QUICK START
11
BEDIENINGSKNOPPEN
MISTLAMPEN VOOR
MISTACHTERLICHT
(waar voorzien)
Voor het inschakelen van de
mistlampen/het mistachterlicht moet
knop A op de volgende manier worden
gebruikt:
1° Indrukken: mistlampen inschakelen
2° Indrukken: mistachterlicht
inschakelen
3° Indrukken: lichten doven.
Als de mistlampen branden, gaat op het
instrumentenpaneel het lampje
5
branden; als het mistachterlicht is
ingeschakeld, gaat op het
instrumentenpaneel het lampje
4
branden.
De mistlampen werken alleen als het
dimlicht is ingeschakeld.
KA00205m
AUTO-START-STOP
-SYSTEEM
VOORWOORD
Het Auto-Start-Stop-systeem
schakelt automatisch de motor uit
telkens als de auto tot stilstand wordt
gebracht en start de motor weer als
de bestuurder de rit voortzet.
Hierdoor verbetert de efficiëntie van
de auto door verlaging van het
brandstofverbruik, vermindering van
de hoeveelheid schadelijke uitlaatgassen
en beperking van het geluid.
Het systeem wordt ingeschakeld als
de auto wordt gestart.
Nota Als u liever de klimaatregeling
gebruikt, kunt u het Auto-Start-Stop-
systeem uitschakelen, zodat de
klimaatregeling continu kan werken.
WERKING
Stopmodus van de motor
Bij stilstaande auto wordt de motor
uitgeschakeld als de versnelling in de
vrij staat en het koppelingspedaal niet
is ingetrapt.
Opmerking De functie Auto-Start-
Stop schakelt automatisch uit als
gedurende circa 2 seconden niet harder
dan ongeveer 10 km/h wordt gereden,
om herhaaldelijk afslaan van de motor
tijdens de rit te voorkomen
als stapvoets wordt gereden.
Als de motor wordt uitgeschakeld
verschijnt het symbool op het
display.
Herstartmodus van de motor
Trap het koppelingspedaal in om
de motor opnieuw te starten.
HANDMATIG IN-
EN UITSCHAKELEN
Het systeem kan met de knop op het
dashboard afgebeeld in worden in- en
uitgeschakeld (zie paragraaf
“Bedieningsknoppen”).