het
instrumentenpaneel in of schakel de
achteruit in om de parkeerhulp in te
schakelen.
Wanneer de parkeerhulp is ingeschakeld,
brandt het lampje in de schakelaar.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
functie uit te schakelen.
BESTUURDERS-
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGEN
Raadpleeg uw eigen Handleiding voor
alle waarschuwingen en informatie
onder "Let op".
Het systeem is niet bedoeld om de
bestuurder te ontheffen van zijn plicht
om tijdens het rijden voorzichtig en
oplettend te zijn.
Neem regelmatig de vereiste
rustpauzes en wacht niet totdat het
systeem u waarschuwt indien u
vermoeidheid voelt.
LET OP
Onder koude en barre
weersomstandigheden is het mogelijk
dat het systeem niet werkt. Regen,
sneeuw, opspattend water en grote
contrasten in verlichting kunnen de sensor
allemaal beïnvloeden.
Het is mogelijk dat het systeem niet
werkt op wegen met scherpe bochten
of smalle rijstroken.
Het systeem controleert automatisch uw
rijgedrag aan de hand van verschillende
inputs incl. de voorste camerasensor.
Indien het systeem ontdekt dat u slaperig
wordt of dat uw rijstijl verslechtert,
waarschuwt het systeem u.
BESTUURDERS-
WAARSCHUWING GEBRUIKEN
Het systeem in- en uitschakelen
Activeer het systeem m.b.v. het
informatiedisplay.
Systeemdisplay
Wanneer het systeem actief is, loopt het
automatisch op de achtergrond en geeft
het uitsluitend indien nodig
waarschuwingen. U kunt de status te allen
tijde bekijken m.b.v. het informatiedisplay.
Het alertheidsniveau wordt in zes stappen
op een gekleurde balk weergegeven.