169
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
GLOEILAMP
VERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
❒
Als een lamp niet brandt, controleer
dan eerst of de zekering niet doorge-
brand is, voordat u de lamp vervangt:
zie voor de plaats van de zekeringen
de paragraaf “Zekeringen vervangen”
in dit hoofdstuk;
❒
controleer voordat u een lamp ver-
vangt of de contacten niet zijn geoxi-
deerd;
❒
vervang een defecte lamp door een
exemplaar van hetzelfde type en ver-
mogen;
❒
als u een gloeilamp in de koplamp hebt
vervangen, controleer dan om veilig-
heidsredenen altijd of de afstelling nog
goed is.
Halogeenlampen mag u uit-
sluitend aanraken op het me-
talen gedeelte. Als u de bol
met uw vingers aanraakt, zal
de lichtopbrengst van de lamp terug-
lopen en kan ook de levensduur be-
perkt worden. Als u de bol per onge-
luk toch hebt aangeraakt, moet u de
bol schoonwrijven met een doekje met
alcohol en daarna laten drogen.
Modificaties of reparaties
aan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd en
waarbij geen rekening wordt gehou-
den met de technische specificaties
van het systeem, kunnen storingen in
de werking en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevatten
gas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE
PROCEDURE VOOR HET
VERVANGEN VAN DE
SPUITBUS
Ga als volgt te werk voor het vervangen
van de spuitbus:
❒
maak de koppeling B-fig. 20 los;
❒
draai de te vervangen spuitbus linksom
en trek de spuitbus omhoog;
❒
plaats de nieuwe spuitbus en draai de
spuitbus rechtsom;
❒
sluit de koppeling B aan op de spuit-
bus en plaats de doorzichtige vulbuis A
in het daarvoor bestemde vak.
fig. 20
F0L0398m