ToerentellerA
SnelheidsmeterB
KoelvloeistoftemperatuurmeterC
BrandstofmeterD
Informatiecentrum. Zie Infodisplays (bladzijde 90).
E
Koelvloeistoftempe-
ratuurmeter
N.B.:
Bij type 3 wordt deze meter
weergegeven binnen het
berichtencentrum; echter alleen wanneer
dit nodig is. Zie Infodisplays (bladzijde
90).
Geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan. Bij normale bedrijfstemperatuur blijft
de naald in het centrale gedeelte.
LET OP
Start de motor niet voordat de
oorzaak voor de oververhitting is
verholpen.
Wanneer de naald in de richting van 120°C
beweegt, is de motor oververhit. Schakel
de motor uit, schakel het contact uit en
stel de oorzaak vast zodra de motor is
afgekoeld. Zie Motorkoelvloeistof
controleren (bladzijde 235).
85
Instrumenten