22
NL
8. Vullen
Ȝ Til voor het uitdraaien van de pomp de
overdrukklep (fig. 1, pos. 6) op en laat eventueel
voorhanden zijnde overdruk af.
Ȝ Druk de pomp-/draaggreep helemaal omlaag en
draai er de pomp langzaam uit (linksdraaiing).
Ȝ Giet het volgens de aanwijzingen van de
sproeimiddelfabrikant bereide sproeimiddel het
vat in tot maximaal het 5 l merk.
Ȝ Plaats de pomp in het vat, druk de pomp-
/draaggreep omlaag en draai er de pomp
(rechtsdraaiing) terug goed in. Daarbij klikt de
pomp-/draaggreep in de bajonetvergrendeling
vast.
Aanwijzing: transporteer de druksproeier enkel
met vastgeklikte bajonetvergrendeling.
9. Sproeien
Ȝ Pompgreep door hem iets naar links te draaien
losmaken uit de bajonetkoppeling.
Ȝ Door pompbewegingen (op en neer) van de
pompgreep wordt de druk in het vat opgebouwd.
De maximale vatdruk (bedrijfsoverdruk) mag 2,5
bar niet overschrijden. Het overdrukventiel
reageert bij een overdruk van meer dan 2,7 bar
en laat de overdruk af.
Ȝ Om te sproeien de ontkoppelingshefboom (afb.
1/3) aan de pistoolgreep indrukken.
Ȝ Na loslaten van de ontkoppelingshefboom stopt
de sproeistraal onmiddellijk.
Ȝ Na elk gebruik moet het apparaat gereinigd
worden en drogen in geopende toestand.
Ȝ De levensduur van het apparaat wordt
aanzienlijk verlengd als af en toe de
dichtingsringen en de manchetten gesmeerd
worden met hars- en zuurvrij vet (vaseline).
Ȝ Belangrijke aanwijzing: Sterke belasting door
de bedrijfswijze (incl. het transport naar de plaats
van inzet en het bewaren als het apparaat niet
gebruikt wordt), omgevingsinvloeden (van de
plaats van inzet en de opbergplaats als het
apparaat niet gebruikt wordt) en gebrekkig
onderhoud en verzorging kunnen voortijdige
slijtage van het apparaat tot gevolg hebben. Het
moet daarom vóór elk gebruik op veilige en
gebruiksklare toestand, minstens echter op
uiterlijk herkenbare schade gecontroleerd
worden. Met name bij het optreden van gebreken
die de veiligheid beïnvloeden, minstens echter
om de vijf jaar, moeten deskundigen, het best
een onderhoudsdienst, controleren of een
gebruik zonder gevaar verder mogelijk is.
10. Technische gegevens
max. vulhoeveelheid 5 l
Totaal volume 6,5 l
Volumestroom V
max
= 1,07 l /min
Toelaatbare werkoverdruk 2,5 bar
Toelaatbare werktemperatuur + 40°C
Veiligheidsklep/ontluchtingsklep 1
Sproeikop holle conus 1 mm
Sproeihoek van de sproeikop max. 60°
Reactiekracht aan de sproeikop kleiner dan 5 N
Leeggewicht 1,1 kg
Spuitdruk 1,5 - 2,5 bar
Optimale spuitdruk 2,0 bar
Optimale sproeiafstand 0,6 m
11. Reiniging
Na elk gebruik dient u het gereedschap te reinigen
en het vat in geopende toestand te laten drogen.
Neem daarvoor de schoonmaakaanwijzingen
opgegeven in de gebruiksaanwijzing van het
toegepaste sproeimiddel en ook deze handleiding in
acht.
In het gereedschap overblijvende resthoeveelheden
moeten via de vulopening uit het vat worden
verwijderd en voor later gebruik tijdelijk worden
opgeborgen of conform de van kracht zijnde
voorschriften verwijderd.
Ga bij de reiniging als volgt te werk:
Ȝ Giet in de leeg gespoten of zoals eerder
beschreven leeggemaakte sproeier een
hoeveelheid helder water die overeenkomt met
10 keer de technische resthoeveelheid (zie
technische gegevens).
Ȝ Draai de sproeier goed dicht en schud hem
meermaals flink.
Ȝ Spuit daarna de inhoud van de druksproeier op
het eerder behandelde vlak of uitgespaarde
restvlak.
Ȝ Herhaal deze procedure.
Ȝ U kan dan de sproeier via de vulopening
helemaal leegmaken.